De Indonesische kiezers hebben op 20 september met grote meerderheid gewezen generaal Susilo Bambang Yudhoyono – SBY – verkozen boven uittredend president Megawati Sukarnoputri. Erg veel verschil maakte die keuze niet uit, alleen de stijl verschilde: de afstandelijke houding van Sukarnoputri, bijgenaamd de paleisprinses tegenover de populistische campagne van SBY.
Maar qua beleid maakt het niet zoveel uit. Meer dan zes jaar na de val van dictator Soeharto is er van ‘reformasi’, de hervormingen waar de Indonesiërs in 1998 massaal om schreeuwden, niet zoveel in huis gekomen.
Megawati Sukarnoputri haalde minder dan 40 % van de stemmen, terwijl ze in 1998 veruit de populairste politicus van het land was. Maar die populariteit stoelde vooral op het prestige van haar vader, Soekarno, de stichter van de republiek die in een zeer bloedige coup – rond 800.000 mensen werden afgeslacht omdat ze communist, syndicalist enz. waren – door Soeharto was opzij geschoven.
Er was in 1998 nochtans weinig reden om Megawati te vertrouwen. Onder de dictatuur leidde ze een van de drie toegestane partijen, de PDI (Democratische Partij van Indonesië), die schijnoppositie mocht voeren. Omdat ze hoe dan ook, als dochter van Soekarno, voor een groot deel van de bevolking, symbool van verzet was, pleegden de militairen een coup om haar van de leiding van de PDI te verdringen, waarop ze de PDI-Strijd oprichtte. Het was slechts onder druk van een militante basis dat ze tijdens de massademonstraties van eind 1997 en de lente van 1998 naar voor trad als oppositieleidster. Maar ze droeg er daarbij opvallend zorg voor op goede voet te komen met het militair establishment, de ruggengraat van de dictatuur, terwijl ze zich uitdrukkelijk afkeerde van radicale opposanten. De grote zakelijke belangen van haar echtgenoot werden intussen zoveel mogelijk op de achtergrond gehouden.
Haar partij won de parlementsverkiezingen, maar een coalitie van andere partijen verkoos Abdurrahman Wahid, een moslimleider, tot president. Om de grote aanhang van Megawati tevreden te stellen, kon zij vice-president worden. Ze zocht en vond steeds meer toenadering tot de legerleiding die haar hielp om in 2001 Wahid, beschuldigd van corruptie, aan de kant te schuiven en zelf president te worden.
Bevriende generaals
Onder Megawati konden de militairen hun in het gedrang gekomen positie weer versterken. Dat bleek goed in de aanloop tot de tweede ronde van de presidentsverkiezingen (20 september). In augustus sprak een rechtbank in Jakarta een groep militairen vrij die beschuldigd waren van misdaden tegen de menselijkheid in Oost-Timor – waar in 1999 milities met steun van het Indonesische bezettingsleger rond 2.000 mensen afslachtten en bijna alle woningen afbrandden. Diezelfde week werd een generaal van de beruchte eenheid Kopassus vrijgesproken voor de moord op een honderdtal moslimactivisten in 1984. Meer dan zes jaar na de val van Soeharto was er nog geen enkele hoge militair achter de tralies beland – alleen al die vaststelling spreekt boekdelen.
Wat zei Megawati? "We moeten de rechtsgang respecteren". Maar het was zij die drie jaar eerder een procureur-generaal, Rachman, aanstelde van wie iedereen wist dat hij een stroman van het leger was. Ze steunde ook de militaire repressie in Atjeh (Sumatra) en in het door Indonesië geannexeerde Papoealand.
Ze kreeg haar beloning. De leiding van Golkar, Soeharto’s eigen partij, steunde Megawati voor de tweede ronde, al rees daar binnen Golkar wel veel verzet tegen. Het was hoe dan ook eigenaardig dat zowel Golkar als de PPP, de onder Soeharto toegestane moslimpartij, Megawati steunden. Megawati had Golkar wel acht ministerportefeuilles moeten beloven en had de partij ook 20 miljoen dollar voor die steun betaald.
SBY
De straffeloosheid voor de militairen was slechts één van de redenen voor de enorme ontgoocheling over haar beleid. De verwachtingen van het gros van de bevolking waren in 1998 en zeker in 2001 niet hoog gespannen, maar zelfs die bescheiden verwachtingen werden verre van ingelost. De corruptie is nog altijd even hoog als vóór 1998 en van sociale hervormingen is zeker niets in huis gekomen. De president volgde zoveel mogelijk de voorschriften van het IMF en van de Wereldbank; de stabilisatie van de munt en de besnoeiingen in het budget leverden haar van die kant lof op, maar het armste deel van de bevolking werd er slachtoffer van.
SBY heeft daar het handigst kunnen op inspelen door zich aan te dienen als "een man van het volk". Dat is hij echter allerminst. Als zoon van een legerofficier, maakte hij een grote carrière in het leger van Soeharto. Hij werd twee keer bevelhebber in Oost-Timor (1979-1980 en 1986-1987), in 1993 commandant van een brigade van de Kostrad (ook erg berucht voor repressie) en was legerchef in Jakarta toen het leger in 1996 het hoofdkwartier van Megawati’s partij bestormde en ook nog in 1998 tijdens de bloedige onderdrukking van de demonstraties. In 2000, jaar waarin hij ontslag nam uit het leger, benoemde president Wahid hem tot superminister voor de veiligheid, een post die hij onder Megawati behield tot maart van dit jaar.
SBY rivaliseerde met Megawati voor de steun van de generaals, van de zakenwereld, van de Amerikanen en van de kiezers. Hij had door zijn carrière veel relaties onder hoge officieren. De zakenwereld schaarde zich ook in grote meerderheid achter SBY. Hij had tenslotte onder Soeharto bewezen dat hij bereid is elk volksverzet genadeloos te onderdrukken. Maar een ander pluspunt voor veel zakenlieden is dat SBY duidelijk afstand heeft genomen van de familie Soeharto en de cronies die nog altijd grote stukken van het economisch leven onder elkaar verdelen, ten nadele van concurrerende zakenlui. Zij verwachten van hem dat hij eindelijk enkele monopolies zal afbouwen of afbreken. De Amerikaanse en Australische leidende kringen verwachten dat hij de buitenlandse investeerders (nog) meer ruimte zal geven.
Wat hij echt gaat doen, heeft SBY de ganse campagne in het midden gelaten. Alleen heeft hij begin dit jaar, toen nog als minister van veiligheid, gezegd dat allerlei westerse concepten als democratie, mensenrechten, milieuzorg en dergelijke geen absolute streefdoelen mogen zijn…
(Uitpers, nr. 57, 6de jg., oktober 2004)