De Socialistische Partij van Jan Marijnissen heeft de parlementsverkiezingen van 22 november in Nederland gewonnen. De SP haalde een overweldigende score. Heeft de publieke opinie in Nederland ditmaal een ruk naar links gemaakt?
De uitslag van de Nederlandse parlementsverkiezingen bevatte andermaal talrijke verrassingen. De Socialistische Partij, ooit nog begonnen als een maoïstische radicaal linkse partij, sprong van 9 naar 26 parlementszetels. Daarmee haalde ze bijna de sociaal-democratische PvdA in, die van 42 zetels terugviel op 32. Van de regeringspartijen verloor het christen-democratische CDA drie zetels (van 44 zetels naar 41), terwijl de liberale VVD tweemaal zoveel zetels verloor (van 28 naar 22). De anti-migranten Partij voor de Vrijheid (PVV) van Wilders, uit de VVD gestapt, haalde in één klap 9 zetels.
Terugblik
Het loont de moeite deze uitslag te bekijken tegen de achtergrond van vorige verkiezingen. In 1998 won de uittredende ‘paarse coalitie’ van sociaal-democraten en liberalen: de PvdA haalde 45 zetels en de VVD 38. De derde partner, de ‘links-liberalen’ van D66, haalden nog 14 zetels. Aan de linkerzijde haalden GroenLinks 11 en de SP 5 zetels. Het christen-democratische CDA lag te zieltogen in de oppositie met 29 zetels.
Vier jaar extra sociaal-liberalisme onder Wim Kok was er echter te veel aan, de Paarse regeringspartijen kregen in 2002 enorme klappen: de PVDA viel van 45 naar 23 zetels, de VVD van 38 naar 24. Het CDA klom op naar 43 zetels. Maar de grote winnaar was de Lijst Pim Fortuyn, die uit het niets opklom naar 26 zetels. Zij verzilverde het ongenoegen over Paars, samen met het CDA. Links won ook, maar minder: GroenLinks verloor één zetel (resultaat: 8), de SP won er vier (resultaat: 9). Balkenende kon zijn eerste rechts-liberale regering vormen, samen met de VVD en de Fortuynisten.
Erg stabiel was die regering met de volgelingen van Fortuyn niet en in 2003 moest er opnieuw gekozen worden. De PvdA maakte vanuit de oppositie het verlies van de vorige verkiezingen bijna helemaal goed: 42 zetels. De nieuwe partijleider Wouter Bos triomfeerde. Maar ook het CDA van Balkenende won één zetel (44), en coalitiepartner VVD zelfs vier (28). De derde uittredende regeringspartij, de Lijst Pim Fortuyn, deelde de zetels uit: zij zakte van 26 naar 8. Aan de linkerzijde bleef de SP, nochtans omhoog geschreven in de peilingen, steken op 9 zetels, terwijl GroenLinks opnieuw verloor (resultaat: 6). Uiteindelijk verkoos de linkse kiezer de sterkste partij aan de linkerzijde te steunen, eerder dan de kleinere broertjes SP en GroenLinks.
Wouter Bos dacht dat zijn uur gekomen was, maar werd door Balkenende uit verband gespeeld en moest terug de oppositie in. Het CDA en de VVD maakten zich samen met het wegsmeltende D66 op voor de vorming van de tweede regering Balkenende.
Zou 2006 dan eindelijk het jaar worden van Wouter Bos? Het zag er lang naar uit. Balkenende stond er voor de zomer nog slecht voor in de peilingen. Wouter Bos zou als leider van de grootste linkse oppositiepartij de ‘nuttige stemmen’ binnenrijven, en zag zichzelf reeds als toekomstig premier. Het draaide anders uit.
Liberaal beleid
De opeenvolgende regeringen Balkenende(1) hebben een hard neoliberaal beleid gevoerd. Enkele cijfers kunnen dat illustreren. Het aantal sociale uitkeringen in de werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en bijstand daalde onder Balkenende met 230.000. Dat betekent niet dat die mensen nu aan het werk zijn, want de tewerkstelling steeg onder Balkenende niet. De besparingen sloegen ook toe in het overheidsapparaat: het aantal ambtenaren daalde met 8,5 procent, de ziekteverzekering kreeg een stevige scheut marktwerking en de spectaculaire koopkrachtverbetering in 2001, op het einde van Paars, ging voor tweederde weer teniet door de koopkrachtdalingen onder de kabinetten Balkenende. Dit harde soberheidsbeleid woog op de economische vraag, en werkte de economische laagconjunctuur die het land in zijn greep hield sinds 2002 in de hand.
De inleveringen gingen gepaard met een hard veiligheidsdiscours, en een groeiende polarisatie met migranten.
Het beleid van Balkenende stuitte op breed verzet, met als hoogtepunt de massale syndicale betoging op het Museumplein in Amsterdam in 2004.
Als bij wonder begon het tij echter te keren in de aanloop naar de verkiezingen. De economische motor kwam weer op gang. Voor 2007 jaar wordt een economische groei van 3 procent voorspeld. Dat geeft ruimte aan de begroting. In de ‘miljoenennota’, de laatste begroting die Balkenende in september presenteerde, in de laatste rechte lijn naar de verkiezingen, kon hij een overschot boeken van 0,2 procent en toch nog ‘zoet’ uitdelen aan allerlei bevolkingsgroepen. De koopkracht zou gemiddeld met 1 procent stijgen, de kinderbijslag werd met 35 euro per kind verhoogd, de uitkeringen werden opgetrokken… Het waren beperkte snoepjes vergeleken met wat eerder was afgepakt, maar zij ondersteunden de boodschap dat al het inleveren niet vergeefs was geweest, dat Nederland er goed voor stond en er nu betere tijden aanbraken.
Premierbonus
Vooral het CDA met de ‘premierbonus’ profiteerde hiervan. Het verloor wel 3 zetels, maar bleef met 41 zetels de grootste partij. Dat wordt als een echte overwinning ervaren: voor de zomer leek het CDA op basis van de peilingen nog een vogel voor de kat. Nu mag het allicht opnieuw de prenier leveren. Het grote verlies was voor de liberale coalitiepartner: de VVD ging verdeeld de verkiezingen in, met de nieuwbakken lijsttrekker Marc Rutte die de strijd om het partijleiderschap kort tevoren maar nipt gewonnen had van Rita Verdonck, de minister van het harde antivluchtelingenbeleid. Wie voor de continuïteit van het regeringsbeleid wilde stemmen, koos daarom voor het solide CDA van de premier.
De VVD ging ook gebukt onder de afsplitsing van het kamerlid Wilders, die met een eigen partij de verkiezingen inging, de Partij voor de Vrijheid. Deze partij profileerde zich met een hard anti-migranten en anti-islamcampagne, en haalde in één klap 9 zetels. Het is echter alles behalve zeker dat anders deze zetels bij de VVD waren gebleven. Misschien kwamen veel stemmen voor Wilders van voormalige kiezers van Pim Fortuyn? Zij zijn moeilijk in de traditionele links-rechtsverdeling te klasseren en wat er met hen gaat gebeuren hangt deels af van de vraag of links dan wel rechts hen perspectieven kan bieden. De partijen die zich beroepen op de erfenis van Pim Fortuyn halen dit keer geen enkele zetel meer: de LPF verdwijnt uit het parlement, terwijl Eén Nederland van de Rotterdamse ‘leefbare’ Marco Pastors evenmin een zetel haalt.
Wouter Bos
Waar Balkenende profiteerde van de ‘premierbonus’ kon Bos niet profiteren van de bonus van de leider van de belangrijkste oppositiepartij. De verkiezingen zijn niet de ‘titanenstrijd’ geworden tussen Balkenende en Bos die velen hadden voorspeld.
Voor een stuk dient de verklaring gezocht te worden bij de PvdA zelf. Zij heeft al die jaren een zwakke oppositie gevoerd, waarbij ze op sleutelkwesties de regering steunde (de Europese grondwet, Irak, troepen naar Afghanistan). Ook gaf ze van meet af aan te kennen dat ze wel wilde regeren met het CDA. Een kabinet Bos zou de spectaculaire hervormingen in het zorgstelsel en de sociale zekerheid dus niet terugdraaien.
Erger nog: om zijn geloofwaardigheid naar de rechterzijde te versterken, kondigde Wouter Bos meteen een paar maatregelen aan die moesten bewijzen dat ook hij een strikt soberheidsbeleid kon voeren. Zo zouden bejaarden met een behoorlijk pensioen mee moeten gaan betalen om de kosten van de vergrijzing te betalen. Terwijl Bos met dergelijke voorstellen in het nieuws kwam, begon Balkenende zoet uit te delen en kon Bos aan het kruis nagelen wegens diens ‘a-sociale’ voorstellen (“de bejaardentaks”!). Onder druk van de kritiek krabbelde Bos terug, maar dat hielp niet. Integendeel, naast niet erg sociaal bleek hij nu ook niet erg solide!
Daarmee was een brede baan geopend voor de Socialistische Partij, die een stevige oppositie voerde, tegelijk concreet, realistisch en creatief, op een manier die veel mensen aansprak. Jan Marijnissen, de leider en het gezicht van de SP, leek betrouwbaarder (en sympathieker) dan Bos. Al meer dan tien jaar werkt de SP in het parlement op een ‘gematigde’ maar stevige sociale lijn, zonder gratuit opbod, maar met karakter. Dat heeft de kiezer op den duur beloond. “Wie van het kabinet afwil, stem SP”, zei de SP, en de mensen wisten dat het waar was. Een kwart van de PvdA-kiezers stapte over naar de SP.
Stem tegen neoliberalisme
Het is steeds moeilijk eenduidige lessen te trekken uit verkiezingen, die maar een van de invalshoeken zijn om naar de samenleving te kijken: hoe kiezen de mensen? Een andere vraag is: wat doen de mensen? Verkiezingen zijn maar een momentopname. Een dag voor de verkiezingen wist veertig procent van de kiezers nog niet zeker hoe ze gingen stemmen.
Toch ziet het er naar uit dat in deze verkiezingen het neoliberale regeringsbeleid werd afgewezen. De regeringspartijen verloren: CDA, VVD en D66 verloren per saldo 12 zetels. PvdA, SP en GroenLinks wonnen er per saldo 6. In het regeringskamp verloor de partij die het meest de nadruk legde op een verder zetting van het beleid het meest. In de linkse oppositie won de partij het meest die de meeste waarborgen gaf tegen de verder zetting van dit beleid.
(Uitpers, nr. 81, 8ste jg., december 2006)
(1) De christen-democraat Jan Peter Balkenende leidde drie regeringen: na de verkiezingen van 2002 en 2003 telkens een regering van CDA, VVD en D66, en na een mini-crisis voor de zomer en zonder tussentijdse verkiezingen een derde kabinet van enkel CDA en VVD.