De sociaal-democratische partijen van de Europese Unie hebben zich zonder uitzondering achter de ontwerptekst voor een verdrag over Europese grondwet geschaard. In Frankrijk en Nederland heeft een meerderheid van hun kiezers zich echter duidelijk tegen die tekst uitgesproken. Bovendien zijn die sociaal-democraten uitermate verdeeld over de Europese eenmaking.
Enerzijds is er het kamp van de uitgesproken Atlantisten, met de Britse Labour en de tot sociaal-democratische partijen herdoopte communisten, aan de andere kant de sociaal-democraten die op grotere Europese autonomie aansturen – zonder evenwel het fundamenteel liberaal-kapitalistisch karakter van die EU in vraag te stellen.
De nederlaag van de sociaal-democratische leiders in Nederland en Frankrijk viel samen met die van de Duitse sociaal-democraten bij de verkiezingen in Noord-Rijnland-Westfalen. De Portugese PS had de verkiezingen dit voorjaar wél gewonnen, maar vaardigde in juni allerlei antisociale maatregelen uit, die een aanfluiting waren van de kiesbeloften.
De enorme verwarring in de rangen van de Europese sociaal-democratie was zeer goed merkbaar tijdens de bijeenkomst van de «Europese Socialistische Partij » die op 24-25 juni in Wenen plaats had. Voor de voorzitter, de Deen Poul Nyrup Rasmussen, hadden Europa en zijn ESP, die partijen uit 33 landen groepeert, een «Waterloo-nederlaag» geleden. Het viel tijdens die bijeenkomst vooral op dat de grote verliezers, de Franse PS en de Duitse SPD, binnen de Europese sociaal-democratie aan invloed hebben ingeboet ten voordele van de ‘New’ Labour van de Britse premier Tony Blair.
Die had het nochtans in de recente verkiezingen, met 36% van de stemmen, ook niet goed gedaan, alleen de grillen van een onrechtvaardig kiesstelsel bezorgden Labour een nieuwe meerderheid. Bovendien twijfelt niemand eraan dat Blair een referendum over de Europese “grondwet” met glans zou hebben verloren. Maar in de grote verwarring kijken diverse partijen op naar Blairs “model”. Blair vindt vooral aanhangers bij vroegere communisten uit Centraal- en Oost-Europa die zich in de Iraakse kwestie al erg pro-Amerikaans opstelden (tegen hun eigen achterban in) en die niets zien in een EU met sociale regularisatie.
Blair sociaal?
Vooral met het oog op het Britse voorzitterschap van de EU, ging Blair de sociale toer op, althans in de media. In een gesprek met de zakenkrant Financial Times verdedigde Blair het Europese “sociaal model”. Maar wat hij daarmee bedoelde bleef uiterst vaag. Daarover ondervraagd, zei John Monks, de (Britse) voorzitter van het Europees Vakverbond (EVV), dat hij verheugd was over die uitspraak, maar dat Blair vermoedelijk zelf niet weet wat hij daarmee bedoelt.
Het enige waarnaar Monks kon verwijzen, wat het “Britse model”, met lage werkloosheid maar ook zeer lage lonen voor heel veel werknemers. Monks gaf toe dat die mensen daardoor “zeer kwetsbaar zijn voor uitbuiting”. Op Europees vlak kan men er niet naast kijken dat de Britse regering zich met hand en tand verzet tegen een voorstel om op Europees vlak een maximum van 48 uur werken per week in te voeren – een voorstel dat van het Europees Parlement komt. De Britse regering wordt daarin volop gesteund door de meeste nieuwe lidstaten uit Centraal- en Oost-Europa. Het zegt meteen ook iets over het gewicht van het Europees Parlement.
De mogelijkheid dat Blair volgend jaar zou worden opgevolgd door zijn partijgenoot Gordon Brown is niet meteen heuglijk nieuws voor een “sociaal Europa”. Want Brown wil niet alleen geen sociale regels op Europees vlak, hij wil bovendien af van een pak milieuregels. Op de vraag van De Morgen of Blair niet het paard van Troje in de Europese socialistische fractie is, antwoordt Anne Van Lancker (sp.a, Europees parlementslid) gewoon “Uiteraard”.
EVV
De leiding van het EVV – 77 vakbondsorganisaties uit 35 landen met samen 60 miljoen aangesloten leden – kan er intussen niet bij dat een grote meerderheid van werknemers zowel in Frankrijk als Nederland tegen de verdragtekst voor grondwet stemden. “De werknemers en de jongeren stemden massaal tegen”, stelde Monks zeer ontgoocheld vast. Het EVV had opgeroepen voor die tekst te stemmen, alleen de Franse vakbonden FO (Force Ouvrière) en de CGT waren dissidente stemmen. Bij de CGT had de leider, Bernard Thibault, liever gehad dat zijn vakbond zich neutraal opstelde, Thibault wil de CGT “moderniseren”. Maar het “vakbondsparlement” was hem niet gevolgd, volgens Thibault tegen de wil van de basis in. Die basis heeft zich intussen ondubbelzinnig uitgesproken.
De leiding van het EVV kon intussen allen maar vaststellen dat haar vroegere vaandeldrager, Georges Debunne, veel dichter bij de werkende bevolking staat dan de EVV-top. Die top kan er moeilijk naast kijken dat veel vakbondsleidingen, ook het Nederlandse FNV, vervreemd zijn van hun eigen achterban. Maar het enige waar die top van de EVV als remedie voorlopig kon aan denken, was het voorstel voor “een grote conversatie met de bevolkingen”. Zowel in Frankrijk als Nederland is die conversatie er geweest. In de optiek van de EVV-top betekent die “conversatie” dat zij de basis van haar gelijk wil overtuigen, ze trekt niet de conclusie dat zij naar die basis zou moeten luisteren.
Slaapziekte
Het meest verbazende is de verbazing bij syndicale en sociaal-democratische leiders over wat er gebeurt. Zij hebben jarenlang de oren en ogen gesloten voor de talrijke signalen van verzet tegen een liberaal beleid van deregularisatie en privatiseringen. Een beleid waaraan sommige van hen ook actief meewerkten tijdens de periode dat de sociaal-democraten in 12 van de 15 lidstaten van de EU meeregeerden (in de meeste de regering leidden) en een overwicht hadden in de EU-Commissie. Achteraf betreurt Karel Van Miert dat men die kansen niet heeft benut.
Hun positie is verzwakt, maar ze hebben toch nog wel een pak hefbomen van de politieke macht in handen. Ze regeren mee in talrijke lidstaten (Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Portugal, België, Tsjechië, Hongarije, Polen, Zweden, Finland…) en hebben ze een sterke vertegenwoordiging in de Commissie. Maar in die Commissie stelt men soms vast dat de rechtse commissaris uit Frankrijk linkser staat dan veel sociaal-democratische leden, zoals de Brit Mandelson.
Binnen de afzonderlijke partijen ziet men trouwens weinig tekenen dat de leiders ook maar het verzet tegen de liberaliseringpolitiek ernstig willen nemen. Zij rekenen erop dat ze door het ongenoegen over het rechtse beleid van rechtse regeringen, vanzelf toch weer aan de macht komen, zoals in Portugal is gebeurd. Regionale verkiezingen in Frankrijk en Italië hebben dat gevoel versterkt.
Maar intussen slepen die partijen zich zonder enige visie voort. Dat leidt tot pijnlijke situaties, zoals in Frankrijk waar voorstanders van ‘nee’ aan de grondwet door partijleider François Hollande opzij zijn geschoven. De interne oppositie had gedacht dat de uitslag van het referendum, waarin bijna 60% van de socialistische kiezers tegen de partijleiding in ‘nee’ stemde, die leiding zou wakker schudden. Maar die leiding lijkt aan slaapziekte te lijden, het enige dat Hollande, Strauss-Kahn, Lang, Jospin en compagnie wakker houdt, zijn de presidentsverkiezingen van 2007. Ieder van hen wil zijn pionnen plaatsen om zijn kansen te vergroten kandidaat-president van de PS te zijn.
Ni Ni
Met welk programma? Het lijkt wel Monty Python met het nieuwe ‘ni ni’ van de PS-leiding: « ni accompagnement social du libéralisme, ni conservatisme de gauche. Ni archaïques, ni sociaux-libéraux”. (Noch sociale begeleiding van het liberalisme, noch links conservatisme. Noch archaïsch, noch sociaal-liberaal”). Het is al even duidelijk als het “réformisme de gauche” waarmee Hollande vorig jaar uitpakte, zonder te kunnen uitleggen wat er in die verpakking zat.
De Duitse SPD is in hetzelfde bedje ziek. Omdat ze bij de komende vervroegde verkiezingen met ernstige concurrentie ter linkerzijde – de alliantie van de PDS en de groep rond Oskar Lafontaine – te maken krijgt, heeft de partijleiding het discours linkse tonen gegeven. Het programma staat bol van de gemeenplaatsen over een sociale orde gebaseerd om vrijheid en rechtvaardigheid en dies meer. De SPD pleit zelfs voor loonsverhogingen, wat ook al een ommekeer is. Maar de SPD kan moeilijk doen vergeten dat ze de voorbije jaren regeerde en dat die regering een allesbehalve sociaal beleid voerde. Indien men niet beter zou weten, zou men denken dat het hier om een oppositiepartij gaat.
Impasse
De vertwijfeling bij de sociaal-democratische partijen is niet van voorbijgaande aard. Het gaat hier om fundamentele twijfels bij het vaststellen van de impasse waarin die stroming verkeert nu er binnen het Europees kapitalisme in tijden van mondialisering zo weinig ruimte is om een reformistisch beleid te voeren. In het beste geval is de houding van die partijen vooral defensief, trachten ze zoveel mogelijk verworvenheden te behouden tegenover een ‘markt’ die wordt voorgesteld als een natuurfenomeen, iets waar de georganiseerde krachten van de menselijke samenleving weinig tegen vermogen.
Achter de ‘ni ni’ van de Franse PS schuilt de onmogelijkheid om een keuze te maken, om als machtspartij een ander beleid te willen voeren dan “un accompagnement du libéralisme”. Het is een situatie die men ook bij de andere sociaal-democratische partijen terugvindt, ook (en zelfs in zeer grote mate) bij partijen met communistische wortels zoals de socialisten van Polen, Hongarije enz. en de DS in Italië.
(Uitpers, nr. 66, 6de jg., juli-augustus 2005)