Het krachtbeeld Makoïe, in 1878 buitgemaakt bij een overval. (Foto MAS)
Je moet de muur doen in Antwerpen, op de tentoonstelling “100 x Congo”. Op die muur die honderd rituele e.a. objecten omzoomt, vind je context en historische uitleg, die je inzicht geven in de betekenis van de getoonde maskers, beelden en voorwerpen, en de totstandkoming van de verzameling. Daarin zitten er verrassende zaken en wie er de moeite neemt om de wetenschappelijke publicatie erop na te slaan, die naar aanleiding van de tentoonstelling verschenen is, kan zich verdiepen in bijzondere aspecten van de geschiedenis.
Slavenhandel
Al in de eerste etalage is het prijs. De boekhouding van de familie Ximenes ligt er open op een interessante pagina, een die uit 1615 dateert. Ze vermeldt de kosten die er gemaakt zijn om slaven vanuit Afrika naar Zuid-Amerika te vervoeren. Toegegeven, wie er niet vertrouwd is met de manier waarop onze voorouders hun letters op papier zetten, moet hulp zoeken in de cataloog. Maar die bedient je dan ook ruimschoots. Dit staat er: “Voor tgene gecost heeft 40 slaven die hij gesonden heeft op Cartagena… So veel gecost hebben 20 slaven die hij gevonden heeft op Bahia de todos Santos… So veel gecost hebben 20 slaven aan Es. Simon de Nunez de Matos… Voor het gene gecost hebben met oncosten 28 slaven die hij nocht gesonden heeft op Pernambuco.”
De Portugees Ximenes organiseert in het begin van de 17e eeuw vanuit Antwerpen het transport van slaven vanuit Angola naar Brazilië en Colombia. Cartagena ligt in Colombia, Bahia en Pernambuco in Brazilië. De schepen vertrekken uit Lissabon met b.v. textiel en glaswerk aan boord, dat ze inruilen voor slaven. Vanuit de Nieuwe Wereld brengen ze rietsuiker, tabak en hout mee voor de verkoop in Europa. Er is m.a.w. altijd een lucratieve lading aan boord in die driehoekshandel.
Er zijn vanaf de 16e eeuw zo’n tachtig Portugese firma’s zich in Antwerpen komen vestigen. Antwerpen is uitgegroeid tot een wereldhaven en mag zich als de navel van de wereld beschouwen. Alvast tot 1585, dan komt de klad erin. De stad komt weer in handen van de katholieke Spaanse koningen en de grotendeels uit protestanten bestaande burgerij zoekt haar toevlucht in Nederland, voornamelijk in Amsterdam. Als Pieter van den Broecke in 1608, 1610 en 1612 drie keer naar de monding van de Congo trekt om er voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie ivoor en koper te kopen en er uit te zoeken – overigens tevergeefs – of ze er een handelspost op kan richten, dan is hij de eerste Antwerpenaar die het Bakongorijk aandoet. Hij is immers de zoon van een calvinistisch pasteibakker uit Hoboken, er geboren in 1585 en als baby samen met zijn ouders naar Amsterdam verkast. Die stad groeit uit tot het centrum van de slavenhandel.
Recent onderzoek wijst uit dat o.m. de VOC, waarin stadsbestuurders een zitje in het bestuur hadden, niet vies was van slavenhandel. De Sociëteit van Suriname, waarvan de stad Amsterdam mede-eigenaar was, transporteerde tussen 1683 en 1795 duizenden slaven vanuit Afrika naar Suriname. De gemeenteraad dringt erop aan dat de stad volgend jaar, bij de herdenking van de afschaffing van de slavernij, haar excuses aanbiedt.
We zetten onze tocht langs de muur van de tentoonstellingszaal voort. De volgende etalage biedt een nieuwe verrassing. Daar ligt de boekhouding open van de Griffoen, een schip van de Antwerpse reder Maximiliaan van den Bogaerde. We lezen de tekst na in de publicatie: “Voor montcosten van 6 mannen voor Schoonhoven uyt g.a gebracht voor 130 dagen à 5 s. daeghs ider man… Voor montcosten van 3 man voor Papenbroeck mede gebracht voor 129 daeghen à 5 s…”
De uitgaven voor proviand voor negen mensen staan vermeld bij de lading. Dat leidt tot het sterke vermoeden dat het om Afrikaanse slaven gaat, die de Griffoen tijdens zijn reis in 1617 van Guinea (g.a), aan de westkust van Afrika, tot in Vlissingen gevoerd heeft. Geraert van Schoonhoven uit Middelburg, een van de afnemers, is uit Antwerpen afkomstig, de broers Papenbroeck zijn Antwerpenaren, die na hun vlucht naar Amsterdam daar aan het hoofd van een rederij staan.
Roofkunst
Het trekt je aandacht op de tentoonstelling: een monumentaal houten beeld, dat als Makoïe de geschiedenis ingegaan is. Het stelt een kale, ernstig kijkende man voor, met grote voeten. Zijn lichaam is overdekt met stukjes metaal, op het eerste gezicht lijken het spijkers maar dat is niet zo. We lezen dat het een krachtbeeld is, waaraan de plaatselijke bevolking bovennatuurlijke krachten toedicht. Het kan zowel onheil brengen als beschermen, helen of zegenen.
Makoïe is zo imponerend dat je je voor kunt stellen dat een Europeaan in de koloniale periode het beeld tot het zijne wil maken. Dat is ook gebeurd. Alexandere Delcommune, handelaar in ivoor en rubber, maakt het in 1878 buit bij de overval op het dorp Kikuku. Het was er eigendom van chef Ne Kuko. Kikuku ligt in de buurt van Boma, in Beneden-Congo. Boma was de hoofdstad van de onafhankelijke Kongo-Vrijstaat, die koning Leopold II in Centraal-Afrika in 1885 gesticht heeft.
In 1885 staat Makoïe te pronk op de wereldtentoonstelling op het Antwerpse Zuid. Het Belgische paviljoen zoomt er in op producten uit Kongo, ivoor, krokodillenhuiden, palmolie en rubber. De Vrijstaat is net opgericht, het publiek moet warm gemaakt worden voor de handelsmogelijkheden die dat biedt. Er staat, naast een Kongolees dorp met twaalf voor de gelegenheid overgekomen Kongolezen – naast tropische waren en etnografische voorwerpen ook mensen te kijk zetten is tot op Expo58 in Brussel gebruikelijk -, ook een Kongolees paviljoen. Daar zijn wapens, aardewerk, weefsels, manden, muziekinstrumenten en sieraden te bekijken én dus ook Makoïe. Na afloop verdwijnt het beeld uiteindelijk in de magazijnen van het Africa Museum in Tervuren. Dezer dagen is het op het MAS te bekijken, met de nodige uitleg over hoe het in België terechtgekomen is.
Makoïe is een schoolvoorbeeld van roofkunst, dat de problematiek van restitutie oproept. In 1973 wil toenmalig president Mobutu het terug maar op dat verzoek wordt er niet ingegaan. In 2016 komt er een nieuwe vraag, die deze keer uitgaat van de huidige chef van Kikuku. Baku Kapita Alphonse betoogt dat hij het beeld kan laten herleven, het kolanoten te eten zal geven, ermee kan spreken. Makoïe biedt volgens hem bescherming tegen kogels en maakt moordenaars doof.
Van chef Nkolomonyi in Centraal-Congo geroofd krachtbeeld. (Foto MAS)
Ook van een tweede beeld maakt “100 x Congo” duidelijk dat het om roofkunst gaat. Het onderzoek op het terrein is van Donatien Dibwe dia Mwembu, historicus en docent aan de universiteit van Lubumbashi. Opnieuw gaat het om een houten krachtbeeld, met liefst dertien kralen rond de slanke nek en bekleed met dierenhuiden. Het behoorde Nkolomonyi toe, chef van Eyimeno, een dorp aan de rivier Sankuru, in de provincie Lomami, in het centrum van Congo. In 1923 komt het beeld in het bezit van de Antwerpse zakenman Paul Louis (Ludwig) Osterrieth. De aanschaf gebeurt in Lusambo, dat ook aan de oevers van de Sankuru ligt. Nkolomonyi had de reputatie een krijgsheer te zijn, die zich niet willig plooide naar de wensen van de koloniale overheid. Orale overleving leert dat hij terechtgesteld is maar precieze gegevens over het vonnis en de executiedatum zijn er niet gevonden. Wanneer Osterrieth in 1939 sterft, erft de stad het beeld.
Paul Osterrieth is de jongste telg van Jacques Ernest Osterrieth en Leonie Mols. Alexis Mols, de broer van zijn moeder, is de spin in het netwerk van Antwerpse zakenlui uit de burgerij, soms van adel en vaak met een politiek mandaat, dat Leopold vanaf de jaren negentig van de 19e eeuw aanspoort om te investeren in de Vrijstaat, er bedrijven op te zetten en handel te drijven. Om dat gerealiseerd te krijgen zoekt Mols contact met verscheidene Antwerpse families. De Osterrieths zijn één ervan. Ze zijn in Kongo actief in de handel van tropische waren en op hun rubber- en koffieplantages in Lomami. Naast zakelijke en politieke banden maakten onderlinge huwelijken de relatie tussen families uit de Antwerpse elite sterker.
Besluit
“100 x Congo” op het MAS in Antwerpen belicht onbekende aspecten van de band van de havenstad met Afrika, met name in de slavenhandel, en brengt nieuwe wetenschappelijke kennis over de getoonde beelden en voorwerpen bij het grote publiek, inbegrepen gedegen uitleg over geroofde kunst. Dat is een wezenlijke bijdrage aan de discussie over hoe de beelden en voorwerpen te restitueren, die in de collectie van het MAS én van andere musea in België ondergebracht zijn. Er zitten immers flink wat leemtes in de kennis over de objecten, die ze in de loop van de jaren verzameld hebben. Zelden is de naam van de kunstenaar bekend, onzeker is wie de oorspronkelijke eigenaar is en hoe de nieuwe eigenaar ze in zijn bezit gekregen heeft. Hoe meer er wetenschappelijk uitgevlooid is, des te degelijker je van teruggave werk kunt maken.”
Het MAS raakt de problematiek expliciet aan. “De tentoonstelling is een gelegenheid om een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke debat over het koloniale verleden”, schrijft directeur Marieke van Bommel. Dat doet het museum door te reflecteren over wat er met de verzameling moet gebeuren. Met een documentaire, waarin Antwerpenaren afkomstig van overal ter wereld en van alle gezindten stilstaan bij wat een door hen gekozen beeld voor hen doet, met lezingen over dekolonisatie en rondleidingen voor scholieren.
Voor sommige bezoekers is het eenvoudig. Schrijft Mohammed Ouaamari in een opiniestuk in De Morgen, nadat hij Makoïe op de tentoonstelling bekeken heeft: “Stop dat beeld in een kist, prop deze vol met krantenpapier om het te beschermen, timmer de kist dicht en stap naar het dichtstbijzijnde postkantoor om het beeld sito presto terug te sturen naar waar het vandaan komt. Maak eindelijk eens werk van een efficiënt terugkeerbeleid voor Afrikaanse roofkunst.”
’s Anderendaags reageert Nadia Nsayi, curator beeldvorming, in een lezersbrief : “Waar horen de objecten thuis? In hun oorspronkelijke omgeving of in een museum? Moet België ze spontaan teruggeven of moeten Congolezen zelf bepalen wat ze terug willen? En welke Congolezen mogen beslissen? 100 x Congo is slechts een voorzet”. Het debat kan een aanvang nemen.