Naar aanleiding van de Olympische Spelen van 2008 in Beijing, laait de Tibetaanse kwestie terug op. Niet zelden wordt in de Westerse/Europese media suggestief taalgebruik aangewend om de Tibetaans-Chinese problematiek te beschrijven. Verdachtmakingen, anti-Chinese standpunten(1), het zijn geen nieuwigheden. Is er sprake van een revival van sinofobie?
Koestert de wereldbevolking vandaag de dag meer angst van de ‘Yellow Peril’ dan enkele jaren terug? Zijn er regionale verschillen, en zo ja, wat kunnen hiervan de oorzaken zijn?
Concreet kan ‘China-vrees’ verschillende vormen aannemen. Voor deze paper hebben wij ervoor gekozen om drie compleet verschillende vormen van sinofobie uiteen te zetten en te duiden.
In de eerste plaats wordt naar de Verenigde Staten gekeken. Al sinds de 19de eeuw zijn er grote groepen Chinese migranten in de VS aanwezig; hoe werd ‘Chinatown’ toen gepercipieerd? Daarnaast verschenen de laatste decennia tal van Amerikaanse werken met titels als ‘The Chinese threat’(2), doet men in het Congres aan China-bashing en in 2006 duidde het Pentagon China aan als het land dat meest waarschijnlijk de VS in zijn positie van enige supermacht zou uitdagen.(3) Zullen de Verenigde Staten de nieuwe ster aan het firmament tolereren?
In deel twee bespreken we de relatie met grote broer Rusland. De Russische Federatie is al sinds eeuwen een buur van China, het spreekwoord gaat: beter een goede buur dan een verre vriend. Worden de Chinezen in het Russische Verre Oosten wel gezien als ‘goede buren’? Of houden ze deze ‘vrienden’ liever ver weg van hun dun bevolkte maar olierijke Siberië en Oostelijke gebieden? Vrezen ze een Chinese ‘take-over’ en hoe reëel is die angst?
Tenslotte werpen we een blik op Afrika. De Chinese interactie met het Afrikaanse continent is relatief recent. De enorme investeringen die China in het continent doet maakt de elite daar goedgezind, maar wat is de meerwaarde voor de bevolking? Profiteren zij ook hiervan of dient China’s (roof)(zoek)tocht naar grondstoffen enkel haar eigen belang en dat van ’s lands rijksten?
De Amerikaanse perceptie van de ‘Chinese Threat’
De VS herbergt sinds de 19de eeuw een omvangrijke Chinese migrantengemeenschap. Sinds de eerste immigratiegolven vanuit China naar Californië in het midden van de 19de eeuw, stonden de Chinese Amerikanen helemaal onderaan de sociale ladder. Chinezen werden door de Amerikanen van Europese afkomst beschreven als “ridiculous clad, supersitious ridden, dishonest, crafty cruel and marginal men“.(4) De immigrantengemeenschappen waren onderhevig aan institutioneel racisme, discriminerende wetten die slechts werden opgeheven tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. In Californië bijvoorbeeld, waar het merendeel van de Chinese immigranten werkten in de mijnbouw of als spoorwegenwerker, werd in 1877 de invloedrijke Workingmen Party opgericht, met als slogan ‘The Chinese Must Go!’(5). Tijdens de economische depressie in de jaren 1870 werden de Chinese werkkrachten, die 25% van de Californische arbeidsmarkt in beslag namen, de grote zondebok. Dit resulteerde in de ‘Chinese Exclusion Act’ (1882) die de Chinese immigratie stopzette voor tien jaar.(6)
Vandaag wordt de Chinese gemeenschap in de Verenigde Staten volledig aanvaard door de bevolking. De Amerikaanse weerzin tegenover Chinezen richt zich sinds enkele decennia op het militaire en economische expansionisme van China. De stichting van de Communistische Volksrepubliek in 1949 was voor de Verenigde Staten, die naar Taiwan uitgeweken Kwomintang-regering steunde, een doorn in het oog. In de eerste twintig jaar van haar bestaan weigerde de VS om de Chinese regering te erkennen, waren er slechts sporadische contacten en stelde de Amerikaanse regering een handelsembargo in.(7) In 1972 bracht de Republikeinse president Nixon, na lange voorbereidende gesprekken op het hoogste diplomatieke niveau, een staatsbezoek aan China. Slechts enkele jaren hiervoor bleek volgens peilingen dat negentig procent van de Amerikaanse bevolking een negatief beeld had van China, en dat zeventig procent van het publiek China beschouwde als dé grootste bedreiging voor de nationale veiligheid van de Verenigde Staten.(8)
In de eerste helft van de jaren tachtig werd door de Reagan-administratie afstand gedaan van de approchement-politiek met China. Ook vanuit de volksrepubliek koos men voor een meer onafhankelijke koers in de buitenlandse politiek, en werd geen blok meer gevormd met de VS tegen Rusland. De redenen voor de verwijdering waren talrijk, gaande van toevallige incidenten met grote symbolische betekenis tot structurele problemen, zoals de kwestie Taiwan. Amerikaanse observatoren spraken van de ‘3 T’s’, textiel, technologie en Taiwan als de hoofdoorzaken van de diplomatieke crisis.(9)
De doelstellingen van de China-politiek van de Clinton administratie (1992-2000) was een verdere Chinese integratie in de internationale gemeenschap en economische samenwerking, die op lange termijn een vermindering van de mensenrechtenschendingen en een meer democratisch gestel binnen China zou moeten gestimuleerd hebben. Dit probeerde hij te bereiken met begrippen als ‘Strategic Partnership’ en ‘Comprehensive Engagement’.(10) In de Verenigde Staten groeiden tijdens de jaren negentig echter anti-Chinese elementen als reactie op de toenemende economische macht van China, de regionale politieke en militaire spanningen in Zuidoost-Azië en Taiwan en een versterkte nationalistische tendens binnen de Chinese elite.
De hardere aanpak van China op het internationaal toneel had natuurlijk een invloed op de Chinese buitenlandse betrekkingen en doelstellingen. Door de sterke economische groei en de eigen perceptie op de ‘agressieve’ Amerikaanse koers veranderde het Chinese zelfbeeld op internationaal vlak. China beschouwde zichzelf niet langer als een ‘economische volgeling’ maar als een ‘belangrijke medespeler’.(11) Tijdens de tweede ambtstermijn van Clinton slaagde het zogenaamde Blue Team erin zijn stempel te drukken op de Amerikaanse buitenlandse politiek ten opzichte van China. Het Blue Team was een verzameling van commentatoren, academici, Taiwanese lobbyisten en Republikeinse politici die pleitten voor een sterke verharding van de aanpak van China. Zij beschouwden China als de nieuwe regionale grootmacht en een ernstige rivaal van de Verenigde Staten, zowel op regionaal als mondiaal vlak.(12) Tegen het einde van Clintons ambtstermijn werd China, en niet meer Rusland, beschouwd als de grootste strategische dreiging voor de Verenigde Staten in Azië.(13)
Bij het aantreden van de eerste Bush-administratie (2000-2004) noemde Colin Powell China “enemy nor friend” en de internationale relaties tussen beide landen “very complex“.(14) Volgens observatoren is de houding van de regering Bush dubbelzinnig; om economische redenen wordt er alles aan gedaan om op goede voet te blijven met Peking, om militair-strategische redenen wordt de Chinese dreiging door neoconservatieven al jaren overdreven, ter legitimering van het militaire programma van Washington.(15) De balans slaat echter over ten voordele van de handelspolitiek, aangezien China zich over het algemeen gedraagt als een opkomende economische macht, met een relatief laag defensiebudget en een sterke voorkeur voor een stabiele economische internationale ruimte.(16)
Weerspiegelt de Amerikaanse politieke koers dan het beeld van China bij het brede publiek? Een enquête uit 2005 onthulde dat de Volksrepubliek bij congresleden in een negatiever daglicht staat dan bij hun landgenoten.(17) Volgens deze bevraging hebben 59% van de doorsnee Amerikanen en 63% van de bedrijfsleiders een overwegend positief beeld van China, tegenover slechts 19% van de congresleden. Als hoofdreden voor deze negatieve perceptie noemen de congresleden de Chinese mensenrechtenschendingen. Terwijl slechts 24% van de Amerikanen China beschouwt als een economische concurrent en 15% er een militaire dreiging in ziet, gaat er volgens 54% van hun vertegenwoordigers een economische en voor 36% een militaire dreiging uit van de Volksrepubliek.(18) Een tweede opvallend element is de verbetering van het imago van China bij de doorsnee Amerikaan, in 1994 had 13% minder Amerikanen een positief beeld van het land. Volgens Yan Xeutong, directeur van het Instituut van Internationale Studies van de Universiteit van Tsinghau, ligt de oorzaak in het einde van de Koude Oorlog en het begin van de oorlog tegen terrorisme, die een vermindering in de stelselmatige, doelbewuste overschatting van de Chinese dreiging betekende en het begin van een partnerschap inluidde.(19) Een tweede studie, ondernomen in 2006 door het World Public Opinion programma van de Universiteit van Maryland en BBC/GlobeScan/PIPA, toont een nog minder rooskleurig plaatje. Uit de bevraging blijkt dat drie op vier Amerikanen een negatief gevoel heeft bij het militaire potentieel van China, en ongeveer de helft van mening is dat China een negatieve invloed heeft in de wereld. De Chinese regering heeft bij 80% van de ondervraagden een slechte reputatie, en het economisch bestel van China bij 66%.(20)
De ‘China threat theory’, zoals sinofobie in de VS door observators wordt genoemd, heeft een militaire, economische en ideologische dimensie.(21) James Nolt, specialist inzake de Chinese defensie, ziet drie oorzaken waarom China opvallend veel negatieve gevoelens oproept bij zijn landgenoten: “Many on the left mistrust China as a non-democratic and repressive state. Many on the right hype the China threat as a way to justify a large U.S. military establishment. Many people of various political stripes fear the effects of China’s potent economic success.” De eerste reden noemt Nolt legitiem, hoewel volgens hem de Chinezen veel vrijer zijn dan ooit tevoren en dan de Amerikanen zich inbeelden. Ook de economische dreiging is volgens de auteur reëel, maar inherent aan het door de VS wereldwijd aangeprezen vrije handelssysteem. De door de Amerikanen gepercipieerde militaire dreiging noemt Nolt absurd. Volgens hem is het Amerikaanse leger zowel kwalitatief en kwantitatief China’s meerdere.(22)
Waarom wordt China dan officieel als een serieuze dreiging voor de regionale dominantie van de Verenigde Staten in Zuidoost-Azië beschouwd? In de 2006 editie van haar jaarlijks rapport over de Chinese defensiesituatie voerde het Pentagon China expliciet op ter rechtvaardiging van de aankoop van nieuwe wapensystemen voor de Amerikaanse luchtmacht en marine.(23) Meteen volgden in Amerikaanse kranten en op nieuwssites artikels met titels als ‘Wake up to the Chinese threat’ waar Amerika, de ‘slapende reus’ werd opgeroepen “to wake up and respond to the very threatening rise of communist China“.(24) Volgens andere commentatoren daarentegen, zoals Fred Kaplan in het online tijdschrift Slate, worden de Chinese defensie-uitgaven in het rapport sterk overdreven, en moet zelfs het Pentagon toegeven dat China een laag defensiebudget heeft.(25) Het concurrentiepotentieel en -gevaar van China voor de Verenigde Staten ligt niet in haar militaire capaciteiten, maar in haar toenemende economische slagkracht. Sinds 1978 is China immers geëvolueerd van een geïsoleerde, autoritaire en militaire macht naar een marktgerichte, economische grootmacht die afhankelijk is van zijn export. Het China van vandaag zal zijn economische groei, die essentieel is voor de binnenlandse stabiliteit, en een eventuele vernederende nederlaag na tussenkomst van de Verenigde Staten niet riskeren voor zijn territoriale aanspraken op Taiwan.(26) Die economische vooruitgang wordt wel degelijk als een gevaar gepercipieerd door Republikeinse en Democratische congresleden. Volgens the Economist heersen er in het Congres anti-Chinese sentimenten, die zich hebben gekanaliseerd in een aantal wetsvoorstellen, voornamelijk m.b.t. de Sino-Amerikaanse handel. China wordt in het Congres afgeschilderd als een “currency manipulator, an illegal export-subsidiser, a violator of rights to intellectual property and all-round trade scoff-law“. Volgens het blad is China gewoon een zondebok voor de economische malaise in de Verenigde Staten, zoals Japan dat was in de jaren ’80.(27)
Ondanks alle verdachtmakingen blijken de internationale relaties met China, die snel in zwart-wit termen wordt beschreven, eerder uit grijstinten te bestaan. En moet de realiteit van de groei van een nieuwe, niet-westerse regionale en economische grootmacht niet noodzakelijk een grond voor conflict vormen.(28)
De Russische Sinofobie: het Russische Verre Oosten.
Het Russische Verre Oosten is de enige overgebleven grens tussen China en Rusland sinds de implosie van de Sovjet-Unie. Migratie tussen deze oude buren is altijd al een heikel punt geweest. Deze economische migratie is historisch sterk verankerd.(29) Reeds in 1881 was 13% van de bevolking uit de Priamur-regio van Chinese afkomst (vaak handelaars). De aanleg van de Trans-Siberische spoorlijn versnelde de economische interacties.(30) Doch achterdocht bleef niet uit. Stolypin zei over de Chinese migratie in (tsaristisch) Rusland in 1908: “Soon the Russian Far East will be Russian in name only.”(31)
Momenteel zijn er twee grote Chinese gemeenschappen van migranten in Rusland. In Moskou leven ongeveer 20.000 à 40.000 Chinezen, 130.000 à 160.000 verblijven er in het Verre Oosten.(32)
Figuur 1 : Het Russische Verre Oosten
Er blijkt een groot verschil te zijn in de perceptie van het Russische centrum (o.a. Moskou) en van het ‘Verre Oosten’ op deze Chinese gemeenschap. En dit zowel op het niveau van de bestuurselite als bij de bevolking. De officials in het Verre Oosten zien China als Ruslands grootste concurrent op korte termijn en als een potentiële bedreiging op lange termijn. Terwijl het Kremlin China beschouwt als een strategische partner binnen een multipolaire wereldorde. Hoe kunnen deze verschillende percepties verklaard worden? Volgens Wishnick (2003) zijn deze het gevolg van andere prioriteiten en andere inschattingen.(33) Gelbras (2000) toonde aan dat 16% van de Moskovieten de Chinese migranten positief zagen, tegenover 11% negatief. In Vladivostok en Khabarovsk daarentegen, werd het omgekeerde bevonden, nl. meer negatieve percepties over deze migranten.(34) In een survey van 2002 hadden reeds 58,2 % van de ondervraagden een negatieve visie op de Chinezen. Het stijgend aantal Chinezen die Rusland binnen trekken heeft de groeiende vrees van het zogenaamde ‘Gele Gevaar’ doen versterken.
Figuur 2 “Place aux jaunes”
Demografische druk.
Veel heeft te maken met de demografische evolutie van het RVO (=Russische Verre Oosten) zelf. Het kent slechts een bevolking van ongeveer 6,8 miljoen inwoners.(35)
Figuur 3: Population density10
Sinds ’91 daalt de bevolking er gestaag ten gevolge van natuurlijke overlijden (=vergrijzing) en migratie (van het RVO naar het Europese gedeelte van Rusland). Terwijl de bevolking van China’s noordelijke provincies snel stijgt.(36) Er wordt verwacht dat tegen 2010 er in deze provincies 120 miljoen mensen zullen wonen. Het aantal Chinezen dat het RVO binnenkomt stijgt iedere jaar, de meesten komen op zoek naar handelsopportuniteit. Sinds 1997 zijn het aantal officieel werkende Chinezen in Rusland gestegen: in ’97 vertegenwoordigden ze 9,2% van de buitenlandse werkkrachten, tegen 2001 reeds 13,6%. Kortom, de demografisch druk wordt immens.
Economische druk.
De sterke Chinese economische groei van de laatste jaren creëerde spill-overs naar zijn noordelijke buren. Steeds meer Chinese migranten doen aan handel, wat voor de Russische regio ook positieve gevolgen had. Zo werd handel terug belangrijker en overspoelde een vloed aan goedkope goederen (ook fruit en groenten) de markt.(37) Deze buitenlandse arbeidskrachten worden echter vaak ook aanzien als concurrenten. (38) Een andere factor is China’s nood aan grondstoffen om zijn op groeigebaseerde economie en dus algemene stabiliteit in stand te houden. De basis voor de huidige vrees van het ‘Gele Gevaar’ bestaat uit een aantal elementen:
- Het RVO is economisch niet het sterkst ontwikkeld, een massale influx van goedkopere werkkrachten zou, door het beperkt aantal arbeidsplaatsen, de concurrentie op arbeid verscherpen en de Russen in een slechte positie brengen.
- Een significant aantal Chinezen worden ‘illegale migranten’. Volgens Kucheryavenko (2005) zorgen zij voor een stijging van de criminaliteit, een intensifiëring van sociale en etnische spanningen en voor het ontstaan van conflicten tussen criminele groepen van verschillende nationaliteiten.
- De nabijheid van het Centraal-Siberisch Plateau plus Sakahline I en II. China’s hunkeren naar energie voor zijn economie indachtig.(39)
Is deze vrees onterecht? Ten eerste wordt het RVO gekenmerkt door een zwaar klimaat en weinig vruchtbare grond. Enkel de grenszones en de zuidelijke regio’s langs de Amur rivier en in Primorsky Krai zijn interessant voor Chinese settlements. Ten tweede zou zo’n massale influx enkel mogelijk (en toegelaten) zijn indien China legale claims legt op dit grondgebied, wat een conflict zou moeten impliceren.(40) Ten derde blijkt het merendeel van de Chinese migranten niet op zoek naar arbeid an sich. De meesten hadden reeds een job in het noorden van China en de werkloosheid in noordelijke China ligt niet zo drastisch hoog. De mogelijkheden aan business te doen zijn veel groter.(41)
De overdreven angst voor deze ‘Yellow Peril’ en massale Chinese migratie wordt door Russische politici gebruikt om Moskou’s aandacht te trekken voor de problemen van het RVO. Het is een manier om de federale autoriteiten te confronteren met het doembeeld van het RVO te verliezen (aan China) indien de lokale economische en sociale problemen niet worden opgelost. (42) Ondanks deze eerder geruststellende conclusie werd één prangend vraagstuk nog niet uitgeklaard. Hoe zeker is men dat China geen beleid voert van massale interne volksverhuizing naar zijn noordelijke grenzen , met de bedoeling om op lange termijn een militaire confrontatie over de Siberische grondstoffen uit te vechten?(43) Ondanks het feit dat de demilitarisering van de grenzen met Rusland nog maar recent een feit zijn.(44)
Het valt te verwachten dat Sinofobie ofte ‘The Yellow Peril’ ook de komende jaren nog zal toenemen in het Russische Verre Oosten omdat daar de Chinese aanwezigheid het meest voelbaar is.
Sinofobie in Afrika
‘China in Afrika’, ‘A dance between the elephant and the dragon’, ‘China boosts African economies, offering a second opportunity’, ‘The age of the dragon: China’s Conquest of Afrika’; dit zijn slechts enkele titels van artikels die over de steeds prominentere aanwezigheid van China in Afrika berichten. In deze bijdrage wordt getracht een schets te maken van de huidige situatie van China in Afrika. Hoe en waarom is China aanwezig in Afrika? Wat zijn de gevolgen van deze aanwezigheid? Wat is de reactie van de lokale bevolking in Afrikaanse landen en … geeft de Chinese invloed aanleiding tot een (nieuwe) golf van sinofobie in Afrika?
Figuur 4: China: A new partner for Africa’s development? (45)
Dat China zich de laatste jaren ontpopt heeft als een belangrijke speler op de Afrikaanse markt kan niemand nog ontkennen. China’s economie draait op volle toeren en de honger naar natuurlijke rijkdommen, zoals olie, koper en kobalt is groot. China ziet in Afrika de perfecte hapklare brok om deze economische honger te stillen. Meer en meer Chinese bedrijven vestigen zich in Afrikaanse landen. De handel tussen China en Afrika kende doorheen de tijd een gigantische opgang; van $ 817 miljoen tot $ 1.4 miljard in 1991, met een stijging tot $ 10 miljard in 2000. Het handelscijfer steeg in 2006 tot $ 55.5 miljard en wordt voorspeld verder omhoog te gaan tot $ 100 miljard tegen 2010.(46) Er is met andere woorden geen reden om aan te nemen dat de Chinese invloed in Afrika van voorbijgaande aard zal zijn. Nu reeds komt zo’n 30 procent van de Chinese invoer van ruwe olie uit Afrika en experts menen dat de Chinese vraag naar olie tegen 2025 zal verdubbelen.(47) De Chinezen zien hun engagement en investering in Afrika als een strikt zakelijke aangelegenheid of zoals de afgevaardigde van China’s Ministerie van Buitenlandse Zaken het uitdrukt: “business is business, we try to seperate politics from business”(48). De Chinezen investeren in infrastructuur en krijgen lucratieve concessies in de oliesector en de mijnbouw in de plaats.(49) Volgens China gaat het om een win-win situatie voor beide partijen.
Er zijn verschillende redenen aan te halen waarom Afrika (in oorsprong) positief staat tegenover de komst en investeringen van Peking. Zo is China, in tegenstelling tot het Westen en de Verenigde Staten, nooit betrokken geweest bij slavenhandel, kolonialisme of bezetting van Afrika. Vele Afrikanen zien China dan ook als een aantrekkelijk alternatief voor Europa en de VS die in het verleden Afrika hebben uitgebuit. China wordt gezien als belangrijk tegengewicht voor de Westerse hegemonie en als mogelijke bron van ontwikkeling. Ook maakt China er geen geheim van zich niet te moeien met interne Afrikaanse politieke aangelegenheden.
In tegenstelling tot de Europeanen stellen de Chinezen aan hun Afrikaanse gesprekspartners geen eisen op het vlak van goed bestuur, mensenrechten en democratie.(50) Hierdoor gaan Afrikaanse leiders makkelijker handelsakkoorden aan met China. De East African Standard titelde in dit verband: ‘Forget the West and embrace China’.(51) Dat de nieuwe Chinese investeerders het niet nauw nemen met de mensenrechten blijkt uit een rapport van Amnesty International waarin te lezen staat dat China conflictregio’s zoals Soedan bevoorraadt met wapens, helikopters en militaire trucks om de rebellen van Darfoer te bestrijden.(52) Maar denken alle Afrikanen wel zo positief over de ‘economische invasie’ van China in Afrika? Gaat het werkelijk om een win-win situatie of is dit hetgeen China iedereen wil doen geloven?
De meningen over de aanwezigheid van de China in Afrika zijn verdeeld. Er zijn twee grote lijnen te onderscheiden in de perceptie van Afrikaanse landen op de steeds dominantere aanwezigheid van China in Afrika. Enerzijds wordt China gezien als een grote hulp in het bestrijden van hongersnood, armoede en onderontwikkeling in Afrika. Door hun landbouwkundige know-how en hun ervaring in de preventie van besmettelijke ziekten zouden de Chinezen de leef- en werkomstandigheden van de Afrikaanse bevolking aanzienlijk kunnen verbeteren. De Chinese import van goedkope goederen, zoals GSM’s, kleding, koelkasten, computers, enzovoort, zorgt ervoor dat Afrikanen zich deze goederen kunnen veroorloven. Door de grote investeringen die China doet, worden in Afrika talloze jobs gecreëerd.
Anderzijds is er sprake van een duidelijk anti-Chinees gevoel bij de Afrikaanse bevolking. Michael Sata, een Zambiaanse oppositieleider, heeft in deze context een belangrijke stem. Hij en zijn partij, the Patriotic Front, wonnen voorbije verkiezingen verschillende lokale en parlementaire zetels in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka en in het Zambiaanse industrieland waar enkele van de grootste Chinese bedrijven gevestigd zijn.(53) Volgens hem, en vele van zijn aanhangers onder de Zambiaanse bevolking, is er geen verschil tussen vroegere Westerse kolonisatoren en de huidige aanpak van China in Afrika. Sterker nog, zo stelt hij, China zou in tegenstelling tot Westerse investeerders weinig of niet begaan zijn met het welzijn van de Afrikanen. China zou Afrika uitbuiten in functie van zijn eigen winstbejag. “At least Western capitalism has a human face” stelt Sata.(54) Terwijl het Westers kapitalisme lange tijd als barbaars ervaren werd in Zambia, lijkt het vandaag idyllisch in het licht van de Chinese versie ervan.(55) Ook de Federation of Free Trade Unions (FFTUZ) in Zambia klaagt de situatie aan. De arbeidsomstandigheden van de arbeiders in Chinese bedrijven zijn vaak niet goed en de lonen laag. De topfuncties van managers en bedrijfsleiders zijn vaak voorbehouden voor de Chinezen en onbereikbaar voor de Afrikanen. Veiligheidsmaatregelen in de fabrieken of bedrijven staan niet op de agenda van de Chinese managers. Een tragisch ongeval in 2005 in een kopermijn in Zambia getuigt hiervan. Bij het mijnongeval kwamen naar schatting 46 mensen om het leven. De Chinezen ketsten alle pogingen tot onderzoek naar het ongeval af en waren niet beschikbaar voor commentaar. Een andere reden die verklaart waarom de Afrikanen niet blij zijn met de komst van de Chinezen in hun continent is de import van goedkope Chinese goederen. Hierdoor worden de lokale Afrikaanse markten verstoord en worden traditionele Afrikaanse bedrijven uit de markt geconcurreerd. De teloorgang van de textielindustrie in Swaziland en Lesotho zijn hiervan goede voorbeelden.
Ook elders in Afrika zijn deze gevoelens van onbehagen tegenover de aanwezige Chinese invloed aanwezig.(56) In textielfabrieken in zowel Nigeria als Zuid-Afrika is kritiek geuit tegen het Chinese management. Niet toevallig zijn dit samenlevingen in Afrika met sterke vakbonden en civil society organisaties.(57)
Volgens de politicoloog Alfredo Tjiurimo Hengari creëren de Chinese investeringen weinig werkgelegenheid in het Afrikaanse continent. “We solve China’s problems by giving Chinese workers jobs in our backyard” zo stelt hij.(58) Ook vanuit milieuorganisaties in Afrika wordt kritiek geuit. Daniel Ribeiro van de Mozambikaanse milieugroep Justiça Ambiental waarschuwde voor de dramatische ontbossing als gevolg van grootschalige Chinese investeringen in Mozambique. Een milieukritiek die wel meer te horen was, onder meer bij de bouw van de Merowe Dam in Soedan, het grootste project voor hydro-elektriciteit in Afrika, volledig gefinancierd door de China Export Import Bank, waarvoor 70.000 mensen zullen moeten verhuizen.(59)
Uit het voorgaande wordt duidelijk dat wanneer we het hebben over de aanwezigheid van China in Afrika het belangrijk is te kijken naar de perceptie van en de gevolgen die de Chinese investeringen lokaal kunnen veroorzaken. Uit opiniepeilingen blijkt dat de relatie China- Afrika niet altijd even rooskleurig is. Samen met de Chinese ‘Scramble for Africa’ nam ook het aantal publicaties dienaangaande toe. De meeste auteurs zijn het over eens: het gevoel van onbehagen, onrechtvaardigheid en onmacht tegenover de Chinezen neemt steeds grotere proporties aan in Afrika. De prangende vraag die gesteld wordt is dan ook of de Chinese aanwezigheid in Afrika aanleiding geeft tot een eerste golf van sinofobie. De kritiek die op het Chinese Afrika beleid gegeven wordt, werd eerder al toegelicht. We zouden hier tot slot nog enkele bedenkingen aan toe willen voegen.
In een recent nummer van de ‘Review of African Political Economy’ nam auteur Giles Mohan de literatuur over China en Afrika onder de loep.(60) Hij deed daarbij een aantal interessante vaststellingen. In eerste instantie merkte hij de afwezigheid van Afrikaanse en Chinese analisten op. De China-Afrika relaties werden bijna uitsluitend door Europese en Amerikaanse onderzoekers onderzocht. Daarenboven steunen hun analyses op beperkt empirisch materiaal. Sommige cases worden daarbij enorm uitvergroot en geëxtrapoleerd naar de gehele China-Afrika relatie.(61) Het is niet zijn bedoeling om de nefaste effecten van de Chinese aanwezigheid in Afrika goed te praten, wel wil hij er ons op attent maken dat er misschien wel wat meer achter die ‘kritische’ blik van het Westen schuil gaat. Het is niet ondenkbaar dat de strijd om grondstoffen ook het mensenrechtendiscours binnen gedrongen is.(62) De westerse kritieken op de China-Afrika relatie vertellen ons misschien wel meer over de politiek economische concurrentie strijd tussen beiden grootmachten, dan over de eigenlijke aanwezigheid van de Chinezen in Afrika.
Leni Wild en David Mepham gegeven in hun werk ‘The new sinosphere: China in Africa’ een aantal aanbevelingen weer, betreffende de relatie China – Afrika.(63) Het is volgens hen aan de Afrikaanse staten zelf om te bepalen hoe ze om wensen te gaan met de Chinese investeerders. Als Afrikanen de voordelen van het Chinees engagement kunnen ‘controleren’ dan alleen zullen ze ervan kunnen profiteren, zo stellen ook Mohan en Power.(64) Hiervoor is een versterking van de civil society nodig zowel als het voeren van een gezond debat over democratie. Dit neemt echter niet weg dat er situaties zijn, vb: Darfoer, waarin het Westen zijn bezorgdheid moet uiten. Tot slot hekelen ze het feit dat het Westen zelf ook niet altijd praktiseert wat het zelf predikt, zeker als het gaat over mensenrechten en ‘goed bestuur’.
Conclusies
Er heerst tussen de Westerse wereld en China een wederzijdse perceptie van xenofobie, die elkaar versterkt. De Westerse betogingen tegen het neerslaan van de Tibetaanse manifestaties, en het Chinese patriottistische antwoord hierop tonen dit duidelijk aan. Een deel van de Chinese bevolking zag de Westerse protesten als het bewijs van anti-Chinese gevoelens in de Westerse samenleving en het gebrek aan respect voor de soevereiniteit van hun land.(65)
De diepere oorzaken van het diepe wantrouwen in de rest van de wereld tegenover de opkomst van China en de aankomst van Chinese migranten, zijn veelvoudig en complex. Binnen een context van ‘systemische onzekerheid’ als gevolg van het einde van de ‘zekere’ en eenvoudig te vatten bipolaire wereldorde, plooit men zich terug op identiteit. Om zichzelf te kunnen positioneren op het nieuwe, verwarrende en multipolair wereldtoneel gaat men op zoek naar een nieuwe vijand.(66) De communistische Volksrepubliek China, zoals het land altijd voluit wordt genoemd in Amerikaanse sinofobe publicaties, beantwoordt aan dit gezochte vijandbeeld. De politieke psychologen Peter Hays Gries en Kaiping Peng verklaarden het wederzijds wantrouwen tussen China en het Westen aan de hand van de Sociale Identiteitstheorie (SIT) en de concepten ‘ingroup’ en ‘outgroup’. Hun these is dat China in het Westen bij de ‘outgroup’ hoort. Concreet betekent dit dat daden van de groep steeds worden beschouwd als vijandig van aard. Acties van de landen die onbewust in de ‘outgroup’ zijn gecatalogiseerd, worden geïnterpreteerd als een uiting van ’s lands “true nature, wether that be as an ‘imperialist aggressor’ or as a ‘Communist tyrant’”(67)
Het is opvallend dat het Westen, Afrikaanse landen en Rusland een uiterst dubbelzinnige politiek voeren ten opzichte van de Volkrepubliek. Dit wordt meer dan duidelijk geïllustreerd door de Westerse anti-Chinese demonstraties naar aanleiding van de doortocht van de Olympische vlam, die worden aangemoedigd door diezelfde Westerse politici die meerdere malen per jaar delegaties ter bevordering van internationale economische samenwerking naar het Oosten sturen. Velen beseffen dat de enige manier om de kwalijke effecten van de snelle economische groei en het gebrek aan mensenrechten te neutraliseren, een politiek van dialoog en samenwerking is. Daarnaast is China eenvoudigweg te groot en op economisch vlak te machtig geworden is om het land te dicteren en/of demoniseren. Sinofobie zal om deze redenen hoogstwaarschijnlijk geen nieuwe golf van racisme zijn, maar slechts een kwalijk symptoom is van de angst voor de opkomst van een nieuwe wereldmacht in een multipolaire wereldorde.
(Uitpers, nr. 100, 9de jg., juli-augustus 2008)
Sinofobie. Het Gele Gevaar is een Area-studie over politieke problemen van Azië, opgesteld door:
Nel de Mûelenaere (Master Politieke Wetenschappen – 20020235)
Leen De Ridder (Master Conflict & Development – 00704116)
Marijke Herremans (Master Conflict & Development – 00706256)
Tim Lagrange (Master Conflict & Development -20030264)
Onder leiding van:
Prof Dr. R. Doom
Dr. B. De Cordier
Dr. J. Adam
Academiejaar 2007-2008 UGent
Voetnoten:
(1) (ano.), ‘Het gele gevaar?’, In: De Standaard, Opinie, 3 mei 2008.
(2) FANG, F. S., China Fever: Fascination, Fear and the World’s Next Superpower, Stone Bridge Press, 2007, pg. 308. ; ….
(3) PESSIN, A., ‘Pentagon Calls China Most Likely Country To Challenge US Military Power,’, in: Globalsecurity.org, 04/02/2006 www.globalsecurity.org/wmd/library/news/china/2006/china-060204-voa01.htm
(4) SALYER, L., Law Harsh as Tigers: Chinese Immigrants and the Shaping of Modern Immigration Law, UNC Press, 1995, p. 11.
(5) SALYER, L., Law Harsh as Tigers: Chinese Immigrants and the Shaping of Modern Immigration Law, UNC Press, 1995, p. 11.
(6) SALYER, L., Law Harsh as Tigers: Chinese Immigrants and the Shaping of Modern Immigration Law, UNC Press, 1995, p. 7-8.
(7) HARDING, H., A Fragile Relationship: The United States and China since 1972, Washington: Brookings Institution Press, 1992, p. 1.
(8) HARDING, H., A Fragile Relationship: The United States and China since 1972, Washington: Brookings Institution Press, 1992, p. 3.
(9) HARDING, H., A Fragile Relationship: The United States and China since 1972, Washington: Brookings Institution Press, 1992, p. 7.
(10) BACHMAN, D., ‘The United States and China: Rhetoric and Reality’, in: Current History, September 2001, p. 257
(11) COOLSAET, R., Macht en Waarden in de Wereldpolitiek. Actuele vraagstukken in de Internationale Politiek, Academia Press, Gent, 2007, p. 122-123.
(12) COOLSAET, R., Macht en Waarden in de Wereldpolitiek. Actuele vraagstukken in de Internationale Politiek, Academia Press, Gent, 2007, p. 139-143.
(13) GERSHMAN, J., ‘How to debate the China Issue without China bashing’, in: Foreign Policy Focus, 20/04/2000, p. 4.
(14) BACHMAN, D., ‘The United States and China: Rhetoric and Reality’, in: Current History, September 2001, p. 257.
(15) NOLT, J., ‘What Chinese threat?’, in: tompaine.com, 09/03/2007, p. 2
www.tompaine.com/print/what_chinese_threat.php.(16) NOLT, J., ‘What Chinese threat?’, in: tompaine.com , 09/03/2007, p. 1
www.tompaine.com/print/what_chinese_threat.php.(17) Deze enquête werd afgenomen door Zogby International in opdracht van het Comité van 100, een groep prominente Amerikanen van Chinese afkomst. Voor de enquête werden 203 Amerikaans opiniemakers, 1202 Amerikaanse burgers, 101 congresleden en 150 bedrijfsleiders ondervraagd.
(18) (ano.), ‘US Congress harsher on China than public’, in: China Daily, 07/04/2005 www.chinadaily.com.cn/english/doc/2005-04-07/conent_432103.htm.
(19) (ano.), ‘Poll: American views on China improving’, in: China Daily, 08/04/2005 www.chinadaily.com.cn/english/doc/2004-04-08/content_432322.htm.
(20) ‘General Attitudes Toward China’, American Attitudes: Americans & the World,
www.americans-world.org/digest/regional_issues/china/china1.cfm, website laatst geconsulteerd op 18/05/2008.(21) BROOMFIELD, E., ‘Perceptions of Danger: the China threat theory’, in: Journal of Contemporary China, 12 (35): 2003, p. 266
(22) NOLT, J., ‘What Chinese threat?’, in: tompaine.com, 09/03/2007, p. 1-2.
www.tompaine.com/print/what_chinese_threat.php.(23) KAPLAN, F., ‘The China Syndrome. Why the Pentagon keeps overestimating Beijing’s military strength’, in: Slate.com, 26/06/2006 www.slate.com/id/2141966/.
(24) ROHRABRACHER, D., ‘Wake up to the Chinese threat’, in: thehill.com, 28/06/2007 www.hill6.thehill.com/op-eds/wake-up-to-the-chinese-threat-2006-06-28.html.
(25) KAPLAN, F., ‘The China Syndrome. Why the Pentagon keeps overestimating Beijing’s military strength’, in: Slate.com, 26/06/2006 www.slate.com/id/2141966/.
(26) NOLT, J., ‘The Pentagon Plays its China Card’, in: World Policy Journal, Fall 2005, p. 32 .
(27) (ano.), ‘America’s fear of China’, in: The Economist, 17/05/2007.
(28) BROOMFIELD, E., ‘Perceptions of Danger: the China threat theory’, in: Journal of Contemporary China, 12 (35): 2003, p. 267
(29) Het artikel van Siegelbaum gaat op in het pré-Sovjettijdperk. In: SIEGELBAUM, L.H., ‘Another ‘Yellow Peril’: Chinese Migrants in the Russian Far East and the Russian Reaction Before 1917’, In: Modern Asian Studies, vol. 12, no. 2, 1978, pp. 307-330.
(30) Chinese werkkrachten hielpen tevens bij de bouw van deze spoorlijn, alsook bij bijvoorbeeld de bouw van de haven van Vladivostok.
(31) MOTRICH, E., ‘Reaction of the population of the Russian Far East to the presence of Chinese People’, Paper voorgesteld aan het internationaal seminarie Human Flows across National Borders in Northeast Asia, november 2001.
(32) Ze leven vrij geconcentreerd rond de steden: Khabarovsk, Vladivostok, Irkutsk en Chita. (ano.), Russia-China: The Chinese Community in Moscow. In: Johnson’s Russia List, 14 augustus 2002,
www.cdi.org/russia/johnson/6401-7.cfm website laatst geconsulteerd op 03/05/08.(33) WISHNICK, E., ‘Chinese Migration to the Russian Far East: A Human Security Dilemma’, Paper gepresenteerd op het International Conference on Globalization, Migration and Human Security, in the United Nations University, Tokyo, 6 oktober 2003, http://gsti.miis.edu/CEAS-PUB/2003_Wishnick.pdf , website laatst geconsulteerd op 03/05/08.
Ze stelt dat op volgende vlakken de visies uiteenlopen: de complementariteit van de Russisch-Chinese economieën en hun regionale economische samenwerking; grensrelaties en percepties op de regionale machtsbalans, …
(34) GELBRAS, V. G., ‘Chinese Migration to the Russian Far East: A view from Moscow’. Paper gepresenteerd op de International Conference on Globalization, Migration and Human Security, in the United Nations University, Tokyo, 6 oktober 2003,
www.gsti.miis.edu/CEAS-PUB/200208Gelbras.pdf website laatst geconsulteerd op 07/05/08.(35) Andere bronnen zeggen 5 miljoen.
(36) In de drie aangrenzende Chinese provincies (Neimongol of Inner Mongolia; Heilongjiang en Jilin) wonen momenteel 100 miljoen mensen.
(37) De kwaliteit is echter al pover; ietwat vergelijkbaar met de slechte kwaliteit van de Sovjetgoederen?
(38) “Ze komen ons werk afpakken”, werd vaak al eens gezegd over de arbeiders uit het voormalig Oostblok hier in Vlaanderen. Het voornaamste ex-Oostblokland wordt momenteel zelf overrompeld door goedkopere arbeidskrachten vanuit zijn zuidgrenzen.
(39) Nu reeds exporteert China voornamelijk consumptiegoederen naar Rusland, terwijl Moskou energie exporteert.
(40) Het Russische migratie juridische kader is zwak, waardoor illegale influx wordt vergemakkelijkt. Dit belet de Russische autoriteiten niet om illegalen het land uit te zetten: bv. in ’98 werden 3240 illegalen uit het Primorgebied gezet en 228 uit het Khabarovsk gebied in ’99.
(41) (ano.), ‘Survey on Chinese in Russia’s Far East’, in: Beijing Times, 2 januari 2004, www.english.people.com.cn website laatst geconsulteerd op 07/05/08.
(42) KUCHERYAVENKO, V. E., ‘Current Trends in Russian-Chinese Cooperation in the Far East’, in: Center for East Asian Studies, Monterey Institute of International Studies, 7 maart 2005, p.3.
(43) Russische officials houden wel degelijk rekening met het scenario van een Chinese inval. Interview met Attaché van het Russische consulaat te Antwerpen op 27 maart 2008.
(44) Binnen het kader van de ‘Shanghai Five’ en later de ‘Shanghai Cooperation Organisation’.
(45) Afbeelding bij ‘China: A new partner for Africa’s development?’
www.pambazuka.org/images/articles/296/china-africa.jpg website laatst geconsulteerd op 08/05/08(46) (ano.), ‘Dancing with the dragon: Africa’s courtship with China’, in: the Zeleza Post, 09/05/2007
http://zeleza.com(47) (ano.), ‘Europa waarschuwt voor Chinese invloed in Afrika’, in: De Morgen, 23/04/2008, http://www.demorgen.be/dm/nl/990/Buitenland/article/detail/253405/2008/04/23/Europa-waarschuwt-voor-Chinese-invloed-in-Afrika.dhtml.
(48) FRENCH, H., ‘China in Africa: All Trade, With No Political Baggage’, In: the New York Times, 08/08/2004.
(49) (ano.), ‘Europa waarschuwt voor Chinese invloed in Afrika’, in: De Morgen, 23/04/2008,
http://www.demorgen.be/dm/nl/990/Buitenland/article/detail/253405/2008/04/23/Europa-waarschuwt-voor-Chinese-invloed-in-Afrika.dhtml.(50) (ano.), ‘Europa waarschuwt voor Chinese invloed in Afrika’, in: De Morgen, 23/04/2008,
http://www.demorgen.be/dm/nl/990/Buitenland/article/detail/253405/2008/04/23/Europa-waarschuwt-voor-Chinese-invloed-in-Afrika.dhtml.(51) LORENZ, A., ‘The age of the dragon: China’s conquest of Afrika’, in: Spiegel Online, 30/05/2007,
www.spiegel.de.(52) LORENZ, A., ‘The age of the dragon: China’s conquest of Afrika’, in: Spiegel Online, 30/05/2007
www.spiegel.de.(53) POLGREEN, L., ‘China’s trade in Afrika carries a price tag’, in: the New York Times, 21/08/2007.
(54) LORENZ, A., ‘The age of the dragon: China’s conquest of Afrika’, in: Spiegel Online, 30/05/2007
www.spiegel.de(55) LORENZ, A., ‘The age of the dragon: China’s conquest of Afrika’, in: Spiegel Online, 30/05/2007
www.spiegel.de(56) LORENZ, A., ‘The age of the dragon: China’s conquest of Afrika’, in: Spiegel Online, 30/05/2007
www.spiegel.de(57) CAMPELL, H., ‘China in Afrika: challenging US global hegemony’, in: Third world Quarterly, 29 (1), pp.89-105.
(58) CAMPELL, H., ‘China in Afrika: challenging US global hegemony’, in: Third world Quarterly, 29 (1), pp.89-105.
(59) (ano.), ‘Civiele maatschappij discussieert over rol China in Afrika’, in: 6 minutes business, 13/06/2007 http://www.6minutes.be/NL/Artikel.aspx?ArtikelID=7360&RubriekID=12.
(60) MOHAN, G., ‘China in Africa: A review essay’, In: Review of African Political Economy, 35(1): 2008, pp. 155-173.
(61) MOHAN, G., ‘China in Africa: A review essay’, In: Review of African Political Economy, 35(1): 2008,p. 165.
(62) MOHAN, G. & POWER, M., ‘Good friends & good partners: the ‘new’ face of China – African co-operation’, in: Review of African Political Economy. 35(1): 2008, p. 5-6; BRESLIN, S., TAYLOR, I. ‘Explaining the rise of ‘human rights’ in analyses of sino-African relations’, in: Review of African Political Economy. 35(1) 2008, p. 59- 71.
(63) MAPHAM, D. & WILD, L., The new sinosphere: China in Africa, IPPR, 2006, p.188.
(64) MOHAN, G. & POWER, M., ‘New African Choices? The politics of Chinese Engagement’, in: Review of African Political Economy, Vol.35 (1): 2008, p.23-42.
(65) ‘Angry China’, in: The Economist, 1/05/2008 www.economist.com/opinion/displaystory.cfm?story_id=11293645.
(66) COOLSAET, R., Macht en Waarden in de Wereldpolitiek. Actuele vraagstukken in de Internationale Politiek, Academia Press, Gent, 2007, p. 72.
(67) GRIES HAYS, P & PENG, K., ‘Culture Clash? Apologies East and West’, in: Journal of Contemporary China, No. 30 (11), 2002, p. 176-177.