Vreemd hoe de grote internationale persagentschappen met politieke begrippen kunnen jongleren. Op 11 december verstuurde Associated Press het bericht – het werd bij ons overgenomen door De Standaard – dat de Israëlische minister van Defensie, Shaul Mofaz (boegbeeld van de Likoedpartij), overstapt naar de pas door Ariel Sharon opgerichte ‘centrumpartij’ Kadima. Centrumpartij?
Shaul Mofaz, die inmiddels heeft gedreigd met Israëlische militaire acties tegen Iraanse kerninstallaties, is van mening dat zijn vroegere partij “is gekaapt door rechts-extremisten”. Hij bedoelt de voormalige Israëlische premier Benyamin Nethanyahu, een zeer populair politicus bij de honderdduizenden rechts-extremistische kolonisten. En dus bevinden Ariel Sharon en Shaul Mofaz zich plots in het centrum. Kadima betekent in het Hebreeuws ‘Vooruit’. Het Arabisch heeft een woord dat er sterk op lijkt: qadim. En dat betekent ‘bucht’ of ‘ouwe rommel’. Wat onder de Palestijnen tot enige hilariteit en sarcasme leidt.
Sharon en Mofaz hebben in hun nieuwe partij ook het gezelschap gekregen van één van de dinosauriërs van de socialistische Arbeiderspartij, Shimon Peres. De overstap van Peres naar Kadima is door menig waarnemer toegeschreven aan een typische eigenschap van de oude, tweeëntachtig jarige Labourleider: zijn opportunisme. Een terugblik op zijn politieke carrière leert dat er heus wel meer aan de hand is.
Shimon Peres werd in 1923 geboren in Vishneva, een dorp met duizend inwoners, op zo’n zestig kilometer ten zuiden van Minsk, de hoofdstad van het huidige Wit-Rusland. Nagenoeg alle inwoners van Vishneva waren joden. De echte familienaam van Peres is Persky. Zoals zo vele andere leiders van de zionistische beweging zou hij die later verhebreeuwsen.
De jonge Persky kreeg van zijn vader en grootvader een vrome opvoeding. Zijn moeder had een kleine boekhandel in Vishneva. En zij bracht hem de liefde voor boeken bij. Pas nadat hij in 1934 naar Palestina was uitgeweken, ontpopte de jonge Persky zich tot een seculier zionist van de Oost-Europese socialistische school. In 1946 werd hij met zijn vriend (de latere generaal en held van de juni-oorlog in 1967), Moshe Dayan, door de jongerenorganisatie van de Arbeiderspartij als afgevaardigde naar het zionistisch congres in Wenen gestuurd. Enkele maanden later werd Peres gerekruteerd door de Haganah, het zionistische leger in Palestina, dat zich opmaakte voor wat de zionisten de “onafhankelijkheidsoorlog” noemen. Peres kwam er niet direct onder de wapens, maar werd ingelijfd bij het rekruteringsbureau en werd al snel een belangrijke man van de logistiek en de wapenaankopen.
Poulain van Ben-Goerion
Een cruciale figuur voor de politieke carrière van Shimon Peres was David Ben-Goerion. Die was in 1886 als vierde zoon van Avigdor en Sheindel Grün geboren in Plonsk, een klein provinciestadje in Oost-Polen, dat in de negentiende eeuw door de troepen van de Russische tsaar was veroverd. David Yosef Grün zou later zijn naam veranderen tot het hebreeuws klinkende David Ben-Goerion en werd één van de invloedrijkste mannen van de tweede generatie zionisten. In 1906 week de twintigjarige David Yosef uit naar Palestina, waar hij in de haven van Jaffa voet aan wal zette.
Ben-Goerion had tot grote woede van zijn vader zijn joodse geloof afgezworen. Hij noemde zichzelf een socialist. Ben Goerion was een man met een fijne neus voor de lessen van de geschiedenis. In 1936 voorspelde hij in een toespraak voor zijn aanhang in Jeruzalem “de dreigende nieuwe wereldoorlog”. En toen Hitlers Wehrmacht op 8 september 1939 Polen binnenrukte, wees hij erop dat “de Eerste Wereldoorlog ons de Balfourverklaring heeft opgeleverd, de Tweede Wereldoorlog zal leiden tot de oprichting van onze joodse staat.” Ben-Goerion had het bij het rechte eind. In 1917 hadden de Britten met de Balfourverklaring de zionisten een ‘nationaal tehuis’ in Palestina beloofd en Ben-Goerion had voldoende politieke flair om te voorspellen dat Groot-Brittannië geruïneerd uit de Tweede Wereldoorlog zou komen, zijn mandaat over Palestina zou moeten opgeven, waardoor de weg naar de oprichting van de staat Israël open zou liggen.
Toen de Britten de kwestie Palestina als een hete aardappel doorschoven naar de Verenigde Naties, leidde dat tot de VN-resolutie 181 van 29 november 1947, waarin de aanbeveling stond het oude Britse mandaatgebied te verdelen in een joodse en Arabische staat. Ben-Goerion verklaarde toen in zijn bekende stoïcijnse (en helaas visionaire) stijl: “Niet de VN, maar de wapens zullen beslissen over de grenzen van de joodse staat.” En de zionistische leider had zich hier de jaren voordien goed op voorbereid.
In juni 1945 reisde Ben-Goerion af naar New York om er fondsen te werven voor de aankoop van wapens voor de Haganah en vooral voor de snelle opbouw van een eigen wapenindustrie in Palestina. Ben-Goerion tekende deze episode netjes gedetailleerd op in zijn dagboeken. De belangrijkste ontmoeting met zijn Amerikaanse geldschieters vond plaats op 1 juli in de woning van de miljardair Rudolf S. Sonneborn. Ben-Goerion opende de vergadering met een korte uiteenzetting en een ondubbelzinnige vraag. “Als de Britten het land verlaten, zullen we binnenkort tegenover de legers staan van alle Arabische landen. We kunnen deze confrontatie aan, als we over de nodige wapens beschikken. Op de ruïnes en in de chaos van Europa is het niet zeker dat we in staat zullen zijn alles aan te kopen wat we nodig hebben. Belangrijk hierbij is dat de wapens waarover de Haganah nu reeds beschikt voldoende zijn om het hoofd te bieden aan de plaatselijke Arabische benden, maar niet aan de geregelde legers, die door de Britten worden bewapend. Het is van essentieel belang dat we in de tussentijd een eigen wapenindustrie opbouwen en als de huidige (Tweede) Wereldoorlog beëindigd is, zal het mogelijk zijn om de nodige machines en uitrusting in de Verenigde Staten aan te kopen. We zullen honderdduizenden, zelfs miljoenen dollars nodig hebben. Zijn jullie bereid ons deze noodzakelijke fondsen ter beschikking te stellen?”
Het antwoord was ja. “Dit is de beste zionistische vergadering, die ik ooit in de Verenigde Staten heb meegemaakt,” noteerde Ben-Goerion in zijn dagboek. Resultaat: het ‘Sonneborn Institute’ werd opgericht en zou in de periode juli 1945 – januari 1947 niet minder dan 950 scheepsladingen financieren, die vanuit New York het nodige wapentuig en machinerie voor de wapenindustrie naar Palestina brachten(1).
Niet lang daarna zou de onbetwistbare leider van de zionisten zijn oog laten vallen op een getalenteerde jonge man. Shimon Peres stond sinds 1943 – hij was toen twintig jaar oud – aan het hoofd van de Hanoar Ha’oved, de jeugdbeweging van de Arbeiderspartij. In 1946 hadden beide mannen voor het eerst een ontmoeting.
Peetvader van de wapenindustrie
Weldra zou Peres één van de spilfiguren van de Israëlische wapenindustrie zijn. Bij de oprichting van de staat Israël werd Ben-Goerion niet alleen premier. Hij zou ook met strakke hand het ministerie van Defensie leiden. In 1949 richtte hij hiervoor een eigen hiërarchie op: EMET (in het Hebreeuws ‘Waarheid’, in werkelijkheid het letterwoord voor ‘Afdeling Research en Planning’. Aan het hoofd stond Ben-Goerion. Hij bepaalde het beleid. Munya Mardor was belast met de uitvoering van dit beleid. De in Duitsland geboren professor en chemicus Ernst David Bergmann kreeg de leiding over het Wetenschappelijke Departement en de Commissie voor Atoomenergie van het ministerie van Defensie en de jonge Shimon Peres werd als directeur-generaal van het ministerie van Defensie de coördinator van het geheel. Dit was met andere woorden het A-team, dat Ben-Gourions grootste ambitie moest verwezenlijken: de productie van eigen Israëlische atoomwapens.
Van bij het begin speelde Shimon Peres in dit ultrageheime atoomprogramma een eerste rangsrol. Hij was de man, die in 1956 de onderhandelingen met de Franse socialistische premier Guy Mollet succesvol afrondde. Parijs zou weldra Israël zijn eerste kernreactor leveren. Op 8 december 1960 merkte een Lockheed-WU2C-verkenningsvliegtuig van de Amerikaanse luchtmacht, dat vanuit een NATO-basis in Turkije was opgestegen, een eigenaardige fabriek op in de buurt van het stadje Dimona in de Negevwoestijn. De CIA kwam er al snel achter dat de piloot een 24 megawatt-atoomreactor van het type E13 had gefotografeerd. Ben-Goerion trachtte zijn Amerikaanse vrienden gerust te stellen: in Dimona stond alleen maar een textielfabriek. Maar weldra moest hij het goed bewaarde geheim aan de Amerikanen verklappen: de textielfabriek was een nucleaire installatie. Tot op de dag van vandaag is Israël nog steeds de enige nucleaire mogendheid in het Midden-Oosten. Hoeveel atoombommen de Israëli’s bezitten blijft een goed bewaard geheim. Het apartheidsregime van Zuid-Afrika was de belangrijkste uraniumleverancier voor de Israëlische nucleaire bewapening.
In 1986 bond een technicus van de atoominstallatie in Dimona de kat de bel aan. Mordechai Vanunu onthulde in de Londense Sunday Times een en ander over het Israëlische atoomprogramma. Op dat ogenblik had de fabriek in Dimona al minstens 200 kernkoppen geproduceerd. De Israëlische geheime dienst Mossad ging op zoek naar deze gevaarlijke dissident. Vanunu werd in Rome ontvoerd, naar Israël overgebracht en tijdens een geheim proces tot 18 jaar cel veroordeeld. 11 jaar van zijn straf verbleef hij in eenzame opsluiting. In april 2004 werd hij vrijgelaten – maar hem is alleen een beperkte vrijheid toegestaan. Vanunu leeft onder feitelijk huisarrest. Dissidenten in Israël weten inmiddels dat er strikte grenzen zijn aan dissidentie – de ‘veiligheid van de staat’ Israël is zo’n belangrijke grens.
Wat allemaal niet belet dat de Israëlische toppolitici het hardst in de aanval gaan tegen de vermeende plannen van het regime in Teheran om een eigen kernbom te produceren. Shimon Peres’ nieuwe partijgenoot, minister van Defensie, Shaul Mofaz, dreigde er midden december zelfs mee de Israëlische luchtmacht in te zetten tegen de Iraanse kerninstallaties. Dat zou niet eens een precedent zijn in de militaire geschiedenis van de staat Israël. Op 7 juni 1981 bombardeerden Israëlische gevechtsvliegtuigen in de buurt van het Iraakse Osirak een in aanbouw zijnde kerncentrale van Saddam Hoessein.
Shimon Peres mag dan al niet de ‘stichter van de joodse staat’ zijn. Hij is in ieder geval één van de grondleggers van de Israëlische militaire macht. En stichter van twee van de belangrijkste wapenfabrieken van het land. IAI (Israël Aircraft Industries) werd door Peres opgericht in 1953. IAI is nog steeds de grootste Israëlische exporteur (goed voor 2,2 miljard dollar in 2001) en stelt 18.000 Israëli’s te werk. De IAI-catagolus is indrukwekkend: gevechtsvliegtuigen en –helikopters, kustwachtboten, radarinstallaties, raketten voor land-, lucht- en zeemacht, onbemande verkenningsvliegtuigen (bijvoorbeeld de Hunter UAV, die eind de jaren negentig werd aangekocht door de regering Dehaene), vliegtuigmotoren en -onderdelen en privéjets voor gefortuneerde zakenlui. Nog een geesteskind van Shimon Peres is Tadiran, een militair bedrijf dat wereldberoemd is om zijn elektronische spitstechnologie.
Een geboren opportunist?
De overstap van Shimon Peres naar de nieuwe formatie van generaal Sharon wordt in heel wat krantencommentaren luchtig afgedaan als de zoveelste wanhoopsdaad van een geboren opportunist. Peres is diverse malen minister en twee maal premier geweest. Hij heeft aan het hoofd gestaan van de Arbeiderspartij. Maar hij heeft nooit als lijsttrekker van de Arbeiderspartij een verkiezingsoverwinning kunnen behalen. Zijn laatste verkiezingsnederlaag – die om het leiderschap van de Arbeiderspartij op 10 november laatstleden – was er volgens deze commentatoren één te veel. En dus stapte de geboren opportunist Peres maar meteen over naar de nieuwe partij Kadima.
Er zijn steeds meer ideologische overeenkomsten dan verschillen geweest tussen de ‘socialist’ Peres en de rechtse generaal Sharon.
Toen Sharon in 1982 met honderdduizend soldaten de grens met Libanon overstak om de PLO van Yasser Arafat en de in Libanon gestationeerde Syrische troepen de genadeslag toe te brengen, stond oppositieleider Peres absoluut niet afkerig van de ‘Operatie Vrede in Galilea’, zoals de massale invasie heette. Peres spoorde de Likoedregering van Begin en Sharon alleen aan tot enige terughoudendheid. De moorddadige bombardementen, die de Likoedtop liet uitvoeren op de Libanese hoofdstad Beiroet, vond Peres te schadelijk voor het Israëlische imago. Het opzet van de operatie evenwel niet.
In 1985 speelde Peres persoonlijk een sleutelrol in het Iran-Contragateschandaal – waarbij Amerikaanse wapens werden geleverd aan het regime van ayatollah Khomeiny. De opbrengst van de deal werd door de Amerikanen versluisd naar de contra’s, het huurlingenleger dat in Nicaragua het linkse sandinistische bewind wilde omverwerpen. Ook bij deze schandelijke deal deelden Peres en Sharon dezelfde mening. Likoed en de Arbeiderspartij streefden naar een zo groot mogelijke verdeeldheid binnen de Arabische wereld. Op dat ogenblik woedde de oorlog tussen Irak en Iran nog steeds in alle hevigheid. Twee aartsrivalen van Israël, Saddam Hoessein en ayatollah Khomeiny, vochten een bloedige oorlog uit, waarbij meer dan een miljoen doden vielen en die de economie van beide landen te gronde richtte. Het was trouwens een Likoedpremier, Menahem Begin, die in 1978 voor het eerst een apart vredesverdrag had ondertekend met een Arabische leider. De Egyptische president Sadat sloot het vredesakkoord van Camp David en haalde meteen het grootste Arabische land uit de Arabische coalitie tegen Israël. Voortaan hadden de Israëlische strategen de handen vrij aan hun grens met Egypte en konden ze in alle rust de invasie van Libanon van juni 1982 voorbereiden. Ook hierover bestond eensgezindheid tussen politici als Peres, Rabin, Shamir en Sharon.
In 1988, toen de eerste Palestijnse Intifada het Israëlische bezettingsleger voor het eerst in ernstige moeilijkheden bracht in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden, zaten de twee kopstukken van de Arbeiderspartij, Shimon Peres en defensieminister Yitzhak Rabin, samen met de Likoedleiders Yitzhak Shamir en Ariel Sharon in een regering van nationale eenheid. In april besliste een beperkte kabinetsraad, waar Peres en Rabin aanwezig waren, de militaire leider van de Palestijnse opstand, Khaled al-Wazzir, (nom de guerre Aboe Jihad), een medestander van het eerste uur van PLO-leider Yasser Arafat, in zijn kantoor in Tunis te vermoorden. De operatie kostte handenvol geld: een Amerikaans AWACS-vliegtuig cirkelde boven Tunis om de operatie in goede banen te leiden. Bij de voorbereiding waren niet minder dan 4000 Israëlische elitesoldaten betrokken. Twee oorlogsschepen ondersteunden de aanval vanop de Middellandse Zee, een Boeing 707 begeleidde de vliegtuigen op weg naar Tunis om de toestellen bij te tanken. Veertig commando’s gingen aan land, drongen het huis van Aboe Jihad binnen, schoten een heel magazijn van een machinegeweer op de PLO-leider leeg – voor het oog van zijn vrouw en kinderen. Een officier van het commando, met een zwarte bivakmuts over het hoofd, schoot Aboe Jihad voor alle veiligheid ook nog eens een kogel door het hoofd. Een ander gemaskerd lid van het elitekorps legde alles netjes op video vast. De voltallige kabinetsraad van ministers van Likoed en Arbeiderspartij bekeken later samen de beelden van deze geslaagde militaire operatie en van het met tientallen kogels doorzeefde lijk van hun Palestijnse politieke tegenstander.
Ariel Sharon heeft de reputatie van een brutale militarist (zijn verantwoordelijkheid in de slachtpartijen in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila zijn er een illustratie van). Shimon Peres gaat liever door het leven als een beschaafd man. In het voorjaar van 1996 wezen alle opiniepeilingen dat de beschaafde premier Shimon Peres de komende verkiezingen zou verliezen van zijn Likoedrivaal Nethanyahu. Peres schakelde zijn verkiezingscampagne in een hogere versnelling en hij zou de Israëli’s eens laten zien dat hij ook een soldaat-staatsman kon zijn. Op 13 april begon het Israëlische leger aan een nieuwe invasie tegen “het terrorisme” in Zuid-Libanon. “Operatie Druiven der Gramschap” heette dit nieuwe militaire avontuur in Libanon. Naar schatting tweehonderdduizend Libanezen gingen op de vlucht voor de terreurbombardementen vanop zee en vanuit de lucht. Op de eerste dag van inval schoot een Israëlische Apachehelikopter in het dorpje Mansouri een granaat af op een ziekenwagen, waarmee de ambulancier zijn gezin in veiligheid wilde brengen. Het hele gezin – de beide ouders en vier jonge kinderen – overleefden de explosie niet. De regering Peres drukte niet eens haar spijt uit over deze beschieting, maar stuurde de leugen de wereld in dat Hezbollahstrijders zich met deze ambulance verplaatsten. Minder dan een week later was het helemaal prijs. De luchtmacht van soldaat-staatsman Peres bombardeerde in Qana een vluchtelingenkamp van de Verenigde Naties. 109 Libanese vluchtelingen kwamen in de vuurzee om. De Verenigde Naties eisten een onderzoek. Israël weigerde. Ondanks de “Operatie Druiven der Gramschap” verloor Peres de verkiezingen.
De militaire operatie van Peres tegen het Hezbollahterrorisme bleek overigens over de hele lijn een mislukking. In 2000 moest zijn partijgenoot Ehud Barak, in de grootste chaos de Israëlische troepen uit Zuid-Libanon terugtrekken. Hezbollah bleek de enige Arabische verzetsbeweging sinds 1948 te zijn, die in staat was Israëlische troepen te verdrijven uit bezet gebied.
Zionistische obsessie
Ariel Sharon, de nieuwe partijgenoot van Peres, was een verwoede tegenstander van de Oslo-akkoorden, die Shimon Peres en Yitzhak Rabin in 1993 hadden gesloten met de Palestijnse leiders Yasser Arafat en Mahmoed Abbas. De Israëlische politiek kent soms bizarre wendingen. Sharon was tegen dit akkoord, waarmee Peres twee dingen beoogde: de PLO neutraliseren om het joodse karakter van de staat Israël en het merendeel van de kolonies in de Palestijnse bezette gebieden veilig te stellen; vervolgens snel tot aparte vredesverdragen komen met alle belangrijke Arabische buurlanden (Jordanië, Syrië en Libanon) om in de regio een gunstig klimaat te scheppen, waardoor Israël als machtigste natie de trein van de globalisering niet zou missen. Over dat laatste doel publiceerde Peres drie maanden na de ondertekening van de akkoorden van Oslo in september 1993 het hilarische boek “Het Nieuwe Midden-Oosten” (2). Daarin voorspelde Peres hoe de door Israël afgedwongen vrede zou leiden tot een nieuw Midden-Oosten. Hoofdstukken lang spiegelde hij geweldige, grensoverschrijdende infrastructuurwerken voor (een gloednieuw regionaal autowegennetwerk, de bouw van nieuwe havens en luchthavens, een efficiënt telecommunicatiesysteem in alle landen van de regio, dat alles gepaard gaand met een nooit gezien manna aan buitenlandse investeringen). Peres maakte zich op om van Israël het Silicon Valley van het Midden-Oosten te maken, het technologische financiële centrum, omringd door flink producerende (Arabische) lage-loonlanden. In het voorjaar van 1994 zette Peres deze lachwekkende utopie nog eens in alle details uiteen tijdens het beruchte jaarlijks World Economic Forum, de hoogmis van bankiers, industriëlen en regeringsleiders in het Zwitserse Davos.
Inmiddels zijn we twaalf jaar later. Het Midden-Oosten staat in brand. Van Peres’ vredesproces met de Palestijnen blijft geen spaander heel. De economische vooruitzichten van Israël en zijn Arabische buurlanden zijn slechter dan ooit.
Sharon stemde destijds in het Israëlische parlement tegen de Oslo-akkoorden, voerde een haatcampagne tegen Rabin en Peres. Vandaag vallen de generaal en de bejaarde Labourleider mekaar in de armen. Ook Sharon voelt zich vandaag miskend. Een belangrijk deel van zijn Likoedachterban heeft hem zijn terugtrekking uit de Gazastrook niet vergeven. Peres begreep deze maatregel van Sharon maar al te goed en stapte zelfs in een regering van nationale eenheid om hem te helpen. Want wat was het doel van deze terugtrekking en de ontmanteling van een handvol kolonies in Gaza? De essentie behouden. Het “joods karakter van de staat Israël”, zoals Peres en Sharon het voortdurend en uiterst obsessief blijven benadrukken en de belangrijkste Israëlische kolonies op de Westelijke Jordaanoever veiligstellen. Ook over de bouw van de apartheidsmuur rondom de Palestijnse bezette gebieden zijn beide politici het roerend eens.
Dat ze elkaar vandaag in de partij Kadima vinden heeft minder met het opportunisme van één van beiden te maken, wel alles met hun eensgezindheid over strategie. De Israëlische pers voorspelt dat Peres wellicht geen zetel in de Knesset op het oog heeft. Sharon heeft andere plannen met hem. In een door Kadima gedomineerd kabinet zou Peres twee belangrijke posten kunnen combineren: de onderhandelingen met de Palestijnse leider Mahmoed Abbas (over nog meer Palestijnse toegevingen en liefst een totale capitulatie) en de economische ontwikkeling van Galilea en de Negevwoestijn, wat in de Israëlische newspeak synoniem is voor een efficiëntere verjoodsing van beide gebieden met een belangrijke Arabische minderheid.
Peres heeft zijn nederlaag binnen de Arbeiderspartij tegen de leider van de Israëlische vakbond Histadrut, Amir Peretz, absoluut niet kunnen verteren. Hij, (net zoals Sharon) een oudgediende van de uit Oost-Europa stammende zionistische elite, moest de duimen leggen tegen Amir Peretz, een zoon van Marokkaanse immigranten. In het Pereskamp zorgde dat voor bijzonder zure, racistische oprispingen. Op 28 november verklaarde zijn broer, Gigi Peres, tegenover de krant Ha’aretz dat Amir Peretz “de Arbeiderspartij had overgenomen, zoals Franco met zijn Marokkaanse troepen destijds Spanje heeft veroverd”. Zionisten laten zelden een kans liggen om de geschiedenis naar hun hand te zetten, zeker als ze daar mee op een schijnbaar beschaafde manier het eigen racisme kunnen ventileren.
(Uitpers, nr. 71, 7de jg., januari 2006)
Voetnoten:
(1) Geciteerd door Michael Karpin, ‘The Bomb in the Basement. How Israel Went Nuclear And What That Means For The World’, Uitgeverij Simon and Schuster, New York, Londen, januari 2006.
(2) Shimon Peres, ‘Het Nieuwe Midden-Oosten. Mijn verhaal’, Uitgeverij Kosmos, Utrecht, 1993.