Servië heeft zijn troepen aan de grens met Kosovo in staat van paraatheid geplaatst. De troepensterkte wordt ook opgevoerd van 1500 naar 5000. Belgrado doet dat “om de Serviërs in Kosovo te beschermen”. De spanning tussen Pristina en Belgrado loopt al maanden op sinds Pristina in juli weigerde Servische nummerplaten op wagens van Kosovaarse Serviërs te erkennen. Het conflict draait rond de Servische minderheid in Kosovo.
Eigen zone
Pogingen van de Navo en EU-zijde om de gemoederen te bedaren, hebben tot nu weinig uitgehaald. De ‘bemiddelaars’ klagen officieus over de onverzettelijke houding van de Kosovaarse premier, Albin Kurti.
Kurti weigert de uitvoering van een akkoord uit 2013 om de gemeenten waar de Serviërs in de meerheid zijn, samen te voegen in één zone, de ‘Gemeenschap van Servisch e gemeenten’. Die zou een eigen Servisch-talige administratie, politie, onderwijs en gezondheidszorg hebben. Kurti’s “links-nationalistische” partij Vetëvendosje! (Zelfbeschikking) zat in 2013 in de oppositie en wees het akkoord af. De premier acht zich niet gebonden aan de afspraak.
Om dat statuut af te dwingen, namen de Servische politiemannen en ambtenaren van die gemeenten vorige maand allemaal ontslag. Inwoners wierpen barricades op om Albaneestalige politie de toegang te ontzeggen.
Demografie
Er zijn naar schatting nog maximum 120.000 etnische Serviërs in Kosovo. Een derde van hen woont in het noorden en vormt een geografisch geheel, anderen leven in enclaves meer in het zuiden. Zij zijn de overblijvers van ca 400.000 Serviërs die tot aan de Kosovo-oorlog van 1999 in Kosovo woonden. Vlak na die oorlog en de feitelijke afscheiding van Kosovo, is zeker de helft naar Servië getrokken.
Na de Tweede Wereldoorlog vormden de Serviërs ongeveer een kwart van de bevolking van Kosovo. De grotere demografische aangroei van de Albanese Kosovaren en het feit dat Serviërs zich minder op hun gemak voelden, deden dat percentage dalen.
Anderzijds zijn in de periode tot 1966 veel Albanezen naar Turkije uitgeweken. Het was de periode dat de Joegoslavische (en Servische) politiechef Aleksandar Rankovic terreur zaaide in Kosovo en zo het Albanese nationalisme aanwakkerde. Hij werd in 1966 weggezuiverd.
Albanese eenheid
In het federale Joegoslavië van Tito was Kosovo een autonome provincie van de republiek Servië, waardoor het zich niet zoals een republiek theoretisch kon afscheiden. Op de vraag waarom het geen republiek kon zijn, luidde het antwoord steevast dat er buiten Joegoslavië al een Albanese staat, Albanië was. Met de onuitgesproken gedachte dat de Kosovaarse Albanezen zich daar zouden bij aansluiten. Dat is trouwens het doel waarnaar Kurti’s partij streeft, de hereniging van de Albanese gebieden – inclusief een deel van Noord-Macedonië.
Voor de resterende Servische minderheid is dat een schrikbeeld. Ze vreest verdere etnische zuiveringen, zoals in 2004 het geval was toen Albanese ultra-nationalisten 35 Servisch-Orthodoxe kerken en monumenten vernielden. Volgens Servische bronnen werden meer dan 1000 Serviërs vermoord en werden in 312 van de 437 gemeenten, alle Serviërs verjaagd.
Een zekere mate van autonomie, onder meer voor onderwijs, zou het gevaar voor verdere etnische zuivering moeten bezweren. Maar premier Kurti en diens regering, zien dat niet zitten. Een normalisatie van de relaties tussen Belgrado en Pristina zit er vooralsnog niet in.