Erik Oger, Nachtoog, schuine wegen van de filosofie, Uitg. Pelckmans-Klement, Kapellen, 2007, 380 blz. ISBN 978-90-289-4571-5
De filosoof Erik Oger, verbonden aan de universiteit van Antwerpen, bewandelt in zijn laatste boek “Nachtoog” de schuine wegen van de filosofie. Om de dingen ook ’s nachts goed te kunnen onderscheiden heb je een nachtoog nodig, dat wil zeggen dat je schuin moet kunnen kijken.
Wanneer het oog recht naar een voorwerp kijkt, zegt de auteur in zijn proloog ( p. 34), komen de lichtstralen terecht op het middelste deel van het netvlies dat minder gevoelig is voor licht. Wanneer het schuin naar een voorwerp gericht is, komen ze terecht op een plek die gevoeliger is voor lichtindrukken.
Wie kijkt met een nachtoog naar wat er in de wereld gebeurt, beoefent een sluwe manier van kijken, namelijk een kijken dat aan het beoogde doel voorbij gaat. Het nachtoog-fenomeen kent vrijwel iedereen. Hoe rechter we op ons doen afstevenen, hoe verder weg het juist komt te liggen. Wie per se wil slapen, zal de slaap niet vatten. Hoe meer tijd we trachten te winnen door snellere auto’s te gebruiken, hoe meer vertraging we oplopen door verstopte wegen. In de woorden van de auteur: “Om alsnog het doel te bereiken, rest ons dan nog slechts één werkwijze: we laten het doel vallen door de gerichtheid van het streven te veranderen. De verplaatsing van de belangstelling naar iets anders gebeurt dus niet omdat we ons definitief bij onze nederlaag neerleggen. Precies het tegendeel doet zich voor: we laten het doel los, omdat het nog slechts op een sluikse en slinkse manier te bekomen is.” (p. 87)
In vier forse hoofdstukken ontwikkelt Oger deze stelling. In “De schaduw van de beheersing” wijst hij op de paradoxale situatie dat juist in en door het streven naar beheersing een bepaalde gebeurtenis bijwijlen onbeheersbaar wordt. In “Ik wil slapen!” past hij de strategie van het nachtoog toe op het verschijnsel van het niet kunnen slapen. Schaapjes tellen en andere trucjes om in slaap te geraken zijn in de eerste plaats bedoeld om de aandacht af te leiden, om een verbuigen van de wil. Dan pas kan men – zonder uitdrukkelijk te willen – in slaap vallen. In het hoofdstuk “Ik wil tijd winnen!” trekt hij die paradox verder door: wie tijd wil winnen verliest de wedloop tegen de chrono. Ook hier introduceert Oger zijn schuine wegen van de filosofie. Het is vaak beter om eerst even achteruit te gaan om beter vooruit te komen (reculer pour mieux sauter), om even surplace te houden en dan pijlsnel vooruit te schieten. In het laatste hoofdstuk “Ik wil denken!” verwijst hij naar dezelfde omwegen in het denken om beter vooruit te kunnen komen. We kennen immers allemaal het verschijnsel dat je eerst aan iets anders moet denken vooraleer de naam die je zo bezeten zoekt je te binnen schiet.
Met zijn nachtoogperspectief en zijn filosofie van het schuine gaat Oger regelrecht in tegen een dominant denken en handelen in de westerse maatschappij dat gericht is op beheersen, controleren, snelheid en efficiency. Dat dwangmatig denken keert zich als een boemerang tegen zijn gebruiker. “Nachtoog” is in de eerste plaats een bij momenten lichtjes badinerende filosofische excursie die terechte kritiek levert op de grondslagen van onze tijd.
De manier waarop de auteur te werk gaat om zijn stellingen te onderbouwen heeft me echter minder kunnen bekoren. Oger heeft bijna vierhonderd dichtbedrukte pagina’s nodig om op een erudiete manier zijn filosofisch verhaal van het nachtoog te ontwikkelen. Het is die breedvoerigheid die hem ongetwijfeld lezers zal kosten. Ook de irritante wijze waarop hij in de loop van het boek voortdurend de lezer meent te moeten aanspreken, heb ik maar matig kunnen smaken. “Staat u mij toe, beste lezer, dit barokke, al te barokke boek – maar ter wille van de vele arabesken zult u het misschien ronduit rococo noemen – met een bekentenis te beëindigen,” schrijft hij ergens helemaal op het einde van het boek. Deze passage getuigt van behoorlijk wat zelfkennis van de auteur, want “Nachtoog” is inderdaad een barok en bij momenten slaapverwekkend boek. Maar ook dat verschijnsel heeft de auteur voorzien. In de helft van het boek zegt hij provocerend: “Slaapt u al, beste lezer? Beginnen uw ogen niet al dicht te vallen? Maar waarom zou u zich voor dit knikkebollen moeten verontschuldigen? En waarom zou ik het u kwalijk nemen? Moet ik het niet veeleer als een compliment opvatten? Waarom overigens zou filosofie, en in casu dit boek, niet als een weldoend slaapmiddel dienst kunnen doen?” (p. 177)
Met de schuine wegen die Oger bewandelt, kun je dus alle kanten op. Schrik dus niet, beste lezer, als je in de armen van Morpheus eindigt. De auteur zelf zal het je graag vergeven.
(Uitpers, nr. 93, 9de jg., januari 2008)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=495225&refsource=uitpers