Het lijkt me onwaarschijnlijk dat Jan Groenhart en Herman Vuijsje de kleine, vinnige dribbelpasjes maakten die je van echte strandlopers mag verwachten – hun lengte en leeftijd zal dat wel onmogelijk gemaakt hebben – maar toch aarzelen ze niet om in het spoor van die vinnige vogelsoort onder dezelfde benaming op stap te gaan. Je moet maar durven. Twee vrolijk gepensioneerde mannen, – maar niet op rust ! – lopen 350 kilometer lang langs het strand van het Belgische Knokke tot Borkum, het eerste Duitse Waddeneiland. Drie weken liepen zij met een lichte rugzak langs de waterkant van de lage landen van de ene naar de andere stopplaats van ‘Vrienden op de fiets’. Op de achterflap van het boek staan twee grijze heren te blinken voor een strandpaviljoen dat niet toevallig ‘De strandloper’ heet. Herman Vuijsje en Jan Groenhart vormen een zeer complementair stappersduo. Herman Vuijsje is socioloog en journalist en Jan Groenhart is landschapschilder met een voorliefde voor het Hollandse platteland en het strand. De wandelactiviteit (al dan niet met inlegzooltjes, blaren en stramme spieren) is een stevig verbindingsteken tussen hen.
‘Jan is een hakker, een doorstamper en een draufgänger. Licht gekromde, compacte figuur. Lijkt altijd een beetje tegen de wind in te lopen en laat een diepe indruk na, ook in het zand. Zelf loop ik trager, gelijkmatiger en oppervlakkiger – toon me je zandspoor en ik zal zeggen wie je bent.’ Voilà, zo stelt Herman Vuijsje zijn stapgenoot en zichzelf voor en daardoor krijg je als lezer meteen ook al een voorsmaakje van de soepele schrijfstijl van de auteur. Bij het Zwin steken ze de grens over en in Cadzand noteert Vuijsje: ‘Knokke is vol, dus breiden ze uit over het Zwin’ en hij voegt eraan toe: ‘Cadzand knokkificeert, een knock-out dreigt.’ Jan Groenhart laat zich niet aftroeven door het elegante en soms virtuoze taalgebruik van zijn stapgenoot want hij antwoordt op de volgende bladzijde met een zicht op Cadzand met olieverf en op doek. Dat een-tweetje tussen beide heren vormt het ijzersterk stramien van dit boek. Olieverf op doek en gewassen pentekeningen, schijnbaar moeiteloos ontstaan, wedijveren met licht spottende, puntige beschrijvingen van Vuijsje zoals wanneer ze bij Hoek van Holland een naaktstrandje passeren. Vuijsje ziet zich bloot voortbewegende mannen uit alle macht denken: ‘Ik loop hier heel vanzelfsprekend een blote man te zijn.’ En even verder schrijft hij: ‘Vroeger kon je hier ook stokstaartjes spotten, van die blote mannen die stokstijf op de duintop staan, reikhalzend uitziend naar toenaderingskansen.’
De strandroute wordt vanaf de Waddenzee omgezet in eilandhoppen, want via Texel, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog en Rotumerplaat belanden ze uiteindelijk, na 350 kilometers, in het Duitse Borkum. Alleen en toch samen. Herman Vuijsje: ‘Het groeien van afstand tussen ons was een zichzelf versterkend proces. Als ik in mijn eentje loop raken mijn gedachten aan een vrije uitwaaiering ten prooi, waardoor ik moet stoppen om ze op te schrijven. Jan was dan alweer vijftig meter verder. Niet erg, we zeiden sowieso niet zo veel, de branding deed het woord, en af en toe een lachende meeuw. Het was ons meer dan genoeg.’
De stilte, de ruimte, de uitgestrektheid, de onafzienbaarheid, maar ook het kneuterige, het hilarische, het jongensachtige en het romantische worden fraai in woord én beeld gebracht. Waren zij dan echte strandlopers? Dat laat ik in het midden. Hoewel ik dadelijk moet toegeven dat beide heren door hun goede pen en penselen niet moeten onderdoen voor de sierlijkheid van de echte strandlopers. Dat maakt ‘Strandlopers’ tot een zeer bijzondere uitgave. Het is als het ware een ‘wandelende tentoonstelling van goede smaak’, licht badinerend van toonzetting die ondanks de soms pijnlijke voeten toch doet glimlachen. Het plezier van het wandelen spat er van af. Proficiat ook aan de uitgever voor de grote zorg die aan het boek werd besteed. Uitgeverij Elmar heeft er mee voor gezorgd dat ‘Strandlopers’ een hebbedingetje is geworden dat ik graag en breeduit in mijn boekenkast etaleer.