Tijdens de massademonstraties op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev ten gunste van kandidaat Viktor Joesjtsjenko, verschenen op 25 november 2004 plotseling vijf officieren van de SBU, Oekraïense opvolgster van de geheime dienst KGB, naast Joesjtsjenko op de tribune. Zij riepen het Hooggerechtshof op om de klachten over verkiezingsfraude objectief te onderzoeken.
Een privé-initiatief? Twee officieren gaven later als verklaring dat hun vrouwen op het plein stonden. Er is blijkbaar nog een andere verklaring: Joesjtsjenko heeft op de actieve steun van de SBU kunnen rekenen. De verklaring daarvoor ligt wellicht niet alleen in de aanwezigheid van de vrouwen onder de manifestanten.
Uit diverse “lekken”, verklaringen en artikels in de Oekraïense media zou nu moeten blijken dat generaal Ihor Smetsjko, hoofd van de SBU, er op zijn minst voor gezorgd heeft dat de speciale eenheden van Binnenlandse Zaken geen poging ondernomen hebben om de manifestaties op het plein met geweld op te breken. Joelia Timosjenko, door Joesjtsjenko intussen tot premier benoemd, zegt dat de generaals van de SBU én van de strijdkrachten gewoon de kant van het volk hebben gekozen.
Maar waarom? Allicht uit opportunisme, want vaak zijn officieren van geheime diensten zeer goed op de hoogte van wat er in het land gaande is. Die officieren hebben ook hun eigen belangen, ze staan graag aan de kant van de winnaars. Of sterker, ze anticiperen en helpen een regime dat veroordeeld lijkt, sneller om zeep. Dat is alleszins wat gebeurd is in Roemenië waar de beruchte Securitate in 1989 een flinke hand toestak in de “revolutie” die Ceausescu ten val bracht. Officieren van de vroegere Securitate hebben nadien volop kunnen profiteren van de mogelijkheden die het kapitalisme biedt.
Bij die eigen belangen hoort inderdaad nog iets anders. De “oranje revolutie” in Oekraïne heeft twee aspecten: aan de ene kant een zeer brede protestbeweging tegen een corrupt autoritair bewind van plunderaars, aan de andere kant een herverdeling van macht en bezit tussen diverse clans van oligarchen. De ‘siloviki’ (verzamelnaam gebruikt voor hooggeplaatsten uit geheime diensten, speciale eenheden en strijdkrachten) van Oekraïne zien hoe in Rusland vooral hun collega’s beter worden van Poetins herverdeling van de macht bij de oligarchen. Het komt er vooral op neer dat zij nu ook op grote schaal baat hebben bij de plunderingen, dat zij hun deel van de buit krijgen. Het zou naïef zijn te denken dat de leiders van een geheime dienst als de SBU uit onbaatzuchtig idealisme “de kant van het volk kiezen”. Die keuze ging ver, want de naaste medewerker van Joesjtsjenko, Oleg Ribatsjoek, kreeg tijdens de demonstraties in Kiev regelmatig vertrouwelijke informatie doorgespeeld van officieren van de SBU, tot en met verslagen uit de kabinetten van toenmalig president Koetsjma en toenmalig premier Viktor Janoekovitsj. “Ze hebben hun leven en hun carrière op het spel gezet omdat ze onze kant kozen”, zegt Ribatsjoek.
Vooral premier Timosjenko weet wel beter. Zij heeft een hoofdrol gespeeld in de privatiseringen van de energiesectoren vijf jaar geleden, er zijn goede redenen om aan te nemen dat zij daar persoonlijk zeer goed bij vaarde en dat zij ook anderen laat mee profiteren van dit soort privatiseringen waarbij de gemeenschap wordt beroofd. Timosjenko staat bekend als westers gezind (al werden enkele Russische energiebaronnen ook beter van Timosjenko’s aanpak), waardoor ze in generaal Smetjsko een geestesgenoot vond. Voormalig president Leonid Koetsjma benoemde hem in 2003 tot chef van de SBU onder druk van Washington. Zijn voorganger was ervan beschuldigd een radarsysteem aan Irak te hebben verkocht, waarop de VS zijn hoofd eisten. Smetsjko had vroeger nog op de Oekraïense ambassade in Washington gewerkt en daar contacten aan overgehouden waardoor hij wel in de gunst van de VS stond.
Dat verklaart misschien ook waarom de chef van de SBU er weinig graten in zag dat Amerikaanse instellingen de groep rond Joesjtsjenko financierden en dat mensen die eerder in Belgrado en in de Georgische hoofdstad Tbilisi hun sporen in de organisatie van massademonstraties hadden verdiend, nu massaal in Kiev opdoken.
Joesjtsjenko heeft zelf die parallellen in de verf gezet; vóór zijn eerste officiële buitenlandse reis – naar Moskou – ging hij op skivakantie met Saakasjvili, de president van Georgië. Beide presidenten hebben dezelfde buitenlandse steun gekregen en dat schept banden.
Daarop trok Joesjtsjenko voor een officieel bezoek naar Moskou waar collega Vladimir Poetin de rol van goede verliezer speelt. Voor Poetin staat veel op het spel, het “verlies”van Oekraïne (lang “Klein-Rusland” genoemd) kan hem in eigen land duur te staan komen. Poetin trachtt er nu het beste van te maken. Rusland heeft nog enkele troeven, zoals de levering van goedkope energie, de bestellingen bij de Oekraïense industrie en het bestaan van een groot aantal Russischtaligen in Oekraïne.
Poetin rekent er op dat de Oekraïense oligarchen uit eigenbelang, en misschien uit een zekere klassereflex, een goede verstandhouding met Rusland willen. Zo zou Moskou er misschien kunnen voor zorgen dat er in de oostelijke Oekraïne, met zijn grote Russischtalige bevolking, geen grote sociale onrust uitbreekt bij de komende “hervormingen” van Joesjtsjenko en Timosjenko. Want een vertrouweling van de nieuwe president heeft al gewaarschuwd voor wat komt, zij het in buitenlandse media. ‘Ze vrezen daar in het oosten voor de gevolgen van ingrijpende economische hervormingen. Wel, ik kan alleen maar zeggen dat wat er aankomt veel erger zal zijn dan wat ze vrezen’, aldus Ribatsjoek.
(Uitpers, nr. 61, 6de jg., februari 2005)