Mali, Burkina Faso en Niger vertrekken uit regionaal blok ECOWAS
Mali, Burkina Faso en Niger kondigden eind januari aan dat ze uit ECOWAS stappen, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse staten. In de Sahel-regio in West-Afrika tekent zich zo meer en meer een nieuw blok af van landen geleid door militaire junta’s, onder de noemer “L’alliance des États du Sahel” of AES. Sinds hun coups in respectievelijk 2020, 2022 en 2023 beweren de militaire machthebbers dat ze komaf zullen maken met de Franse invloed in de regio, en dat ze de gewapende groepen zullen verslaan die de regio teisteren. Meteen twee belangrijke redenen voor hen om ECOWAS te verlaten. Hoog tijd om de balans op te maken van deze economische en politieke aardverschuiving in de regio.
ECO-wat?
ECOWAS werd in 1975 opgericht om de economische integratie in de regio te bevorderen. Het blok omvat 15 landen, waarvan 8 ook een muntunie hebben, de UEMOA of Union économique et monétaire ouest-africaine, waar burgers betalen met de Franc CFA (gekoppeld aan de Euro). Hoewel economische ontwikkeling centraal staat focust ECOWAS de laatste jaren vooral op het indammen van de ‘coup-epidemie’ in de regio. Daarbij positioneert de organisatie zich als voorvechter van de democratie. Zware economische sancties tegen Mali, Niger en Burkina Faso passen binnen een breder project om democratische transities te bevorderen en de eindeloze presidentiële ambtstermijnen te beteugelen die de norm zijn in de regio. Echter, de schijnbaar selectieve toepassing van zulke sanctieregimes -bijvoorbeeld niet in Guinee en Gabon- waren koren op de molen van de populistische coupplegers die hierin de hand van ex-kolonisator Frankrijk zagen.
Junta’s eisen soevereiniteit
Zowel ECOWAS als UEMOA worden al jaren bekritiseerd als neokoloniale instrumenten die vooral Franse belangen beschermen. Die populaire kritiek leeft zowel bij hoogopgeleiden als op de straat in Bamako, Ouagadougou of Niamey. De eis om een eigen koers te kunnen varen zonder Franse inmenging stond centraal in de volksprotesten die voorafgingen aan de militaire coups. Ook nu motiveerden de AES-landen hun vertrek niet alleen verwijzend naar de zware economische sancties maar ook naar buitenlandse inmenging. Frankrijk moedigde ECOWAS inderdaad aan om hard op te treden tegen Mali, Burkina Faso en Niger, aangezien het zelf al langer op ramkoers ligt met de militaire leiders, en nog weinig invloed heeft in de Sahel.
De economische sancties troffen de afgelopen jaren vooral de reeds erg verarmde bevolking, maar leidden daarbij niet -zoals gehoopt- tot een verlies van legitimiteit van de coupplegers, in tegendeel. Tijdens mijn onderzoek in Mali de afgelopen jaren valt het me steevast op hoe populair de junta blijft. Die populariteit komt voort uit wanhoop en frustratie over de steeds erger wordende veiligheidssituatie. Sinds 2013 werden verschillende internationale militaire interventies opgetuigd die beloofden een eind te maken aan de opmars van jihadistisch geweld. Meer dan een decennium later is de situatie erger dan ooit, en is er woede bij de bevolking over de gebroken beloftes en het vooropstellen van de eigenbelangen van de zogenaamde ‘internationale gemeenschap’.
De Franse militairen, de VN-vredesmissie, alsook vele westerse diplomaten en journalisten werden dan ook snel de deur gewezen toen de junta’s aan de macht kwamen. In de Sahel geloven velen dat enkel ‘hun eigen’ militairen hun beloftes kunnen waarmaken. Die beloftes zijn op z’n zachts gezegd ambitieus; het grondgebied beveiligen, zich ontdoen van buitenlandse -lees Franse- invloeden, een totale reorganisatie van het corrupte politieke systeem enzovoort. Dat de militairen daar tot op heden niet in slagen kunnen ze handig afwimpelen door te wijzen op sinistere buitenlandse inmenging, bijvoorbeeld bij ECOWAS. Ze kaderen hun vertrek uit ECOWAS dus binnen een breder verlangen om de soevereiniteit terug te claimen, en zelf de teugels in handen te nemen in de Sahel. De huidige militaire leiders zijn ongetwijfeld niet de beste kandidaten om deze nobele doelen te bereiken, maar in het hedendaagse politieke landschap ziet de bevolking weinig geloofwaardige alternatieven.
Goed idee?
Ondanks de luidde kritiek op ECOWAS zowel van de junta als vanuit de bevolking, is een vertrek niet vanzelfsprekend. De drie AES-landen zijn bij de allerarmste leden van ECOWAS en UEMOA, en bungelen ook wereldwijd onderaan alle economische statistieken. Regionale economische integratie gaf deze landen toegang tot zeehavens -in Senegal en Ivoorkust- waaruit ze vooral importeren. Het is ook tekenend dat deze beslissing niet door breed overleg tot stand is gekomen. Openlijke kritiek op beslissingen van de junta’s is zeldzaam in een klimaat van toenemende repressie, toch lijkt het vertrek uit ECOWAS geen brede steun te krijgen binnenskamers. Het selecte clubje jonge militairen dat in de drie landen achter de knoppen zit lijkt deze beslissing onderling te hebben genomen om hun greep op de macht te vergroten.
Wat nu?
De ECOWAS-statuten voorzien een termijn van één jaar voor lidstaten die zich willen terugtrekken. Er bestaat echter geen enkel precedent en ongetwijfeld volgen er nog intense onderhandelingen. Al heeft Mali bijvoorbeeld aangegeven niet zolang te willen wachten, daar vindt de junta dat de periode van economische sancties al mee telde. Hoe dan ook staat vast dat er grote gevolgen zullen zijn op economisch en politiek vlak.
Blijft het hier wel bij?
Wat betreft de economische impact is het nog koffiedik kijken, en moeten we het resultaat van de onderhandelingen afwachten. Daarbij valt nog te zien of de AES-landen zich ook uit de monetaire unie UEMOA zullen terugtrekken, die ook het vrij verkeer van mensen en goederen garandeert binnen de 8 lidstaten. Zo’n dubbele exit zou het absolute worstcasescenario zijn, aangezien dat een einde maakt aan de vrije circulatie naar de buurlandenwaar ook grote diaspora uit de Sahel wonen. Zolang de AES-landen lid blijven van UEMOA kan de economische schade beperkt blijven. Ze kunnen ook bilaterale verdragen afsluiten met de belangrijkste handelspartners, zoals Senegal en Ivoorkust, al is het nog niet zeker of die daarop zitten te wachten.
De AES-landen communiceerden eerder over hun intentie om samen een nieuwe munteenheid op te richten, al lijken daarvoor de neuzen niet helemaal in dezelfde richting te staan: de bereidheid om uit UEMOA te stappen is bijvoorbeeld groter in Burkina Faso dan in Mali. Zo wordt er gefluisterd dat er in Ouagadougou al Russische monetaire experten zijn gesignaleerd om hierbij te assisteren. Bovendien lijkt die beslissing alsook het invoeren van een nieuwe munteenheid onrealistisch gezien de zwakke economische situatie in de drie landen. Hoewel de drie heel wat grondstoffen bezitten (met name goud en uranium) zal dat niet volstaan om garant te staan voor een nieuwe munt. Het lijkt erop dat de junta’s de grens af tasten tussen grootspraak tegenover ECOWAS, zonder daarbij hun laatste economische reddingsboei te lossen.
Toch mag de impact van het vertrek uit ECOWAS niet onderschat worden. Er zijn nog 7 extra landen die geen lid zijn van UEMOA, waarmee de economische banden dus zouden verbroken worden. Daarnaast wordt er sinds 2019 bij ECOWAS gewerkt aan een nieuwe munteenheid -de ECO- ter vervanging van de vergruisde CFA. Frankrijk steunt dit project in een poging de kritiek van zich af te schudden dat ze de CFA nog altijd gebruiken als politiek drukkingsmiddel. De ECO komt er ten vroegste in 2027, en het vertrek van de Sahel landen kan ook hier roet in het eten gooien.
Het vertrek uit ECOWAS is ook tekenend voor het verschuiven van bredere internationale relaties. Zo gaf Marokko begin januari al aan dat het de Sahel-landen graag toegang wil verlenen tot de Atlantische oceaan. Daarmee speelt het handig in op de moeizame relaties van Algerije met de junta’s en werpt het zich op als nieuwe partner in de Maghreb. Daarnaast zijn er ook de toenemende handelsbelangen van Rusland en China, waarvoor een munt die gekoppeld is aan de Euro minder relevant is. Eerder dan hier een georkestreerd Russisch complot in te zien zijn het ook de junta’s zelf die de grootmachten handig tegen elkaar uitspelen. In wezen handelen alle buitenlandse partners -ook Frankrijk- zeer gelijkaardig: ze stellen hun eigen economische en politieke belangen boven die van de 71,5 miljoen inwoners van Mali, Burkina Faso en Niger.
Democratie shmemocratie
Wat betreft de economische impact is het nog koffiedik kijken, maar de ‘Sahelexit’ lijkt toch in de eerste plaats een politiek statement. Het vertrek is geen protest tegen de vrijhandel, maar tegen ‘imperialisme’ en buitenlandse inmenging. De beslissing om ECOWAS te verlaten is ook een duidelijke ‘njet’ tegen een -snelle- terugkeer naar democratie. De focus van ECOWAS op democratische verkiezingen en maximaal twee ambtstermijnen per president dateert van voor de recentste golf van coups. De regio gaat al sinds de onafhankelijkheid gebukt onder autoritaire regimes, maar pogingen om die trend te keren brengen duidelijk geen zoden aan de dijk.
De vraag kan dan ook gesteld worden of de resterende ECOWAS-landen veel legitimiteit hebben om de AES-landen de les te spellen. Verschillende leiders kwamen immers zelf aan de macht na frauduleuze of op z’n minst bedenkelijke verkiezingen, of verlengen op onconstitutionele wijze hun ambtstermijn. Deze leiders staan evenwel in een goed blaadje bij Frankrijk bijvoorbeeld. Dat is extra munitie voor de AES om ECOWAS te bekritiseren als een hypocriet vehikel voor Westerse belangen.
De internationale gemeenschap blijft vasthouden aan democratie in landen die totaal verwoest worden door conflict, maar zelfs voor de start van het conflict in 2011 was er weinig vertrouwen in de politieke klasse. In Mali staat politiek al langer synoniem voor corruptie en onbetrouwbaarheid. Hoewel de militairen zich presenteren als alternatief zijn ze in hetzelfde bedje ziek. Desondanks zijn verkiezingen volgens een grote meerderheid van de bevolking absoluut geen prioriteit. Ze gaan akkoord met de junta dat het zinloos is om verkiezingen te houden zo lang het in grote delen van het grondgebied onmogelijk is om veilig te stemmen. Ze zien in de eis van de internationale gemeenschap (en ECOWAS) om verkiezingen te houden vooral een slinkse strategie om kandidaten aan de macht te helpen die internationale belangen voorop te stellen (die bijvoorbeeld beloven transmigranten hardhandig aan te pakken).
Het vertrek van de AES-landen is ook een domper voor ECOWAS om nog daadkrachtig op te treden bij ondemocratische evoluties in andere lidstaten. De president van Senegal, Macky Sall, kondigde niet veel later aan dat de verkiezingen daar voorlopig uitgesteld worden. ECOWAS staat dus voor een dubbele uitdaging om zowel de Sahelexit in goede banen te leiden, en wat nog rest van de cohesie tussen andere lidstaten te bewaren.
Eigen veiligheid eerst
Bij hun vertrek kondigden de AES-landen ook aan dat ze zich door ECOWAS niet gesteund voelen in de strijd tegen terrorisme. Ze maken gewag dat ze in hun nieuwe formatie beter in staat zijn het hoofd te bieden aan de dreiging van de verschillende jihadistische groeperingen die in de regio aanwezig zijn. De overdreven focus op verkiezingen doet inderdaad niets aan de diepere grondoorzaken van de crisis, zoals structurele armoede, ongelijke economische relaties, jarenlang wanbeleid, moeizame integratie van minderheidsgroepen enzovoort.
De junta’s maken zich sterk dat ze met het vertrek van Westerse partners net beter in staat zullen zijn om hard op te treden tegen jihadisten. Ondanks hun populistisch discours waarbij ze zogezegde successen in de verf zetten lijkt het einde van het geweld niet in zicht. Jihadisten breiden steeds verder uit naar het zuiden van de regio. Net daar zou een coöperatieve strategie met alle getroffen landen -de overige ECOWAS-leden – noodzakelijk zijn. Maar het afgelopen decennium werd al duidelijk dat ECOWAS daar niet toe in staat is.
Intussen schurken de junta’s steeds nauwer aan bij Rusland. De Wagner-militie -intussen aangestuurd door het Kremlin en herdoopt tot het Africa Corps, een naam met even problematische Nazistische connotatie- is al enkele jaren actief in Mali en nu ook in Burkina Faso. De ‘successen’ van de junta’s en Wagner gooien vooral olie op het vuur, met mensenrechtenschendingen en het opstoken van intracommunautaire spanningen.
Geen ver-van-ons-bed-show
Finaal is het vertrek van Mali, Burkina Faso en Niger uit ECOWAS dus geen louter West-Afrikaanse kwestie. In tegendeel, het is nauw verbonden met de ‘internationale’ -lees Westerse- inmenging in de regio. Als ze al media-aandacht krijgen worden de populistische junta’s hier bij ons eerder geframed als Russische marionetten die Westerse belangen bedreigen. Die lezing doet afbreuk aan de complexiteit. Dat we West-Afrika jarenlang verwaarloosden en beschouwden als exclusieve invloedzone van Frankrijk komt nu als een boemerang terug, in de eerste plaats voor Frankrijk zelf. Het verzwakken -of erger, uiteenvallen- van ECOWAS is een nieuwe slag in het gezicht van Frans President Emmanuel Macron, nadat zijn leger en enkele diplomaten al de deur werden gewezen.
De junta speelt handig in op de publieke opinie in de Sahel, die gedesillusioneerd is over de loze beloftes van het Westen; niet enkel over het oplossen van het conflict maar ook decennialange “ontwikkelingspolitiek” die in realiteit weinig verbetering bracht. Dat de junta zelf hoogstwaarschijnlijk geen rol kan spelen in een positieve uitkomst neemt niet weg dat ze bepaalde pijnpunten blootleggen.