Elk jaar herdankt de Rwandese bevolking in de maand april de slachtoffers van de genocide die in april 1994 werd ontketend. Het is voor iedereen telkens een erg moeilijke periode. Maar er is geen enkele nationale eenheid meer rond deze herdenking. Want, zo legt gewezen parlementslid Jean-Baptiste Mberabahizi ons uit, het regime van het FPR, Rwandees Patriottisch Front, is uitgegroeid tot een ‘militair-affairistische oligarchie’ die geen enkele oppositie duldt. De fundamentele tegenstellingen zijn daardoor nog scherper geworden. Verscheidene ballingen werken aan een grootscheepse politieke reorganisatie.
Mberabahizi : Ik ben gewezen parlementslid voor de Rwandese Socialistische Partij. Ik zat in het overgangsparlement dat in 1994 in het leven werd geroepen. Sinds 1997 verblijf ik in België als politiek vluchteling, momenteel ben ik voorzitter van de ‘Alliance Démocratique Rwandaise’ (ADR). Deze ADR ontstond in januari door de fusie van de ‘Mouvement Pour la Paix, la Démocratie et le Développement’ (Beweging voor Vrede, Democratie en Ontwikkeling) en van het ‘Congrès Démocratique Rwandais’ (Rwandees Democratisch Congres). De ADR zoekt een oplossing voor het belangrijkste probleem dat zich nu in Rwanda stelt, namelijk de ver doorgedreven «etnicisering ».
RC : Deze periode is altijd zeer pijnlijk voor de Rwandezen. Wat betekent het voor u?
JBM : Ik denk aan al die mensen die in 1994 zijn omgebracht. Maar er is tegelijk een groot gevoel van frustratie door het onvermogen van het regime, ingesteld door het FPR onder leiding van Paul Kagame, om de problemen op te lossen die toen tot dat drama hebben geleid.
In de voorbije acht jaar is er zeer stelselmatig een politieke, militaire en zakelijke oligarchie uitgebouwd die men in het Kinyarwanda ‘AKAZU’ noemt en vooral bestaat uit gewezen vluchtelingen. Ze voert dezelfde politiek van sektarisme, cliëntelisme en etnische privileges. Bovenop de etnische uitsluitingen die al vóór 1994 bestonden, komen er nu nog nieuwe sectaire houdingen bij, bijvoorbeeld tegen de francofone Rwandezen of tegenover de Rwandezen die tussen 1960 en 1990 in het land bleven. Dat leidt tot een nieuwe golf van vluchtelingen.
Men zou van het FPR-regime verwacht hebben dat ze van de gebeurtenissen tussen 1990 en 1994 zou geleerd hebben dat men de problemen onder Rwandezen vreedzaam moet oplossen. De genocide had plaats tegen een achtergrond van oorlog waarin ook de strijdkrachten van het FPR slachtingen hebben aangericht. Maar het regime heeft geen enkele poging ondernomen om met die context rekening te houden. Er wordt helemaal geen rekening gehouden met het leed dat talrijke Rwandezen hebben ondergaan. Daardoor leeft bij velen een sterk gevoel dat hen onrecht wordt aangedaan, dat met hun leed geen rekening wordt gehouden. In plaats van een oplossing voor die problemen te zoeken, stelt men vast dat het FPR zich militaristisch opstelt, zoals het ook in de jaren ’90 deed.
RC : Hoe worden het FPR en Rwanda nu in het Westen gezien ?
JBM : Er is vooreerst de universitaire wereld en die van de ngo’s en mensenrechtenorganisaties. Daar heerst vooral ontgoocheling. Men begrijpt niet dat het FPR niet geleerd heeft van de vergissingen van de vroegere machthebbers en niet probeert om een factor van eenheid en stabiliteit in het land en de regio te zijn. Men beseft dat het regime nu al acht jaar vluchtelingen en uitgestotenen voortbrengt. Anderzijds zijn er wel staten die het regime om geopolitieke redenen ondersteunen, wat dan vaak te maken heeft met de inmenging van die staten in de Congolese aangelegenheden.
RC : Kunnen we de relatie niet omkeren? U zegt dat Rwanda de steun geniet van sommige westerse staten. Maar zou men in het geval van Congo niet kunnen zeggen dat sommige landen, ik denk vooral aan de Verenigde Staten, Rwanda in Congo hebben ingezet?
JBM : Alles wijst erop dat er een rechtstreekse band is tussen de Rwandese bemoeienissen in Congo en hun houding tegenover Congo. Men heeft de indruk dat Rwanda op gulle financiële en militaire bijstand kan rekenen, dat het met de zegen van het IMF wordt behandeld als een land dat goed wordt bestuurd. Terwijl het nochtans als een bezettingsmacht optreedt tegen een deel van de Congolese bevolking en enorme militaire uitgaven doet zonder dat het enige uitleg verschuldigd is aan zijn geldschieters. Het wekt alleszins de indruk van nauwe banden met landen als de VS. Maar tegelijk lijkt het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken zijn houding te herzien. Ik heb een recent rapport van dat ministerie gezien over de mensenrechten en de democratie in Rwanda. Daarin wordt grosso modo gesteld dat de Rwandezen het recht niet hebben zelf hun leiders te kiezen en dat de leiders de genocide inroepen om de democratisering af te wijzen. Er wordt melding gemaakt van slachtingen, verdwijningen, terechtstellingen zonder proces, opsluiting van opposanten, kortom van grove en systematische schendingen van de mensenrechten. Men kan zich dan ook de vraag stellen of de VS Rwanda nog steunen. Ik heb de indruk dat er in Washington vragen rijzen over wat er echt gebeurt. Dit betekent natuurlijk niet dat er geen militaire banden zouden zijn die de activiteiten van het FPR in de regio van de Grote Meren dient.
RC : Heeft Rwanda wel echt een meerpartijenstelsel?
JBM : Het FPR van Kagame heeft sinds zijn machtsovername de activiteiten van partijen verboden. Het heeft de vorming van nieuwe partijen afgewezen. Gewezen president Bizimungu heeft vorig jaar een nieuwe partij gesticht, de Parti Démocratique pour
le Renouveau (Democratische Partij voor Vernieuwing), maar die is verboden. De ‘Union Nationale Rwandaise’ (Nationale Rwandese Unie), een partij die de vroegere koning steunde, heeft in 1994 gevraagd om zich te laten registreren, maar ook dat werd afgewezen. Vandaar dat er allerlei bewegingen in ballingschap ontstaan. Onze ADR is een van de vele nieuwe bewegingen. Het FPR van Kagame laat de Rwandezen geen enkele ruimte om desgewenst vreedzaam voor een andere regering te ijveren.
(Een woordje uitleg bij wat volgt: eind maart 2002 was er het gerucht dat drie politieke groepen in Hamburg een nieuwe partij hebben opgericht, de IGIHANDO. Het gaat om de ARENA, de royalistische Nation- Imbaga y’Inyabutatu Nyarwanda et de FDLR (waarvan sommigen beweren dat ze geleid wordt door daders van de genocide). ARENA ontkent. Joseph Sebarenzi, ex-voorzitter van het Rwandese parlement en overloper uit het FPR, zou na een korte periode in ARENA voorzitter zijn van Igihando. Een andere sleutelfiguur is de zakenman Valens Kajeguhakwa die in de VS verblijft. Sinds augustus 2001 is hij een tegenstander van Kagame, na acties van politie en justitie tegen zijn bank Bacar.)
RC : Er wordt de jongste tijd nogal veel gepraat over Bacar en Valens Kajeguhakwa. Wat is uw mening daarover?
JBM : Dat bevestigt alleen wat ik daarnet al zei. De etnische uitsluiting, het nieuwe sectarisme van het bewind Kagame treft niet alleen de boeren, maar ook de middenklassen en zakenlieden als Kajeguhakwa. Voor die zakenlui is de staat de belangrijkste klant. De toewijzing van openbare aanbestedingen is dus inzet van een enorme concurrentie onder clans die Kagame gesteund hebben en die vooral uit de Tutsi-kleinburgerij komen. Het favoritisme en affairisme hinderen zakenlieden als Valens Kajeguhakwa. Maar ik denk niet dat dit een breukpunt betekent.
Het is gewoon de bevestiging dat een politiek van uitsluiting nefaste gevolgen heeft en het gewone zakenleven ook in de weg staat. Men mag niet aan politiek doen, boeren worden ondergebracht in kampen zonder watervoorzieningen, sanitair en onderwijs, ver van hun velden.
Men is in feite de Rwandese landbouw aan het kapotmaken. De boeren sterven van honger en het zakenleven wordt onmogelijk.
RC : Laten we terugkomen op uw initiatief. Ik veronderstel dat uw nieuwe alliantie deel uitmaakt van een politieke reorganisatie voor Rwanda.
JBM : Inderdaad. Wij gaan ervan uit dat tegelijk drie problemen moeten worden geregeld. Het eerste: de etnische uitsluiting. We willen daar een eind aan maken. Degenen die achter onze beweging staan, weigeren misbruik te maken van de etnische opdelingen, niet alleen in woorden maar ook in daden. De mannen en vrouwen achter onze Rwandese Democratische Alliantie behoorden tot diverse stromingen. Er zijn gewezen officieren van het Rwandees patriottisch Leger en parlementsleden uit het FPR-regime, maar ook mensen die zich verzetten tegen de uitsluitingspolitiek van het regime dat in 1994 van de macht werd verdreven. Het zijn dus mensen die militeerden tegen de etnische opdelingen.
Het tweede probleem is dat van de sociale uitsluiting. De Rwandezen zijn niet alleen Hutu’s of Tutsi’s of Twa of een mengeling. De Rwandezen zijn ook boeren, werkzoekende werklozen, zakenlieden die willen werken zond er ambtenaren te moeten omkopen of clanchefs te dienen. We moeten dat probleem van de sociale uitsluiting aanpakken. De boeren moeten de kans krijgen zich te organiseren in een beweging die niet kijkt naar de lengte van hun neus of naar hun grootte.
Het derde probleem heeft te maken met het geopolitieke kader dat enkele Westerse mogendheden in de regio scheppen. Indertijd heeft een kliek met de Belgische koloniale heersers gecollaboreerd, later was dat niet anders. Het verschil is dat die eerste kliek bestond uit Tutsi feodalen en dat de tweede uit de Hutu kleinburgerij komt. Maar in wezen maakt het geen verschil. Vandaag maken we weer een dergelijk verschijnsel mee. Het gaat vooral om mensen die in de jaren ’60 in de Tutsi diaspora vertoefden en nu door Westerse mogendheden worden gemanipuleerd om het beleid van segregatie voort te zetten en buurlanden als Congo aan te vallen. Dat is onaanvaardbaar.
Wij willen die problemen niet het een na het ander aanpakken, maar tegelijk.
RC : Wat denkt u over de manier waarop de media hier over Rwanda berichten?
JBM : Ik stel vast dat de Belgische media belangstelling hebben voor de toestand in Rwanda. Maar de Belgische regering is blijkbaar gesteld op goede relaties met de Rwandese regering, wat de indruk wekt dat de media die niet in het gedrang willen brengen door te melden wat er echt in het land aan de hand is. Zij zijn nochtans de enigen die dat kunnen. Want in België verblijven rond 7.000 Rwandese vluchtelingen van wie velen na 1994 naar hier kwamen. De Belgische media zouden verder moeten gaan en die Rwandezen meer aan het woord laten om de Belgische opinie voor te lichten over de toestand in het land. Men heeft vaak de indruk dat die media alleen belangstelling hebben voor randfenomenen. Het lijden van een bevolking interesseert die media weinig. Vergeet echter niet dat het in Rwanda zelf onmogelijk is daarover te berichten. Er is in Rwanda geen enkele persvrijheid. TV, radio en het grootste deel van de geschreven pers worden door de staat gecontroleerd, kritiek leidt tot repressie. De meeste onafhankelijke bladen zijn verdwenen, kritische persstemmen trokken in ballingschap.
RC : Collega’s hoor ik vaak zeggen dat de toestand in Rwanda te ingewikkeld is om behoorlijk te kunnen uitleggen.
JBM : Dat is een flauw excuus. Geen enkele situatie ligt eenvoudig. Het is tegelijk eenvoudig en ingewikkeld. Vele mensen trachten het erg ingewikkeld te maken of voor te stellen. Men moet een inspanning doen om de gebeurtenissen te begrijpen en te analyseren. Er zijn in België ongetwijfeld journalisten die een onderscheid kunnen maken tussen informatie en desinformatie, tussen informatie en manipulatie.
(Uitpers, mei 2002)