Tijdens een ontmoeting met de NAVO-ministers van defensie op 5 december 2000 in Brussel zei de Russische minister van Defensie Igor Sergejev dat ‘Rusland haar relaties met de NAVO zal ontwikkelen’, maar dat Moskou sterk gekant is ’tegen de oostelijke expansie van de Alliantie’. De Russische houding ten aanzien van de vorming van een Europees leger laat zich afleiden uit de Russische houding ten opzichte van de NAVO.
De veranderingen in de Sovjet-politiek tijdens het bewind van Mikhail Gorbatsjov en het einde van de Koude Oorlog in 1989/90 wekten grote verwachtingen. De basis van de bewapeningswedloop was weggevallen en naar verwachting zou een nieuw tijdperk van ontwapening en conversie aanbreken. De miljarden die tot dan toe werden uitgegeven voor defensie zouden nu vreedzamere bestemmingen kunnen krijgen. Tussen 1985 en 1995 daalden de defensie-uitgaven in de wereld met 30% en de defensie-industrie ontsloeg 28% van de werknemers. De militaire uitgaven, in 1987 nog goed voor het recordbedrag van circa 1 biljoen dollar, daalden in 1995 naar ‘nog slechts’ 700 miljard. Het IMF berekende dat wereldwijd het aandeel defensie-uitgaven in de staatsbegrotingen daalde van 3,7% in 1990 naar 2,4% in 1995.
Nadat op 1 juli 1991 het Warschaupact formeel werd opgeheven, leek het een logische stap dat de opheffing van de NAVO spoedig zou volgen. Het tegendeel bleek echter waar: de NAVO zag nu zelfs mogelijkheden het in Oost-Europa ontstane vacuüm op te vullen. Een eerste concreet resultaat werd bereikt tijdens de NAVO-top in Madrid op 8 juli 1997 toen Polen, Tsjechië en Hongarije als lid werden toegelaten. De beslissing in Madrid stond niet op zichzelf. Er zou een passende strategie ten aanzien van de Russische Federatie ontwikkeld moeten worden, aangezien Moskou al had laten weten de NAVO-expansie als een gevaar voor de nationale veiligheid te zien. Het NAVO-antwoord was de ‘Grondakte over wederzijdse betrekkingen, samenwerking en veiligheid tussen de NAVO en de Russische Federatie’, die op 27 mei 1997 in Parijs werd ondertekend en voorziet in de vorming van een permanente gemeenschappelijke NAVO-Rusland-raad, die bij praktisch alle vraagstukken betreffende de Europese veiligheid betrokken wordt. De reacties in Russische politieke kringen waren niet onverdeeld enthousiast.(1)
Voor de Verenigde Staten was de NAVO evenwel een middel om haar politieke invloed in Europa te behouden en verder hebben zij de NAVO nodig als militaire springplank naar de geostrategische belangen in het Midden-Oosten, de Kaukasus en het zuidelijk halfrond. Bovendien bestond er bezorgdheid over de instabiliteit in veel voormalige Oost-Europese en Sovjetrepublieken, die wel eens tot handelend optreden zou kunnen nopen.
Uitbreiding NAVO
De nieuwe militaire en politieke rol van de NAVO werd bekend als ‘Promote Stability’ (stabiliteit bevorderen). De ‘nieuwe’ NAVO zou zich naar het oosten moeten uitbreiden, niet meer als tegen de Russen gerichte militaire alliantie, maar als een organisatie van democratisch en markteconomisch georganiseerde staten die hun stabiliteit aan de nieuwe leden overdragen en tegelijkertijd de democratisch gezinde politieke elite in de voormalige Oost-Europese en Sovjetrepublieken ondersteunen.
Het begin van de NAVO-acties in Joegoslavië in 1999 betekenden een voorlopig einde van de prille toenaderingen tussen de Russische Federatie en de westerse militaire alliantie. Van Russische zijde werd openlijk afstand van de NAVO genomen. De gepolariseerde Russische politiek had al sinds de ondertekening van de Parijse Grondakte een ‘anti-NAVO-blok’ gevormd in de Doema, het Russische parlement.
De achtergrond van de Russische weerzin tegen de NAVO-uitbreiding oostwaarts, en daarmee ook tegen de vorming van een Europees leger dat wel eens een interventiemacht in bijvoorbeeld de rumoerige Kaukasus zou kunnen worden, wordt gevormd door een politiek-psychologisch fenomeen: het verliezerssyndroom. De ondergang van de Sovjet-Unie als voormalige supermacht betekent voor de meeste Russen niet alleen een dramatische verandering van de wereldkaart, maar vooral een nu al tien jaar durende verslechtering van de eigen levensomstandigheden.(2)
Demoralisatie
Onder het bewind van Boris Jeltsin raakte ook het eens zo machtige Sovjetleger, ooit de trots van de natie, in verloedering. Corruptieschandalen van hoge militairen werden in de pers breed uitgemeten. De teruggetrokken Sovjettroepen uit de voormalige satellietstaten in Oost-Europa werden in eigen land nauwelijks van behoorlijke huisvesting voorzien, ondanks de miljarden die door de Duitse regering voor dit doel werden betaald. Maar de grootste schande was het verlies van de eerste Tsjetsjeense oorlog, waarbij het prestige van het Russische leger een gevoelige klap kreeg.
Ondanks Jeltsins pogingen om het aanzien van het militaire apparaat weer op te krikken bleef het beeld bestaan van een ongedisciplineerd, ongetraind, maar vooral ongemotiveerd Russisch leger. Het in september 1995 in Moskou gepresenteerde document ‘De strategische koers van Rusland ten aanzien van de staten van het GOS’ gaf een aantal prioriteiten aan voor de Russische strategische belangen op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie.(3) Met republieken als Georgië, Armenië en Kazachstan bleven er meningsverschillen bestaan over Russische militaire bases, en uiteindelijk lukte het Jeltsin toch niet om de nieuwe taken voor het Russische leger duidelijk uit de verf te laten komen. De demoralisatie nam dan ook alleen maar verder toe, evenals het aantal demonstraties tegen de NAVO-uitbreiding.
Nieuwe doctrine
Het was wachten op het aan de macht komen van Vladimir Poetin om nieuwe pogingen te doen het Russische leger een volwaardige plaats in de samenleving te geven. Sinds mei 2000 kent de Russische Federatie dan ook een nieuwe militaire doctrine, die ondubbelzinnig te verstaan geeft dat Moskou in geval van nood kernwapens kan inzetten, al was het alleen maar om weer iets van de ‘oude dreiging’ terug te brengen in het internationale krachtenspel en zo weer een glimp van Rusland als supermacht op het wereldtoneel op te voeren.
Het ontwerp van de doctrine, waarin een uiteenzetting wordt gegeven van de Russische garanties betreffende defensie- en veiligheidspolitiek, werd begin februari 2000 aangenomen in de vergadering van de Veiligheidsraad van de Russische Federatie. En conform de oekaze van president Poetin is de doctrine sinds mei 2000 in werking getreden, juist voor het moment dat Clinton een bezoek aan Moskou zou brengen.
Krachtig optreden
De nieuwe doctrine is evenwel geen persoonlijke gril van Poetin. De voorbereidingen begonnen reeds in de herfst van 1999, nog onder het bewind van Jeltsin. Volgens de preabule is de nieuwe doctrine noodzakelijk gezien de belangrijke ontwikkelingen in de wereld en in Rusland zelf. Die ‘belangrijke ontwikkelingen’ zijn vanuit Russische visie dan vooral de uitbreiding van de NAVO en de ontwikkelingen in Europa betreffende de vorming van een Europees leger. Ondanks alle verklaringen van westerse leiders over hun vredelievende bedoelingen worden deze ontwikkelingen door Moskou toch ervaren als een potentiële bedreiging voor de veiligheid van het land. De militaire operaties van de NAVO in Joegoslavië bevestigden nog eens de angst van het Kremlin.
Het Nieuw Strategisch Concept (NSC) van de NAVO, dat in april 1999 tijdens de NAVO-top in Washington is aangenomen, veroorzaakte ook een alarmerende reactie in Russische militaire kringen. Immers, in het concept werd gesproken over krachtig optreden van de Alliantie buiten de zones van haar verantwoordelijkheid, hetgeen in Russische ogen wil zeggen in praktisch de gehele wereld, inclusief de Russische Federatie. De commandant van de hoofdafdeling internationale samenwerking van het Russische ministerie van Defensie, generaal-kolonel L. Ivasjov, verklaarde in een interview op de Russische televisie: “Het strategisch concept van de NAVO beschouwt, zij het in bedekte termen, Rusland als één van de grootste potentiële tegenstanders. Er wordt niet rechtstreeks over gesproken, maar wanneer het gaat over het afweren van grootschalige agressie, over bedreiging voor de NAVO, dan is het duidelijk dat er niet één andere staat kan worden bedoeld dan Rusland.”
Volgens Russische geopolitieke specialisten vormen de laatste ontwikkelingen in de Noordelijke Kaukasus ook een serieuze bedreiging voor de integriteit van de Russische Federatie. Tsjetsjeense strijders zouden niet alleen van plan zijn om Tsjetsjenië af te scheiden van Rusland, maar de gehele Noordelijke Kaukasus. Als reactie op deze internationale en nationale ontwikkelingen werd de nieuwe militaire doctrine van de Russische Federatie door Vladimir Poetin gepresenteerd met de woorden “dit is ons antwoord aan de NAVO”.
Atoomknop
In het buitenland werd onmiddellijk de aandacht getrokken door het feit dat Rusland zich de mogelijkheid blijft voorbehouden van het inzetten van kernwapens. Het antwoord uit Moskou luidde dat deze wapens zullen worden ingezet bij gebruik van massavernietigingswapens tegen Rusland en haar bondgenoten, en ook als antwoord op grootschalige agressie met toepassing van conventionele wapens in een kritieke situatie voor de nationale veiligheid van de Russische Federatie en haar bondgenoten. De doctrine waarschuwt openlijk dat, als er geen andere uitweg meer is, er op de atoomknop gedrukt kan worden. De atoomwapens worden beschouwd als het meest effectieve middel bij het tegenhouden van de agressor. Zij bepalen niet alleen de veiligheid van Rusland, maar ondersteunen ook de internationale stabiliteit, dat wil zeggen dat er teruggegrepen wordt op de balans in de bewapening en de afschrikkingswerking uit de tijd van de Koude Oorlog. In de doctrine wordt niet gesproken over een verlaging van de atoomdrempel. Eén van de belangrijkste auteurs, de eerste plaatsvervangend commandant van de Russische generale staf, V. Manilov, verklaarde: “Wij bevestigen iedere garantie die wij ondertekenden samen met de overige leden van de atoomclub.”
Het huidige Rusland ziet zich, in tegenstelling tot de Sovjet-Unie, niet meer voor de opgave geplaatst van het bereiken van een atoomevenwicht met het Westen. Rusland is pragmatischer geworden, met name uit economische overwegingen, en wil haar atoomarsenaal juist verminderen, ook al omdat eentiende van de huidige voorraad nog ruimschoots voldoende zou zijn om een potentiële agressor tegen te houden.
Confronterende houding
De nieuwe Russische militaire doctrine veroorzaakte een levendige discussie in het Westen. De meningen waren zeer verdeeld. De Washington Post gaat er bijvoorbeeld van uit dat de doctrine “een versterking is van de confronterende positie van Rusland in haar toenadering tot het Westen.” De Frankfurter Rundschau kijkt iets anders naar dit vraagstuk: “De nieuwe doctrine bevat geen enkele dreiging, maar dient slechts als waarschuwing. De doctrine stelt Rusland in staat haar atoomtroef op tafel te gooien, die een bijdrage moet leveren aan de Russische terugkeer in de wereldpolitiek en als deelnemer aan het machtsspel.”
Westerse beschuldigingen van “een confronterende houding” zijn ongegrond. In de tekst van de doctrine worden noch de NAVO, noch een Europees leger, noch de Verenigde Staten als potentiële tegenstanders genoemd. In het document worden zelfs in het geheel geen concrete vijanden van Rusland benoemd. Integendeel, in duidelijke bewoordingen staat er: “Rusland beschouwt iedere staat ter wereld als haar partner in het garanderen van internationale stabiliteit, veiligheid en vrede, met uitzondering van die staten die handelen buiten de kaders van de statuten van de Verenigde Naties en agressieplannen voorbereiden of uitvoeren tegen haar of haar bondgenoten.”
Gelijkwaardigheid
De in de doctrine vastgelegde ideeën van samenwerking kregen reeds voor de presentatie door Poetin een concrete bevestiging. Op 16 februari 2000 waren er in Moskou onderhandelingen met de secretaris-generaal van de NAVO Robertson. In een gezamenlijke verklaring spraken Rusland en de NAVO over een herleving van de relaties die eerder waren bevroren als gevolg van de wederzijdse vertrouwenscrisis, ontstaan tijdens het NAVO-optreden in Joegoslavië en het begin van de tweede Tsjetsjeense oorlog. Blijkbaar werd nu van beide zijden begrepen dat er geen andere alternatieven zijn dan samenwerking en partnerschap, en dat er wederzijds concessies moesten worden gedaan. Rusland bleek bereid haar verontwaardiging naar aanleiding van de NAVO-acties in Joegoslavië te matigen of zelfs te vergeten, en de NAVO onthoudt zich van scherpe verklaringen over het Russische optreden in Tsjetsjenië. Niet zonder reden wordt er gezegd dat politiek de kunst van de compromissen is.
Op dezelfde dag dat in Moskou de hernieuwde samenwerking tussen Rusland en de NAVO werd bezegeld, hield de eerdergenoemde generaal-kolonel L. Ivasjov een rede over de Russische militaire doctrine in Genève. Sprekend over de praktische toepassing van de doctrine en de internationale samenwerking benadrukte hij: “Wij willen dat een samenwerking wederzijds, constructief en gelijkwaardig is. Dat betekent niet dat Rusland zich zal mengen in de interne aangelegenheden van de NAVO. Maar wanneer het vraagstukken betreft van Europese veiligheid en de veiligheid van de Russische Federatie dan willen wij gelijkwaardige partners zijn, dat wil zeggen deelnemers op het Europese veld, en geen toeschouwers op de tribune.”
Deze woorden bepalen tevens de Russische houding ten aanzien van de vorming van een Europees leger. Als de vorming van een dergelijk leger niet grondig wordt besproken met Moskou, als de doelen en taken van een dergelijk leger niet duidelijk zijn, dan zal Rusland haar stekels opzetten en zullen eventuele consequenties niet te overzien zijn. Nu de relaties met de NAVO weer enigszins zijn genormaliseerd kan een nieuwe crisis op internationaal veiligheidsniveau een herbezinning van Rusland op veiligheidsgebied met zich meebrengen en zal het fenomeen van de kernwapens een nog prominentere rol gaan spelen binnen het Russische militaire apparaat. De Russische staatsbegroting voor het jaar 2001 voorziet in uitgaven voor defensie van 3,2% van het totale budget, nog altijd ruim voldoende om atoomwapens ter beschikking te houden als dreiging tegen zowel de NAVO, als een Europees leger, mocht men daarin een bedreiging zien van de staatssoevereiniteit. Volgens minister van Defensie Igor Sergejev zal Rusland haar relaties met de NAVO ontwikkelen op een nieuwe, meer pragmatische basis, waarbij hij opmerkte dat beide zijden een “te grote rol spelen in de Europese en de wereldpolitiek om elkaars belangen te negeren.”(4)
(Uitpers, april 2001)
* Bas van der Plas is coördinator INSUDOK, informatie- en dokumentatiecentrum over de voormalige Sovjet-Unie en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) in Den Bosch. Dit artikel is verschenen in “Het opkomend militarisme van de Europese Unie”. Een uitgave van Vrede vzw en VD AMOK Gent/Utrecht, maart 2001, 134 blz. Voor meer informatie over deze publicatie, zie de rubriek Signalement.