De Thailandse “roodhemden” zijn weggejaagd uit de zakenwijk van Bangkok. De Thailandse machtselite heeft haar orde hersteld, een orde gegrondvest op monarchie, leger en big business. Die roodhemden hebben geen duidelijk profiel of programma. Naast de oorspronkelijke eis – het aftreden van de regering van Abhisit Vejiajivi die door een coup aan de macht kwam en nieuwe verkiezingen – doken andere eisen op, vooral gericht tegen de enorme en groeiende ongelijkheden tussen een zeer rijke elite en een bevolking van arbeiders en boeren die niet beter worden van de economische groei.
De “roodhemden” zijn een zeer apart verschijnsel dat ontstond en groeide als een beweging van steun aan de afgezette en verbannen ex-premier Thaksin Shinawatra. Thaksin is een in alle opzichten corrupte zakenman die zijn fortuin gebruikte om een partij op te richten, de “Thai Rak Thai” (Thais voor Thais), die zich vooral richtte naar de armere bevolkingsgroepen in het noorden en oosten. Het zijn diezelfde gebieden waar de Thailandse communisten in de jaren 1960-1970 een machtsbasis uitbouwden – uitgestrekt over een gebied met 4 miljoen inwoners, vooral boeren.
Thaksin
Thaksin won in 2001 op de gebruikelijke manier de parlementsverkiezingen. Hij had een persoonlijk fortuin van tegen de twee miljard dollar dat hij aanwendde om een kiescliënteel op te bouwen – het kopen van stemmen hoort daar ook bij. Thaksin had zijn fortuin opgebouwd in de telecommunicatie, met de gebruikelijke licenties en concessies van vrienden in regering en leger – die daar voor vergoed werden.
Als premier voerde Thaksin daadwerkelijk een beleid dat miljoenen armen ten goede kwam, zoals een goedkoop gezondheidssysteem, een moratorium op de schulden van kleine boeren, microkredieten voor dorpsontwikkeling. Thaksin zorgde evenwel in de eerste plaats voor zichzelf en zijn omgeving. Corruptie, nepotisme, cliëntelisme bleven schering en inslag. Hij voerde wetten in om syndicale werking aan banden te leggen en hervatte de oorlog tegen de Maleise (moslim) minderheid in het zuiden.
Maar Thaksins populistisch beleid was toch niet naar de smaak van een groot deel van de traditionele elite bestaande uit de monarchie, enkele industriële dynastieën, de legerleiders en de hoge bestuursregionen. Die Thailandse elite heeft een zeer diep misprijzen voor “het gewone volk”. Hun visie is die van een strikte hiërarchie waarbij democratie hoogstens betekent dat het volk tussen zijn uitbuiters mag kiezen. De veel geprezen monarchie staat aan de top ervan. Volgens Forbes is dit wellicht de rijkste koninklijke familie op aarde, met een fortuin van rond 30 miljard dollar, met belangen in alle grote economische sectoren. Koning Bhoemibol, nu al een jaar stervend, staat aan de top van die hiërarchie. Zijn “wijsheid” moet vooral dienen om compromissen te vinden tussen diverse belangengroepen in de elite.
Tegenwind
Thaksin schudde de elite teveel door elkaar, onder meer door zijn vertrouwelingen op posten in leger en administratie te plaatsen. Hij speelde ook de meest winstgevende contracten door aan zijn vrienden. De machtige kring rond de koning vreesde de controle over de legerleiding te verliezen en wou van Thaksin af. Maar die had zijn populariteit mee, zijn rivalen beseften dat ze bij verkiezingen het onderspit moesten delven. In september 2006 schoof het leger, ongetwijfeld met koninklijk zegen, de regering opzij in de zoveelste militaire coup van Thailands moderne geschiedenis. Dat leger had in 1973, 1976 en 1992 elke revolte tegen het regime met een bloedbad in de kiem gesmoord. Thaksins partij werd ontbonden, maar haar opvolgster, de Partij van de Volksmacht, won alweer de verkiezingen van eind 2007. Een vertrouweling van Thaksin, Samak Sundaravej, werd premier.
Geel
Thaksins rivalen namen hun toevlucht tot massademonstraties met de “Geelhemden”. Hun progressief imago stoelde op weinig. Ze werden gesponsord door Sonthi Limtongkul, de grootste mediamagnaat van het land en een vroegere zakenpartner van Thaksin. De vele zakenrivalen van Thaksin steunden de demonstraties, maar veel stedelingen die de corruptie van Thaksin beu waren, sloten er zich bij aan. Onder de leiding van de Geelhemden waren ook enkele veteranen van de strijd tegen de communistische guerrilla van de jaren 1960-1970. Ze kregen de steun van de bijzonder reactionaire koningin Sirikit. Allemaal deelden ze de afkeer voor het volk dat zo dom was voor de verkeerde te stemmen.
Tijdens het beleg van de luchthaven van Bangkok door de “geelhemden” stelde het grondwettelijk hof Thaksins partij buiten de wet. Het leger overhaalde parlementsleden van de ontbonden partij om Abhisit tot premier te kiezen. Zo werd de stembusuitslag van eind 2007 omgebogen.
Rood
Begin 2009 doken dan de “roodhemden” op als “Verenigd Front voor democratie en tegen dictatuur”. Het Front kreeg vooral steun van boeren en in mindere mate arbeiders, vooral in het noorden en oosten. Al gauw stond de aanklacht tegen de enorme ongelijkheden centraal, het ging niet langer meer alleen om Thaksin.
In de zomer van vorig jaar kwamen de uiteenlopende gevoeligheden bij de roodhemden naar boven. Aanleiding was het voorstel om een petitie te organiseren gericht aan de koning om een koninklijk pardon uit te spreken. Enkele leiders richtten toen de groep “Rood Siam” op (Siam is de vroegere benaming van het koninkrijk. Thailand verwijst naar de Thais, de grootste bevolkingsgroep van het land, maar niet de enige, er zijn o.m. nog miljoenen Chinezen, Lao’s, Maleiers en andere). Rood Siam vond dat men met die petitie de illusies over de koning staande hield.
Links?
De meeste roodhemden hebben echter, ook na het neerslaan van de actie in Bangkok, die illusies. De achterban is niet radicaal, al heeft het legeroptreden een kern ervan wel geradicaliseerd. De acties van de roodhemden steken schril af tegen de protesten van de jaren 1970 en 1992 toen studenten en stedelingen het voortouw namen en zich radicaler opstelden. Wat de Thailandse linkerzijde was, is echter zeer fel verzwakt, ook al heeft de economische boom van de periode van 1976 tot 1987 een grote industriële arbeidersklasse voortgebracht.
In de jaren 1960-70 stond de Thailandse Communistische Partij (CTP) nochtans sterk. Ze was een guerrilla begonnen naar maoïstisch model en won heel wat aanhang in het noorden en oosten van het land. Het was de periode waarin de communisten in Vietnam, Laos en Cambodja successen boekten. Washington zag in Thailand een “dominosteen” die zou vallen als de communisten in Vietnam zouden zegevieren. In 1973 sloeg het leger zeer bloedig de protesten in Bangkok neer, waarop talrijke studenten en andere stedelingen zich bij de CP aansloten. De partij bleef trouw aan de maoïstische opvatting dat de dorpen de steden zouden omsingelen. Het leidde snel tot ontgoocheling van stedelingen die ineens in dorpen werden gedropt. Toen Thailand en China goede vrienden werden, vanaf 1975, viel ook de aanzienlijke steun van China aan de CP stilaan weg. De Thailandse maoïsten kregen de raad meer rekening te houden met China’s belangen.
Het kwam tot spanningen binnen de CP. De regering in Bangkok bood de communisten begin van de jaren 1980 amnestie en reïntegratie aan, iets waar vooral de vroegere stedelingen op ingingen. Tegelijk voerde het Thailandse leger een ware repressie tegen al wat links was, links werd onthoofd. Vanaf de jaren 1990 schiet van die CP niets meer over. Andere bewegingen om links politiek te organiseren, hebben gefaald. Met als resultaat dat de roodhemden een surrogaat van klassenstrijd zijn. De radicalisering van een deel van die roodhemden kan mogelijks bijdragen tot een nieuwe start van links.
(Uitpers nr. 121, 11de jg., juni 2010)