De Iraanse premier Mahmoed Ahmadinejad is de grote verliezer geworden van de parlementsverkiezingen van 2 maart in Iran. Dit alhoewel er eind april, begin mei nog een tweede ronde volgt om te beslissen over 65 zetels. Voor het Westen geen reden tot juichen, want het zijn andere conservatieven, rond geestelijke leider Ali Khamenei, wier programma niet wezenlijk afwijkt van dat van Ahmadinejad, die het laken naar zich hebben toegetrokken.
De grote winnaar is Ali Khamenei die vorig jaar in een fel conflict met Ahmadinejad was geraakt. De geestelijke leider liet vorig jaar al doorschemeren dat hij de functie van president zou kunnen afschaffen. Dat kan betekenen dat er volgend jaar, als de tweede ambtstermijn van Ahmadinejad verstrijkt, er geen nieuwe president meer zal worden gekozen en dat Khamenei ook de dagdagelijkse leiding over de politiek zal overnemen. Overigens deed Khamenei dat al van 1981 tot 1989 toen hij president was.
Daarmee dreigt een nieuwe situatie te ontstaan en dreigt Iran volledig af te glijden naar een klerikale dictatuur. Na de islamitische revolutie van ayatollah Ruhollah Musavi Khomeini, kreeg deze laatste de titel van “geestelijke leider”. Daarnaast werd Abolhassan Bani Sadr, een leek, in 1980 tot president gekozen. De bevoegdheidsverdeling was echter niet heel duidelijk.
Gedacht werd dat de geestelijke leider zich enkel zou bezig houden met het definiëren van de grote lijnen van het islamitisch karakter van Iran, terwijl de president zich zou bezig houden met de politiek en de staatszaken. Maar zo zag Khomeini het niet. Als aanhanger van de doctrine van de velayat-e fakih of het bestuur door de islamitische rechtsgeleerde, meende hij dat hij het opperste gezag over alles had. Zijn visie haalde het. In 1981 al werd Bani Sadr door het parlement afgezet als “volksverrader”. De hoge sjiitische geestelijkheid van Iran had het hem bijzonder kwalijk genomen dat hij wilde tornen aan de macht van de clerus. Ook werd Bani Sadr slecht leiderschap verweten in de oorlog die Irak in 1980 met westerse steun tegen Iran had ontketend en die pas in 1980 zou eindigen nadat Khomeini de handdoek in de ring gooide.
Niettemin schafte Khomeini de functie van president niet af. Dat gaf toch enige spanning aan de Iraanse politiek, met vierjaarlijkse presidentsverkiezingen en de beperking dat een president maar twee opeenvolgende termijnen mocht doen en met om de vier jaar ook parlementsverkiezingen. Echt spannend werd toen in 1997 de hervormer Mohammed Khatami onverwacht met grote meerderheid, en tegen de kandidaat van het islamitische establishment in, werd verkozen. In 2001 werd hij, met veel minder enthousiasme, herkozen. Van de in het vooruitzicht gestelde hervormingen, zoals meer persoonlijke vrijheden, kwam niets in huis. Toegegeven, de president werd op alle mogelijke manieren tegengewerkt door de clerus. Tijdens zijn bewind werden kranten en tijdschriften verboden, journalisten, intellectuelen en andere mogelijke tegenstanders werden massaal opgepakt. Maar toch, hij gaf blijk van weinig karakter en als geestelijke kwam hij er niet toe zijn eigen status te ondergraven door de privilegies van de clerus in te perken.
In 2005 werd de conservatief Ahmadinejad verkozen en in 2009 herkozen, alhoewel die herverkiezing fel werd gecontesteerd omdat ze het resultaat zou zijn geweest van fraude op grote schaal. Maar geestelijke leider Khamenei hield hem de hand boven het hoofd tegen het protest van de “groene beweging” in. Die beweging bestaat nu niet meer. Haar twee kopstukken, die in 2009 ook presidentskandidaat waren, Mir Hoessein Musavi en Mehdi Karroubi, leven nog altijd onder huisarrest.
Vorig jaar echter kwam het tot een ernstige ruzie tussen de president en het parlement en het religieuze establishment. Ahmadinejad mocht dan wel religieus-conservatief zijn, hij streefde ook een herverdeling van de rijkdom van het land na. Ook via nieuwe belastingen op rijken. Dat is een vloek in het oog van de meeste conservatieve religieuzen voor wie privé-bezit heilig is en er geen perken mogen worden gesteld aan het verzamelen van wereldse goederen. Iets waarin de hoge geestelijken zeer bedreven werden, via monopolies e.a., na de islamitische revolutie. Zo werd hojatollah, een graad onder ayatollah, Ali Akbar Hashemi Rafsanjani, president van 1989 tot 1997, dollarmiljardair met de handel in pistachenoten. Men was al lang vergeten dat ayatollah Khomeini zei zijn islamitische revolutie te hebben ontketend ten gunste van de havelozen.
Ahmadinejad zorgde voor infrastructuurwerken op het platteland (bouw van wegen en bruggen, aanleiding van water- en elektriciteitsleidingen), stelde sociale zekerheid in en deelde soms gewoonweg geld uit aan mensen die het nodig hadden. Een politiek die als “populistisch” werd verketterd.
Verdwenen imam
Daarbij probeerde Ahmadinejad zijn politieke positie te versterken door nieuwe mensen te benoemen aan het hoofd van de inlichtingsdiensten en aan het hoofd van de diplomatie en zichzelf tijdelijk tot minister van olie te benoemen. Maar dat alles werd tegengehouden door de geestelijke leider, Khamenei. Ook gingen Ahmadinejad en zijn medewerkers meer nadruk leggen op de oude geschiedenis van Meden en Perzen en op de verdiensten van Zarathustra, de stichter van het zoroastrisme, de oude Iraanse godsdienst. Dit tot grote woede van conservatieve geestelijken voor wie al en alles wat pre-islamitisch is geen waarde heeft.
Ten slotte raakte Ahmadinejad ook betrokken in dispuut over het al dan niet nakend einde van de wereld. Het gaat hier over verwachtingen die ook in het jodendom en het christendom leven. Het is alleen kwestie wanneer dit einde er zal komen. Volgens een sjiitische traditie, die ontstond bij het aantreden van de dynastie der Safavieden in de 16de, zal dat gebeuren bij de terugkeer van de 12de sjiitische imam, verdwenen in de 9de eeuw, die zal opduiken uit de Djamkaranbron in Qom, een heilige Iraanse stad, (volgens de meeste sjiieten zal dit gebeuren in de Iraakse stad Samara). Ayatollah Khomeini zag daar geen actueel thema in. Hij meende dat dit nog wel 100.000 jaar kon duren. Maar nog geen tien jaar geleden berekenden vijf geestelijken in Qom dat het einde nabij is. In 2006 lieten ze daarom een weg aanleggen van de bron naar het graf van Fatimah Masoemah, de dochter van de 7de iman, Moesa al-Kazim. Want volgens de traditie zal zij als bemiddelaarster optreden bij de teruggekeerde imam om ervoor te zorgen dat alle sjiieten in het paradijs worden toegelaten. Evenals Khomeini gelooft zijn opvolger Khamenei niet in een snelle terugkeer, Ahmadinejad daarentegen wel.
Wrijvingspunten genoeg dus tussen Khamenei, gesteund door de conservatieve islamisten, en de president. Er is al sprake van geweest dat de president zou worden afgezet, maar gezien de oorlogsdreiging omwille van het onbewezen atoombomprogramma van Iran en de economische problemen ten gevolge van de westerse sancties tegen Iran, zal Ahmajinedad zijn termijn, die volgend jaar verstrijkt, waarschijnlijk wel mogen uitzitten.
De president hoopte echter in de parlementsverkiezingen van 2 maart zijn aanhang te versterken om zijn onafhankelijke koers verder te kunnen zetten. Daar werd echter deskundig een stokje voor gestoken. In Iran bestaat er een “Raad van Hoeders van de Grondwet”, die onder andere moet nagaan of de kandidaten voor een zetel in het parlement over goede islamitische geloofsbrieven beschikken. En nu is het zo dat zes van de twaalf leden van die raad door de geestelijke leider, Khamenei, worden benoemd, en de overige zes door het parlement onder de kandidaten die door het hoofd van de rechterlijke macht worden voorgesteld. Daar dit hoofd door Khamenei wordt benoemd, is het duidelijk dat enkel kandidaten die de zegen van de geestelijke leider krijgen, naar een parlementszetel kunnen dingen.
Zo is het verlies van Ahmadinejad gemakkelijk te begrijpen. Voor een deel ook dit van de hervormers van de “groene beweging” die hun zetelaantal van 60 tot 20 zagen dalen. Maar het is wel duidelijk dat de aanhang van de “groene beweging” fel geslonken is, o.m. door de repressie waaraan ze onderworpen werd. Haar oproep echter tot onthouding bij de verkiezingen lijkt niet te zijn aangeslagen. Volgens officiële cijfers, die niet ernstig worden betwist, zou de opkomst zowat 65% hebben bedragen of 10% meer dan bij de parlementsverkiezingen van 2008. Feit is dat zowel staat als moskee lieten weten dat gaan stemmen een nationale plicht was in deze tijden van oorlogsdreiging en economische moeilijkheden. Daar lijkt op te zijn ingegaan. Zelfs de voormalige reformistische president Mohamed Khatami, die eerder impliciet tot onthouding had opgeroepen, is toch gaan stemmen.
Wat de uitslag betreft, valt er, behalve op sociaal-economisch vlak, weinig verandering te verwachten. Alle Iraanse partijen staan op het recht van Iran om een eigen atoomenergieprogramma te kunnen ontwikkelen. Ook hervormingsgezinden zoals Mir Hoessein Moesavi die in 1987 het, na de val van sjah stilgelegde atoomprogramma, liet heropstarten.
(Uitpers nr. 141, 13de jg., april 2012)