Een zoveelste boek over arme mensen? Jawel, maar een goed boek. In haar nawoord stelt Michelle Ginée, sociaal werker bij het OCMW in Gent, dat ze hoopt dat haar boek mensen kan helpen, inclusief sociaal werkers en arme mensen zelf. Ik denk dat dit kan lukken.
Het is vooral geen compassieboek, gelukkig maar. De auteur schrijft met kennis van zaken, legt uit wat de vele problemen zijn die een geldtekort teweeg kunnen brengen en hoe sommige van die problemen ontstaan.
Ze gaat geen enkele categorie uit de weg, alleenstaande vrouwen, ontslagen oudere werknemers, generatie-armen, mensen met te veel schulden, jongeren die niet door hun ouders worden gesteund, enz.
Ze wijst op de vaak veel te starre bureaucratie, over mensen die hun rechten niet kennen en over de in Vlaanderen ontzaglijk grote groep van professionele en andere hulpverleners. Zoals ze het beschrijft kan je enkel mateloos respect en bewondering hebben voor al die mensen die andere mensen proberen te helpen. Het viel me op dat het vooral vrouwen zijn.
Ook de altijd aanwezige discriminatie komt aan bod, zowel kinderen uit arme gezinnen als migranten met een meer dan behoorlijk potentieel van wie ‘niet te veel mag verwacht worden’, ze noemt het ‘racisme van de lage verwachtingen’ (p. 53). Ze komen in technische opleidingen of in de poetshulp terecht.
Alleen bij hoofdstuk 3 had ik wat twijfel, omdat zo zwaar de nadruk wordt gelegd op de verschillen. Arme mensen zijn ‘anders’ en behoeven dus een ‘andere’ benadering, het zijn perifere mensen die anders handelen dan wij, gewone mensen. Er wordt verwezen naar de Britse ‘drill schools’ waar discipline en tucht bovenaan de agenda staan. Want uiteindelijk, zo wordt gesuggereerd, moeten leerlingen ‘in de pas lopen’ en sommigen worden zelfs getest op neurodiversiteit (p. 57).
De auteur geeft dit niet als enige oplossing, maar ze vermeldt die (politieke) keuze wel die toch meer met disciplinering en uitsluiting te maken heeft dan met echte hulp aan arme mensen. Want het gaat om de ‘attitudes’ van sociaal zwakke mensen en zo wordt de schuld voor alle ellende makkelijk in hun schoenen geschoven.
Omdat ikzelf al dertig jaar onderzoek doe naar de mondiale narratieven over armoede en sociaal beleid was ik sterk geïnteresseerd in dit boek en durf ik in de marge toch enkele opmerkingen maken.
Hoeveel bewondering men ook mag hebben voor alle formele en informele hulp- en bemiddelingsinitiatieven, het blijft allemaal ‘end-of-the-pipe’ werk. Armoede bestaat, dat is het uitgangspunt en wat doen we er aan? Nooit of zeer zelden vraagt iemand zich af hoe die armoede er gekomen is? En uiteraard stelt men vast dat het inkomensgebrek nooit alleen komt maar altijd gepaard gaat met een hele rits andere en vaak zware materiële en psychische problemen. Armoede is multidimensioneel, zo heet het dan, en men gaat werken aan al die vele dimensies die inderdaad in een onontwarbaar web terecht komen. Gelukkig stelt de auteur van dit boek op diverse plekken dat de beste oplossing in veel gevallen bestaat in een beter loon, een betere uitkering, een beter statuut. “De poetshulp met dienstencheques is een zwaar gesubsidieerd systeem, maar het zorgt niet voor een lager armoederisico” (p. 104). Tja.
Aan dat beter inkomen wordt niet gewerkt, eens te meer. De hulpverleners moeten voortploeteren met de beperkte middelen die ze hebben en waarmee ze wel mensen kunnen helpen, maar de armoede niet kunnen oplossen. Zeker met de huidige regeringen in ons land leven we meer dan ooit in een armoedefabriek. Door allerhande maatregelen in het sociaal beleid vallen mensen onvermijdelijk in de armoede, los het nu maar op beste hulpverleners en vrijwilligers! Geheel terecht wordt er in hoofdstuk 5 over de begeleiding naar werk ook gesteld dat veel van de vrijwilligersjobs vroeger gewoon echte jobs waren (p. 84)!
De aandacht verleggen van de hulp aan arme mensen naar de problemen die echte armoedebestrijding onmogelijk maken lijkt me daarom een dringende opdracht. De armoedefabriek moet dicht. Armoede heeft geen enkele bestaansreden in ons rijke land. Daarover gaat mijn boek dat in het najaar uitkomt.
Tenslotte een andere kwestie. Dit is een goed boek, maar het is ook het zoveelste boek over arme mensen. Wanneer durft iemand eens de rijke mensen op het rooster leggen? Hun getuigenissen optekenen over hoe ze leven? Zou dat niet een grote schok kunnen teweeg brengen bij de hele bevolking? Ik ken de excuses, rijke mensen kan je niet objectiveren, arme mensen dus wel want ja, ze zijn ‘anders’. In een tijd waarin rechts-conservatieve krachten veld winnen, is dit opsluiten in een aparte categorie een gevaarlijke redenering.
Wie de armoede echt wil bestrijden zal er voor zorgen dat mensen financieel-economisch op eigen benen kunnen staan. En ja, daarvoor zal ook moeten gewerkt aan onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en psycho-sociale problemen. Maar het doel kan er enkel en alleen in bestaan mensen te ‘emanciperen’, ze zelfstandig te maken, want nee, ze zijn niet ‘anders’ dan wij, het zijn geen perifere mensen, maar mensen zoals U en ik met pech in het leven.
Dit is geen kritiek op dit boek of op de auteur die uitstekend, goed doordacht en ernstig werk heeft geleverd. Het is gewoon een uitnodiging om eindelijk het denkwerk over een andere boeg te gooien. Tenminste, als we armoede inderdaad de wereld uit willen. Dat valt nog te bezien.