De strafexpeditie tegen de Gaza-strook van 27 december 2008 tot 17 januari 2009 begint Israël steeds zuurder op te breken. De morele en de diplomatieke schade die ze veroorzaakte is enorm. Zozeer zelfs dat momenteel een aantal landen van de Europese Unie Israël geen onvoorwaardelijke dekking meer durven geven. Erger nog is dat Israël een tweede belangrijke bondgenoot in het Midden-Oosten, Turkije, dreigt te verliezen nadat het in 1979 Iran kwijt raakte ten gevolge van de islamitische revolutie.
Israël lijkt in een neerwaartse spiraal te zitten. Regionale bondgenoten heeft het omzeggens niet meer, waardoor zijn isolement schrikbarend toeneemt. Militair gaat het evenmin goed. In 2000 trok het zich (bijna) volledig terug uit Zuid-Libanon omdat de kost van de bezetting – in mensenlevens en geld – te hoog was geworden. In 2005 verliet het om dezelfde reden de Gaza-strook. Het trok zich terug op de rest van Palestina, waarbij het met een versneld kolonisatieprogramma onomkeerbare feiten poogt te scheppen. Met als gevolg dat het vredesproces, als er ooit al zo’n proces was, een lachertje is geworden.
Ook de grootscheepse militaire operaties in Libanon en in Gaza waren geen succes. In de oorlog tegen Libanon in juli en augustus 2006 kon het Israëlisch leger niet eens het kleine Zuid-Libanon te veroveren noch de sjiitische verzetsbeweging Hezbollah (Partij van God) verslaan. Israël greep dan maar naar zijn klassieke recept: zoveel mogelijk verwoesten. Het slaagde er, voor en na de inval, ondanks zijn zgn. spitstechnologie, met satellieten, onbemande spionagevluigtuigjes enz. evenmin in de bewapening en herbewapening van Hezbollah, te monitoren noch te voorkomen. Bij de invasie van de Gaza-strook eerder dit jaar kon het de Islamitische Verzetsbeweging (Hamas) niet vernietigenn. Het beperkte zich dan ook tot een bloedbad en het systematisch vernietigen van de infrastructuur van Gaza. Men kan zich de vraag stellen of een aanval op Iran, omwille van het kernprogramma van dit land, en de onvermijdelijke reacties van Hezbollah, Hamas, Syrië en zelfs Egypte niet een zelfmoordoperatie zou worden gezien de voorbije slechte prestaties van het leger.
Periferie-strategie
Israël heeft duidelijk betere tijden gekend. Toen het in 1948 zijn onafhankelijkheid uitriep werd het niet alleen gesteund door het Westen en het communistische Oosten, het werd meteen ook erkend door Iran en het jaar nadien door Turkije. Niet voor niets twee landen die op westerse koers zaten en, evenals het Westen, slechte relaties hadden met de Arabische landen. Dus droegen ze bij tot de omsingeling van de Arabische wereld in 1955 door het Pact van Bagdad, dat officieel werd opgericht tegen de Sovjet-Unie, en bestond uit Turkije, Irak, Iran, Pakistan en Groot-Brittannië. Israël was geen lid, maar wel het Arabische Irak dat toen echter een vazalstaat van Groot-Brittannië was. Maar de revolutie van 1958 in Irak tegen de monarchie blies dat pact op.
De Israëli’s keken echter verder in kader van de door David Ben Goerion, de stichter van Israël, ontworpen anti-Arabische periferie-strategie. Die bestond erin een alliantie te smeden met niet-Arabische landen in de regio en met minderheden in de Arabische landen. In 1958 werd aldus een geheim periferiepact gesloten met Iran,Turkije en Ethiopië (een christelijk land dat zich bedreigd voelde door de islam). Tevens werden banden gesmeed met de Koerden in Noord-Irak, met de christelijke maronieten in Libanon en werd de opstand van de christelijke en animistische Zuid-Soedanezen gesteund tegen de Arabisch-islamitische regering. In 1969 probeerde Israël ook de Verenigde Staten bij die alliantie te betrekken, maar Ethiopië wilde niet weten van een openlijk anti-Arabisch pact, dat in de praktijk wel degelijk bestond. Ook wat de minderheden betreft: evenals Israël steunden de VS zo bv. de Iraakse Koerden, de maronieten en de Zuid-Soedanezen.
De eerste klap voor die omsingelingspolitiek van Israël kwam er in 1974 toen keizer Haile Selassie van Ethiopië door een militaire staatsgreep werd afgezet. Maar de houding van Ethiopië is sedertdien wel dubieus gebleven. Er zijn contacten met Israël in de vorm van wapenleveringen, opleiding voor militairen e.d., maar geen officiële relaties. Vijf jaar later greep ayatollah Ruhollah Khomeini de macht in Iran en werd de Israëlische ambassade in Teheran gesloten. Het gebouw werd geschonken aan de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). Het verlies van Iran was een zware slag voor Israël. Meer nog, Iran heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een belangrijke bondgenoot van Syrië, waar de macht in handen is van de sjiitische sekte der alawieten (het sjiisme is de staatsgodsdienst in Iran). In 1982 mislukte een Israëlische poging een maronitische minderheidsdictator, Bashir Gemayel, aan de macht te brengen in Libanon. Maar het blijft nog steeds zeer actief in dat land. Ook in Irak heeft het nog bondgenoten onder de Iraakse Koerden.
Turkije was een echt succes voor Israël, ook al zocht Ankara af en toe toenadering tot zijn Arabische buren in perioden van dooi tussen de VS en de Sovjet-Unie. Turkije werd dan immers minder belangrijk en kreeg als gevolg minder geld van Washington. Dat gebeurde zo na de Cubaanse rakettencrisis van 1962. Turkije zocht toen ook steun bij zijn buren in de kwestie Cyprus. Maar het ambitieuze plan voor de bouw van dammen op de Tigris en de Eufraat zorgde voor ernstige problemen met Syrië en Irak, die nog altijd niet zijn opgelost.
Defensiepact
Maar bij de grote dooi, toen in de Sovjet-Unie Michail Gorbatsjov aan de macht kwam in 1985 en begon te spreken van glasnost (openheid) en perestrojka (hervormingen), reageerde Turkije helemaal anders. Vanaf 1986 haalde het zijn relaties met Israël sterk aan. Een goede gok, want aldus kon Ankara de joodse lobby in de VS achter zijn kar spannen. Die lobby wist met succes de Griekse en Armeense lobby’s in Washington te counteren. Ook verkreeg Turkije aldus sterke Amerikaanse steun bij zijn streven naar toetreding tot de Europese Unie.
Het aan de macht komen van de islamist Necmettin Erbakan, die eind 1995 de verkiezingen had gewonnen met zijn Welzijnspartij (Refah Partisi), betekende geen breuk in de Israëlisch-Turkse alliantie. Dit dankzij het leger dat in Turkije toen nog een veel grotere vinger in de pap had dan nu. En wellicht Erbakan, die naast Iran ook op rondreis ging door een reeks andere islamitische landen, voor schut wou zetten. Zo sloot het leger in 1996, een jaar nadat er een Amerikaans-Israëlsiche defensiepact was getekend, een gelijkaardig pact met Israël, dat werd gevolgd door een vrijhandelsovereenkomst. Het resultaat was een nauwe militaire samenwerking met Israël, dat aldus luchtmachtbasissen kreeg in Turkije. Ook werden er in Turkije geregeld gezamenlijke militaire oefeningen georganiseerd met Israël, met andere Navo-landen, met pro-westerse Arabische landen zoals bv. Jordanië en de Golfstaten. Alhoewel Erbakan op dat alles publiek geen kritiek gaf, zette het leger hem toch af in 1997 via een niet-officiële staatsgreep. Het leger ging nog een stap verder door Syrië, een belangrijke vijand van Israël, in 1998 met oorlog te bedreigen.
Maar het tij begon al snel te keren. Onder druk van de EU, die democratische hervormingen eiste, begon de invloed van het Turkse leger geleidelijk aan af te nemen. En in 2002 kwam er opnieuw een (gematigd) islamistische regering aan de macht. Eerst onder Abdullah Gül (momenteel president van Turkije) en vanaf maart 2003 onder Recep Tayyip Erdogan, de leider van de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling, die nog altijd eerste minister is. Het leger slaagde er niet in dat te verhinderen. Officieel heet het nog altijd dat de strategische alliantie met Israël gehandhaafd blijft, maar veel liefde is er niet meer tussen de twee landen. Turkije is nu eenmaal een islamitisch land en bij de bevolking is er nooit een draagvlak geweest voor de alliantie met Israël. Voor de Palestijnen daarentegen is de sympathie altijd zeer groot geweest. Telkens als de Israëli’s hun vuurkracht demonstreerden op de Westelijke Jordaanoever en in de Gaza-strook werd er in heel Turkije gemanifesteerd en geld ingezameld voor de Palestijnen.
Koersverandering
De koersverandering bleek al overduidelijk in 2004 toen Erdogan weigerde de toenmalige Israsëlische vice-premier Ehud Olmert te ontvangen. De woede van de premier was gewekt door de moord door Israël in Gaza op de bejaarde en kreupele sjeik Ahmad Yassin, de stichter van de Islamitische Verzetsbeweging (Hamas), in dat jaar en de aanhoudende verwoestingen in de Gaza-strook. En de onthutste Israëlische minister van Infrastructuur, Joseph Partizky, die wel met Erdogan kon praten kreeg doodleuk van Erdogan te horen dat hij Israël als een terroristische staat beschouwde.
Een tweede doorn in het oog van Erdogan was en is de nauwe samenwerking van Israël met de Koerden in Noord-Irak. Voor Turkije – maar ook voor Syrië en Iran – is het streven van de Iraakse Koerden naar autonomie, en zelfs naar onafhankelijkheid, onaanvaardbaar. Ze vrezen dat dit hun eigen Koerden op gedachten kan brengen en dat die een basis voor gewapende actie zouden vinden in Iraaks-Koerdistan. Voor de Turkse Koerden is dat al het geval: die hebben zich verschanst in het Iraakse Qandil-gebergte aan de grens met Iran. Op dat vlak geniet Erdogan de steun van de Turkse militairen, wier relaties met Israël om die reden flink bekoeld zijn.
Maar er zit meer achter de Turkse koerswijziging. Dat was al duidelijk toen Turkije in 2003 een Amerikaans verzoek om een front van uit Turkije in zijn oorlog tegen Saddam Hoessein in Irak te mogen openen, afwees. Sedertdien is een nieuwe, “neo-ottomaanse” politiek uitgewerkt door minister van Buitenlandse Zaken Ahmet Davutoglu. Die wil geen ruzie meer met zijn buren en op die manier het land strategische ruimte geven. Turkije wil niet meer de rol van boeman van het Westen spelen, maar zich integendeel integreren in de regio, ook omdat de vooruitzichten voor lidmaatschap van de EU alles behalve schitterend zijn.
Die politiek is op vele vlakken zichtbaar. Er is een goede verstandhouding en samenwerking met Iran. Zo wil Turkije geen sancties in het kerndossier tegen Teheran. Er zijn stappen gezet voor toenadering met Irak, dat al jaren ruziet met Ankara over het verminderd debiet van Tigris en Eufraat en momenteel met een erge droogte te kampen heeft. Met Syrië haalde Turkije de banden sterk aan na jaren van ruzie. Turkije bemiddelde tussen Syrië en Israël tot het Gaza-avontuur de onderhandelingen opblies en premier Benjamin Netanyahu nadien een verdere bemiddeling van Ankara afwees. Er is inmiddels een Strategische Samenwerkingsraad tussen Turkije en Syrië opgericht die op 13 oktober een bijeenkomst hield in de noordelijke Syrische stad Aleppo. Ook zullen er binnenkort gezamenlijke militaire oefeningen worden gehouden.
Verder zijn ook de banden en met Rusland aangehaald. Turkije ondertekende eerst de overeenkomst over de westerse politieke pijpleiding Nabucco, die bedoeld is om voor de energietoevoer Rusland te vermijden. Maar bijna direct daarna tekende het ook een overeenkomst met South Stream, de door Rusland gepromote pijpleiding. Daardoor krijgt Turkije een sleutelrol in de energievoorzing van Europa. Ook normalisering van de relaties met Armenië moet in het licht van die nieuwe politiek worden gezien, ook al legt de Armeense genocide van 1915 en de bezetting van het gebied Opper-Karabach in het “Turkse” Azerbeidjan door de Armeniërs nog altijd een hypotheek op de toenadering.
Verkeerd ingeschat
Het zijn allemaal ontwikkelingen die ten koste gaan van de relaties met het Westen, en dus ook met Israël dat een deel van het Westen is en die ontwikkelingen onvoldoende goed heeft ingeschat. Anders had het wel twee keer nagedacht vooraleer Gaza met grof geweld aan te pakken. Israël had Turkije eerder zwaar geschoffeerd door in 2007 vanuit Turkije, zonder toestemming van de regering in Ankara, bombardementen te gaan uitvoeren op vermeende nucleaire doelwitten in het noorden van Syrië. Ook de Turkse generaals konden dat niet appreciëren, zodanig zelfs dat de spanningen tussen de regering en het leger grotendeels weggeëbd zijn. Het leger verzette zich in elk geval niet tegen de weigering Israël in oktober te laten deelnemen aan de jaarlijkse oefeningen in het kader van “Operatie Anatolische Arend”. Waarop de Amerikanen, Italianen en Nederlanders zich terugtrokken en de oefeningen werden “uitgesteld”.
Zowel president Gül als premier Erdogan zegden overduidelijk dat de maatregel het gevolg was van de Israëlische inval in Gaza. Tegelijkertijd onderstrepen ze dat de strategische relatie met Israël blijft bestaan en dat de toenadering tot de buurlanden enkel een “diversificatie” van de buitenlandse politiek is. Maar er is duidelijk meer aan de hand. De ruzie is inmiddels nog verder opgelaaid naar aanleiding van een Turkse tv-serie met scènes waarin Israëlische soldaten Palestijnse kinderen doodschieten. Dergelijke scènes zijn eerder wereldwijd te zien geweest in het tv-nieuws, maar Israëls minister van Buitenlandse Zaken, de extreem-rechtse en racistische minister van Buitenlandse Zaken, Avigdor Lieberman, vond de uitzending onaanvaardbaar, zeker in een land dat diplomatieke relaties heeft met Israël. In Israël heeft de verslechtering van de relaties er al toe geleid dat Israëlische toeristen die massaal naar de Turkse kusthotels trokken al sedert afgelopen zomer wegblijven. Bovendien is er nu ook een boycot gelanceerd van Turkse producten. Geen verstandige maatregel, want de alliantie met Turkije, die nu in diepe crisis is, is van cruciaal belang voor de veiligheid van Israël.
(Uitpers, nr. 114, 11de jg., november 2009)