INTERNATIONALE POLITIEK

Reizen in de voetsporen van Jack Kerouac

Frank Albers, ‘Beatland. In het spoor van Jack Kerouacs On The Road’, De Bezige Bij, Amsterdam, 2007, 256 blz., 17.90 euro, ISBN 978 90 234 2639 4.

Precies vijftig jaar geleden, op 5 september 1957, publiceerde Jack Kerouac (1922-1969) On the Road. De roman werd op slag een cultboek, de ‘bijbel’ van de Beat Generation, de thuishaven van ‘on-Amerikaanse’ dwarsliggers, puriteinenhaters en keetschoppers als Allen Ginsberg of William S. Burroughs.

Schrijvers, dichters en andere kunstenaars zijn niet bij machte de wereld te veranderen. Dat zal wel kloppen, maar de Beats hebben in belangrijke mate bijgedragen tot wat gemakshalve het ‘andere Amerika’ mag worden genoemd. Het Amerika dat een diepgewortelde aversie heeft voor het eigen imperialisme, militarisme en racisme en dat het eigen establishment – tijdens de Vietnamoorlog bijvoorbeeld – af en toe een dreun mag verkopen.

Cultboeken zijn doorgaans geen lang leven beschoren. “Een cultboek is meestal een dubieuze eretitel voor een boek dat ooit, ergens, gedurende een beperkte periode en vaak om secundaire redenen voor een relatief kleine groep van mensen een bovenmatige betekenis heeft gehad maar vervolgens toch niet voldoende kwaliteiten bleek te bezitten om tot het pantheon van de ware klassiekers door te dringen,” schrijft Frank Albers in de aanhef van zijn ‘Kerouacboek’. In een vorig leven stond Frank Albers aan het hoofd van de redactie van De Standaard der Letteren, toen die wekelijkse bijlage bij Vlaanderens kwaliteitskrant nog geen pretpark en de moeite van het lezen waard was. Inmiddels is de auteur teruggekeerd naar zijn grote liefde: de Engelstalige letterkunde. Hij doceert vandaag wijsbegeerte en Engelse literatuur aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken in Antwerpen.

Voor Frank Albers is ‘On The Road’ net iets meer dan een cultboek. Vorig jaar trok hij naar de States om er in een huurauto, een lichtblauwe Chrysler monovolume, de route te volgen die Sal Paradise en Dean Moriarty – de hoofdpersonages in On The Road – meer dan een halve eeuw geleden hadden onveilig gemaakt. Albers passeert in New York eerst langs ‘Ground Zero’. “Het gat in het ego van Amerika”, zo noemt hij de plek. Bijna drie weken later en met 7072 kilometer meer op de teller is hij in San Francisco aanbeland, in Caffe Trieste, op de hoek van Vallejo en Grant Street, het best bewaarde beatcafé van het land.

De auteur heeft van 1988 tot 1995 in de VS gestudeerd en gewoond. “Om het wat simplistisch samen te vatten: ik had jaren over Amerika getheoretiseerd, nu wilde ik het wel eens ervaren.”. “Door On the Road na te reizen wilde ik een betere kijk krijgen op het land waar ik zes jaar heb gewoond als student en dat ik in die periode maar zeer ten dele heb bereisd omdat ik voor verre reizen geld noch tijd had.” En dat levert zonder meer 256 boeiende pagina’s op, die de lezer bovendien de kriebels bezorgt om On the Road zelf te gaan lezen (of te herlezen). En dat treft: in augustus bracht de uitgeverij Viking in de Verenigde Staten met vijftig jaar vertraging de volledig ongekuiste versie van ‘On the Road’ op de markt. (1)

Fundamentele outsider

Wat voor iemand was Jack Kerouac? “Die vraag is natuurlijk nooit afdoende en ondubbelzinnig te beantwoorden,” stelt Frank Albers. “Maar Kerouac had alvast één eigenschap die alle biografen beklemtonen: hij was fundamenteel een outsider. Dat was zijn diepste levensgevoel, het vormt de kern van zijn werk, van zijn wanhoop ook. Hoe leuk het feestje, hoe lief het meisje, hoe hartelijk de vriend ook was: Kerouac kon zich nooit helemaal geven. Hij hoorde er nooit echt bij. Hij wilde wel, maar hij kon het niet. Alsof zijn hart in een harnas zat. Nooit ging de valbrug naar de ander helemaal neer.”

Zeggen dat Kerouac uit een bescheiden arbeidersgezin stamt, is haast een understatement. Op 12 maart 1922 werd Jean-Louis Lebris de Kerouac geboren als derde kind van een arbeidersgezin. Zijn vader, Leo, was drukker. Zijn moeder, Gabrielle L’Evesque, werkte in een schoenenwinkel. De Kerouacs waren in een vorig leven aardappelboeren in de Canadese provincie Québec. Op het einde van de negentiende eeuw waren ze uitgeweken naar Lowell, een industriestadje aan de Oostkust van de Verenigde Staten. Thuis bleven de Kerouacs een variant van Joual spreken, “een Canadees soort Frans waarvan de meest opvallende eigenschap was dat Fransen noch Engelstalige Canadezen er veel van begrepen.” Jack Kerouac bleef voor zijn moeder ‘Ti Jean’ (petit Jean), ook toen hij veertig en beroemd was. Op de lagere school heeft Ti Jean alleen maar Franstalige religieuze teksten gelezen, catechismus, bijbelfragmenten. Tot hij zich op Engelstalige kinderboeken stort. “Lezen was zijn manier om de taal die hij nauwelijks durfde te spreken te leren beheersen. Je zou kunnen zeggen: Kerouac heeft zich in het Engels naar binnen gelezen. Het eerste Engelstalige boek dat een geweldige indruk op hem maakte, ging over twee jongetjes die allerlei fratsen uithalen en avonturen beleven op en langs de Mississippi: Mark Twains Huckleberry Finn. Dit boek heeft de schrijver van On the Road diepgaand beïnvloed.”

In 1926 lopen de Kerouacs tegen een zwaar trauma aan. De oudste broer van Ti Jean, Gerard, bezwijkt aan een ongeneeslijke hartziekte. Moeder Kerouac (Mémère) zal het verlies van dit kind nooit meer te boven komen. “Wat Ti Jean ook doet, zo goed, zo zacht, zo lief als Gerard was zal hij nooit zijn. Gerard was gewoon beter. Verblind door verdriet en gemis ziet Mémère de schade niet die haar tomeloze treuren aanricht in haar jongste kind. De onophoudelijke confrontatie met het leed van zijn moeder bezorgt Ti Jean een minderwaardigheidsgevoel waarvan hij nooit meer geneest.” Zijn hele leven lang zal de schrijver Jack Kerouac – “zijn drie mislukte huwelijken waren in dit opzicht verwaarloosbare intermezzi” – bij zijn moeder ‘Mémère’ blijven wonen.

Er is echter nog een ander personage dat Kerouacs leven grondig zal tekenen: in december 1946 maakt de toekomstige schrijver in New York kennis met Neal Cassady (“een buitengewoon aantrekkelijke twintiger wiens atletische lichaamsbouw, verbaal vuurwerk en hanige gedrag indruk maakte op alle geslachten. Cassady had iets van een natuurkracht, iets maniakaals, iets krankzinnigs”).

Neal Cassady was een straatjongen uit Denver, zoon van een ongeneeslijke alcoholist. Op zijn veertiende ontvluchtte hij in zijn eerste gestolen auto het ellendig bestaan dat hij tot dan toe had gekend. “Auto’s en seks waren de vluchtwegen waarlangs Neal Cassady telkens opnieuw aan een ondraaglijk leven zou trachten te ontkomen.” Op zijn eenentwintigste kon Cassady een serie wapenfeiten voorleggen, waarvan een volleerde schurk alleen maar kon dromen: zowat vijfhonderd autodiefstallen, tien arrestaties, zes veroordelingen en vijftien maanden cel. Cassady en Kerouac leken voor elkaar geboren. Zij worden Dean Moriarty en Sal Paradise, de twee schofterige hoofdpersonages in On the Road. En zij gaan zuipend en neukend door het leven. “Echt aardig kun je de hoofdpersonages in Kerouacs boek ook niet noemen,” schrijft Albers. “Sal, Dean en hun vriendjes zijn onbehoorlijk ijdel, eerzuchtig, sentimenteel, behaagziek, wispelturig, driftig, seksistisch, dorstig en de hele wereld zwiert rond hun pik.”

“Het is dus niet verbazend dat On the Road van meet af aan het cultboek van voorlijke tieners en jonge twintigers is geweest, zowel in de Verenigde Staten als in West-Europa. Zij herkenden en identificeerden zich met de romantische vrijheidsdrang van deze types, hun grote behoefte aan zelfbevestiging, hun escapisme, hun nukken en hun driften.”

Spontaan proza

Jack Kerouac had lak aan conventies, regels en regeltjes. ‘Spontaneous prose’, dat wilde hij schrijven. Meer dan eens vergeleek hij schrijven met ‘klaarkomen’. ‘No education, just ejaculation’, luidde het in een van zijn dagboeken. De bezieler van de Beat Generation schreef zoals zijn grote idolen Charlie Parker, Dizzy Gillespie, Charles Mingus, Thelonious Monk en Miles Davis musiceerden. Dat waren zijn grote idolen. De Be Bop had in de jaren veertig een geweldige revolutie in de Amerikaanse jazz ontketend. “Bop was een vorm van protest,” stelt Frank Albers, “tegen het naoorlogse Amerika dat door vele, voornamelijk maar niet uitsluitend zwarte kunstenaars werd ervaren als een racistisch, materialistisch, conformistisch land. Het protest uitte zich niet alleen in hun muziek maar ook in de manier waarop boppers hun muziek voor een publiek brachten. Hun kledij – baretten, sikjes, donkere brillen – en hun gedrag – afstandelijk, introvert – op het podium bezorgden hun een kwalijke reputatie.” “Kerouac herkende in hun muziek en in hun stijl de woede, de hoop en de vervreemding van Amerika waarvan ook hijzelf was vervuld.

Jack Kerouac schreef ‘On the Road’ niet op losse velletjes papier. Hij gebruikt een ‘scroll’, een papierrol van bijna honderdtwintig meter lang. Kerouac had een stapel Chinees tekenpapier aan elkaar gelijmd, zodat hij niet om de haverklap een nieuw blad in zijn schrijfmachine moest draaien. Op deze lange papierrol kon hij ononderbroken doorrammen, zoals de beboppers in hun eindeloze improvisaties konden doordrammen: het kwam er in één lange gulp uit – ‘No education, just ejaculation…’

On the road, in het spoor van Jack Kerouac, merkt Frank Albers vijftig jaar later, tijdens het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, dat de geest van de ‘beats’ nog tastbaar aanwezig is in het hedendaagse Amerika. De auteur wandelt met een vriend in New York door Greenwich Village.

“Waarom jonge Europeanen zich vandaag voor de beats interesseren?”, wil de vriend weten.

“Een moeilijke, maar pertinente vraag. Ik denk dat het met politiek te maken heeft, zeg ik. Met een toenemend wantrouwen ten aanzien van politiek, met het toch wel onbehaaglijk stemmende gevoel dat politici niet de macht hebben om wereldproblemen aan te pakken, dat ze misschien zelfs niet eens weten wat ze moeten doen en eigenlijk voornamelijk geïnteresseerd zijn in het bestendigen van hun macht… Misschien is dat gevoel nu weer even sterk dan tien of twintig jaar geleden. Toen hadden we in Europa in ieder geval andere problemen. Kernraketten en hoge werkloosheid bijvoorbeeld. Kernraketten vormden een concreet obstakel, die kon je ‘wegbetogen’, fundamentalisme, terrorisme en de opwarming van de aarde niet. Vandaar het gevoel dat de bestaande structuren en instellingen niet bij machte zijn om de wereldproblemen van vandaag het hoofd te bieden. De groene partijen waren de laatste spaarbekkens die maatschappelijk verzet en onbehagen verzamelden en transformeerden in politieke actie. Maar die partijen zijn ofwel verdwenen ofwel opgenomen in de mainstream, nergens in Europa vormen ze nog een bedreiging voor de neoliberale consensus die het politieke debat domineert… De concrete invloed van zoiets vaags en meerzinnigs als het beatgedachtegoed is moeilijk te peilen. Hoe meet je een revival? Maar als er in Europa al van een revival sprake zou zijn, dan heeft die beslist meer met de politieke achterdocht van de beats te maken dan met hun destijds omstreden levensstijl. Drugs, seks en homoseksualiteit zijn niet meer de taboes die ze toen waren. En misschien zijn er ook wel onwillekeurige verwantschappen tussen bijvoorbeeld, bebop en hiphop, tussen de retoriek van de Cold War en de retoriek van de War on Terror, tussen Joseph Mc-Carthy’s communistenhaat en George W. Bush’ kruistocht tegen het islamterrorisme…”

In de zomer van 2006 verdient een Amerikaanse topmanager 412 keer zoveel als een Amerikaanse arbeider. “Dat schrijft Tony Judt, hoogleraar aan de New York University, in een scherp en nostalgisch artikel over de verdwijning van links in de Amerikaanse politiek. Judt gispt de ‘liberal intellectuals’ van weleer die zich de laatste jaren hebben omgeschoold tot experts in ‘islamfascisme’ en vanuit die hoek hun steun verlenen aan Amerika’s catastrofale invasie van Irak en de krijgszuchtige buitenlandpolitiek van George W. Bush in het algemeen. Paul Berman, Peter Beinart, Christopher Hitchens, Michael Ignatieff, David Remncik, Michael Walzer en andere iconen uit het establishment van zogenaamd linkse Amerikaanse intellectuelen, ze krijgen er allemaal flink van langs. Judt beschuldigt hen van opportunisme, zelfcensuur, lafheid. Ze zijn de ‘nuttige idioten’ in Bush’ War on Terror.”

Mijnkanaries

Wie in de voetsporen van Sal Paradise en Dean Moriarty treedt, moet er de doodsaaie eentonigheid van de eindeloze snelwegen bijnemen. Ook Albers heeft er last van. De Sovjetrussen Ilja Ilf en Jevgeni Petrov trokken in 1935-1936 enkele maanden dwars over het Amerikaanse platteland van de Oostkust naar de Westkust. Ze brachten in de Pravda verslag uit over de weidsheid en de saaiheid van de States en bundelden hun reisverhalen in het goddelijke en onvergetelijke Odno-etazjnaja Amerika (2), een absoluut meesterwerk. Net zoals Frank Albers stonden Ilf en Petrov totaal overdonderd naar het geweld en de schoonheid van de Rocky Mountains te kijken. Ook zij kwamen niet uit hun woorden. En beide Russen waren nochtans niet van een kleintje vervaard. Ze amuseerden zich kostelijk en maakten zich dijenkletsend vrolijk over de domheid van het Amerikaanse kapitalisme, zijn way of life en zijn losgeslagen consumptiedrift.

In Caffe Trieste in San Francisco, waar Kerouac, Ginsberg en Cassady zo vaak waren geweest, mijmert Frank Albers op de laatste avond van zijn reis voor zich uit. “Heel dat afschuwelijke land… Misschien voorvoelde Sal aan het einde van On the Road iets wat mij in de vijf weken tussen Ground Zero en dit terras steeds sterker is gaan opvallen: Amerika wordt oud, de droom raakt versleten. De retoriek van een wezenlijk toekomstgerichte cultuur ontketent in dit land weliswaar nog steeds een energie en een enthousiasme waar een Europeaan doodmoe van wordt, maar niettemin is er een zwaarte in het land gekomen die ik er nooit eerder had ontwaard. De mythe van de egalitaire samenleving verrafelt, de droombeelden van een democratische modelstaat bezwijken langzaam onder de feiten, de geschiedenis, verleden dat zich ophoopt als een korst. Het contrast tussen het gelijkheidsideaal en de feitelijke ongelijkheid wordt alsmaar scherper. ‘Wake up: the American Dream is Over’ schreef Amerika-correspondent Paul Harris van de Britse zondagskrant The Observer in juni 2006. De kloof tussen de rijksten en de armsten is de voorbije decennia zo ontzettend groot geworden dat de hele Amerikaanse droom erin dreigt te verzwelgen, aldus Harris. Hij staafde zijn betoog met hemeltergende cijfers. De afgelopen vijfentwintig jaar is het inkomen van het gemiddelde Amerikaanse gezin met achttien procent gestegen, maar het inkomen van de allerrijkste gezinnen steeg in die periode met tweehonderd procent. Anno 2006 leven zevenendertig miljoen Amerikanen, 12,7 procent van de bevolking, in armoede, het hoogste percentage in de hele zogenaamd ontwikkelde wereld.”

“Amerika was de naam van een belofte: iedereen die hard werkt kan in dit land een bestaan in de middenklasse opbouwen. Die belofte wordt onhoudbaar.” “Misschien is deze toenemende zwaarte niet alleen het gevolg van het onvermijdelijk ouder worden, misschien is ze ook een bijwerking van de culturele depressie waar het land als gevolg van de aanslepende en uitzichtloze oorlog in Irak aan onderhevig lijkt. Wat de oorzaak ook moge zijn, Lady Liberty krijgt rimpels…”

Aan het einde van ‘Beatland’ brengt Frank Albers de hulde die een schrijver als Jack Kerouac verdient: “Schrijvers als Kerouac zijn mijnkanaries: ze voorvoelen sneller dan anderen wanneer de zuurstof in hun cultuur opraakt…”

(Uitpers, nr 90, 9de jg., oktober 2007)

Voetnoten:

(1) De Nederlandse vertaling van deze oerversie verschijnt begin november bij de Amsterdamse uitgeverij De Bezige Bij.

(2) Wie even in de sfeer van Albers’ Beatland en Kerouacs On the Road wil blijven, moet zonder meer kennis maken met dit meesterwerk van de journalistiek en de satire. Het boek van Ilf en Petrov werd in 2001 eindelijk naar het Nederlands vertaald als ‘Amerika één hoog’ (Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2001, 414 blz., ISBN 90 284 1917 9).

U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:

en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!

De link:

http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=652880&refsource=uitpers

Laatste bijdrages

Wat wil BRICS?

Sinds de 16de vergadering van de BRICS-landen (Brazilië, Rusland, Indië, China en Zuid-Afrika) in het Russische Kazan heeft deze groep een ietwat aparte plaats ingenomen als multilaterale organisatie. Het…

Argentinië. In gesprek met Atilio Boron

FM: Verkozenen van uiterst rechts zijn al lang geen uitzondering meer. Toch blijft het voor veel buitenstaanders moeilijk te begrijpen dat iemand als Javier Milei kon verkozen worden als…

Barnier op de schopstoel. Macron ook.

Veel ministers van de Franse regering Barnier zullen een zeer korte carrière hebben gekend nu Marine Le Pen meedeelde dat ze een motie van wantrouwen indient, zoals links dat…

Van Moddergat tot Wondermond

You May Also Like

×