Eind september 2003: mijn derde reis naar Afghanistan in amper één jaar tijd. Dit keer een bijzonder vermoeiende reis, laat me dat maar eerlijk toegeven. Waar ik anders tijdens vorige reizen uren genoegzaam zit te schrijven, waarbij ik mij terugtrek op of onder bedden, tot zelfs in kartonnen dozen om mijn verwondering of bewondering rustig in woordspelingen om te zetten, kreeg ik nu zelfs bijna geen tijd om een pen boven te halen.
Ook geen fototoestel, al kan je immers niet blijven blauwe schimmen fotograferen. Want het is een feit, in Afghanistan is er voor de vrouwen niet veel veranderd. Niettegenstaande de hier en daar soms bemoedigende rapporten, heb ik alleen maar kunnen vaststellen dat Afghanistan niet veel vrolijker is geworden. Amerikaanse ‘bevrijdingsbombardementen’ en andere internationale welwillendheden ten spijt.
Cynisch? Misschien wel. Je zou voor minder. Laat me nu echter aan het verslag beginnen en vergeef me hier en daar de gaatjes in mijn bevangen herinneringen, er zijn ook onbelangrijke zaken waar het geheugen blijkbaar geen waarde aan hecht.
Vrouwenhuis in Istalif
Deze keer waren we met een redelijke groep vertrokken, (8 Vlamingen en 7 Françaises) omdat de officiële opening van het ‘Vrouwenhuis in Istalif’ op het programma stond. Dit zou normaal op zaterdag 27 september plaatsvinden, maar het plots aangekondigde bezoek van een Franse minister, Nicole Ameline (déléguée à la Parité et à l’Egalité professionelle), deed die datum naar maandag verschuiven. ‘Madame’ kon pas op zondag in Kabul aankomen, dit tot groot ongenoegen van de Belgen en de Afghaanse vrouwen die het feest tot in de puntjes hadden voorbereid voor… zaterdag. Wij vonden het bezoek van een minister niet echt een reden, maar… als je ergens leert relativeren dan is het wel in het Midden-Oosten en daarom hebben we de officiële opening naar de maandag verschoven.
Donderdagmorgen 25/9 zijn we via een nachtvlucht uit Frankfurt in Kabul aangekomen. Uitrusten is er niet bij. Omdat we zo’n grote groep zijn, hebben we gesplit. Enerzijds ‘onze medereizigers’ die voor de allereerste keer Afghanistan bezoeken en die wij bij Afghanen hebben ondergebracht en wij (Nanou, Dominique, Brigitte, Elodie en ikzelf) die dit bezoek als een werkbezoek beschouwen.
Elodie Hermant is een jonge Française met enorm veel internationale ervaringen. Ze zal voor ons enkele maanden als expert in Afghanistan blijven om ons project te analyseren en te begeleiden. De felle tegenstand tegen haar komst van enkele Afghanen bewijzen ons gelijk. Er moeten duidelijk puntjes op de i gezet worden. Geritsel, zelfs Afghaans geritsel, dulden we niet.
De eerste uren hebben we onszelf bijgewerkt, in de namiddag is in ons bureau in Kabul een vergadering gepland met het personeel dat terugkomt van het Vrouwenhuis in Istalif. (Ze komen en gaan samen vanuit Kabul in auto met een aangestelde chauffeur.)
De donderdagnamiddag is in de Islamitische landen zowat de inlooptijd naar de vrije vrijdag.
Het personeel dat komt uitleg geven bestaat uit Zohra, de directrice, Hassina, de secretaresse, dr. Wahid, hoofdgeneesheer en Aziza de gynaecologe.
Hun bevindingen:
Zohra: "De vrouwen komen regelmatig en van alle leeftijden. We hebben dringend kleine bedjes nodig. De jonge vrouwen brengen hun baby’s mee. We zouden een soort crèche moeten maken. Als we eindelijk elektriciteit konden hebben! En een radio? Nu is iedereen in Istalif van de wereld afgesneden. Een radio zou voor hen de wereld openen. En misschien een satelliettelefoon, de toestand is en blijft gevaarlijk. Het zou ons een gevoel van veiligheid geven."
Gynaecologe: "Er komen telkens zo’n tachtig vrouwen de donderdagvoormiddag. De vrouwen zijn niet beschaamd, zelfs al is het de allereerste keer dat ze een dokter zien. Vooral als ze zeker zijn dat er geen man in de buurt is. De gezondheidsproblemen zijn groot. Vooral de geboortes vormen een groot probleem. Momenteel sterven nog zeker twee op de vijf geboren kinderen in Istalif. Kunnen we het centrum niet uitbouwen met een kleine geboortekliniek?"
Dr; Wahid: "De nood is heel hoog in Istalif. Ik zal u een lijst doorgeven van de medicijnen die er nodig zijn. Ik denk dat de gezondheidsafdeling van het Vrouwenhuis het succesvolst is. (Voor het Vrouwenhuis in Istalif openging, had geen enkele vrouw ooit contact met een dokter, verpleegster of vroedvrouw.) En… kunnen we geen opslag krijgen?"
Het personeel van het Vrouwenhuis’ in Istalif heeft ons met gemengde gevoelens achter gelaten. We waren blij voor het succes, de dagelijkse grote opkomst, maar toch bedrukt door al die problemen waar we toch dringend iets moesten aan doen.
Zoals steeds hebben we de avond besloten met een wodka, gehaald bij de kruidenier op de hoek die altijd een uurtje tijd vraagt voor de levering. Voor dollars is alles te koop, als je maar wat geduld hebt.
Verdraagzame samenleving in het Westen?
De vrijdag werd voor de werkdag een rundag, van de ene ambassade naar de andere, van de ene organisatie naar de andere. Ook een bezoek aan minister Sorabi, Afghaanse minister van vrouwenzaken, die belooft zeker maandag aanwezig te zijn. (Mevrouw Sorabi is een Hazara, een etnische minderheid in Afghanistan. Onlangs heeft ze heel haar ministerie van andere etnische groepen gezuiverd! Er kwam wat petieterig internationaal protest. De storm is ondertussen geluwd. Tijdens ons onderhoud verwijs ik heel voorzichtig naar onze verdraagzame samenleving in het Westen. Waarom kreeg ik meteen zo’n vreemde smaak in mijn mond?) Overal nemen we voor de opening van ons huis uitnodigingen mee. De datum hebben we ondertussen aangepast. Over de zeven werd een negen geschreven. Ik kan me niet herinneren of we de vrijdagavond ook een wodka hebben gedronken, maar ik neem aan van wel.
Zaterdag 27/9. We brengen allen samen een bezoek aan het Vrouwenhuis in Istalif. Met een viertal auto’s zijn we er de voormiddag vanuit Kabul naar toe gereden. Een uur rijden door de stoffige wegen, tussen de mijnenvelden, met zicht op immense bergketens op de achtergrond. De kleur van de bergen verandert in de loop van de dag van licht purper tot diep paars. Afghanistan is al bij al een prachtig land.
De aankomst voor de poort van het Vrouwenhuis is behoorlijk emotioneel. Ook ‘onze’ nieuwkomers zijn flink onder de indruk. Het huis is indrukwekkend. Mooi wit geschilderd, de binnentuin staat vol bloemen. Een oase tussen al die menselijke onmacht en ellende. Soufi, onze bewaker is trots en houdt zich veilig op de achtergrond. Aan het venster van zijn appartement in het huis, heeft hij een foto van generaal Massoud opgehangen. Nanou en ik besluiten hem vriendelijk maar dringend te verzoeken die foto weg te nemen: geen politiek in ons huis. De leslokalen zijn mooi geïnstalleerd, de vergaderzalen ogen stijlvol, de keuken uitnodigend, de dokterskabinetten kunnen nog wat apparatuur verdragen.
Opvallend zijn de klassen waar meisjes van amper 13 jaar die, terwijl ze hun baby zogen, les volgen naast oudere vrouwen van zestig en zeventig jaar. Voor hen allen is het de eerste keer dat ze leren lezen en schrijven. Fier tonen ze ons hun schriften vol Perzische krullen.
De vrouwen uit Istalif die naar het huis komen zijn eerder door een Afghaanse tegen de komst van Elodie opgeruid. In de namiddag komen ze in de tuin van het huis samen om te protesteren. Met gebalde vuisten, scanderen ze slogans en eisen meteen het vertrek van Elodie. Elodie blijft kalm en professioneel. Maar wat mij vooral plezier doet, is het geruststellende spektakel. Afghaanse vrouwen zonder burka, weliswaar veilig achter een gesloten poort en ver weg van mannelijke blikken, die voor hun mening durven uitkomen! (De tijd heeft ondertussen uitgewezen dat Elodie met mensen kan omgaan, ze is nu volop aanvaard.)
Maar de vrouwen van Istalif voelen ook wel dat wij echt van hen houden en het beste voorhebben. Bij het afscheid rond 16 uur, vloeien wat traantjes. "We komen maandag terug," verzekeren we. Ze schudden hun hoofd. Bezorgd vraag ik me af, wat ons nu nog te wachten staat.
Ondertussen hebben we ontdekt dat wat verder in de Chickenstreet in Kabul er een nieuw Chinees restaurant is geopend. We gaan er allemaal samen eten. Er zitten bijna uitsluitend mannen, maar de Chinezen zijn commercieel genoeg om zich niet aan een delegatie vrouwen te storen. Integendeel. Het wordt een heel prettige avond.
Zondag 26/9. Ik besluit om met Brigitte naar de markt te gaan, want ik wil me voor morgen een traditionele Afghaanse outfit kopen. Mansoor vergezelt ons. Ik koop twee stukken stof en de kleermaker verzekert me dat ik binnen een paar uur mijn kleedjes mag ophalen.
De Afghaanse economie draait voor 99,9% op de mannen. Zelfs de kledingssector is een totale mannelijke bezigheid. En voor één keer moet ik toegeven dat de mannelijke inbreng efficiënt was.
Soms toch zonder burka
In de namiddag bezoeken we de vrouwentuin van Kabul. Alban Houban, een fransman uit de omgeving van Bordeaux, heeft met Europese steun de vrouwentuin van Kabul heraangelegd. Een tuin midden Kabul waar van oudsher enkel vrouwen en kinderen binnen mogen. Bij mijn vorige bezoeken aan Afghanistan had ik geweigerd de tuin te bezoeken, ik vond het een gemene manier om de Afghaanse apartheid, mannen versus vrouwen, in stand te houden. Ik moet echter mijn ongelijk toegeven. De tuin biedt op zijn minst aan de vrouwen wat ontspanning en mogelijkheden om zich buitenshuis te ontmoeten. Ze zijn talrijk aanwezig en kunnen in een klein gebouwtje voor een halve Afghani (ongeveer € 0,10) thee drinken en een gebakje eten. De burka’s dragen ze op hun arm, kinderen stoeien opgetogen en foto’s nemen wordt schoorvoetend toegelaten. Alban vertelt ons ondertussen dat kidnapping van kinderen momenteel een grote plaag is in Kabul. Meisjes en jongens van ongeveer acht jaar worden van straat geplukt, belanden in Pakistan in de prostitutie of als organendonor. Ik had de neiging om die uitspraak als ‘sensatietalk’ af te doen, ware het niet dat dit me de volgende dagen nog enkele keren uit verschillende bronnen werd bevestigd!
De ‘werkgroep’ verlaat vroeger de tuin en we concentreren ons op rekeningen, afspraken, het installeren van Elodie, enz.
Maandag 29/9 D.Day. Iedereen loopt behoorlijk nerveus. Om 14 uur wordt ons Vrouwenhuis in Istalif officieel geopend. Kinderen lopen er opgetut met bloemen rond, de veiligheidsdiensten die we hebben ingehuurd, voelen zich belangrijk en wrijven veelzeggend over hun geweren. ‘Vreemd,’ denk ik, ‘ hier zijn we geen vrouwen!?’ Inderdaad, iedere man die iets betekent in Istalif, van gouverneur tot warlord, zijn aanwezig, geen Afghaanse vrouwen. De Franse minister steekt een holle speech af en onderlijnt dat ze niet met lege handen gekomen is. We kijken haar hoopvol aan, ze heeft een computer meegebracht. Er is vooralsnog geen elektriciteit in Istalif. Onze Belgische vertegenwoordigers, Jeroen Cooreman en zijn opvolger Payot? slaan een beter figuur.
Voor mij is de officiële opening iets om vlug te vergeten. Het is duidelijk dat we met onze westerse visie geen rekening hebben gehouden met de Afghaanse cultuur. Op recepties zijn vrouwen helemaal niet toegelaten. De pijnlijkste dag moet echter nog komen.
Dinsdag hebben we via de Frans-Afghaanse organisatie, Negar, met enkele vrouwelijke intellectuelen en juristen afgesproken. Het gesprek is allesbehalve bemoedigend.
Kort samengevat
Zodra meisjes hun eerste maandstonden hebben, worden ze als volwassen beschouwd. Klaar om te huwen. Veel huwelijken worden daardoor gesloten tussen heel jonge meisjes en oudere mannen. Veel huwelijken worden zonder enige inspraak van het meisje bedisseld. Gelukkig niet allemaal.
Vrouwen hebben in Afghanistan nog steeds geen rechten. Zelfs al staat een en ander in de grondwet ingeschreven. Het is vooral de ‘familie’ die geen rechten voor de vrouw erkent.
Bij eventuele echtscheiding is de vrouw sowieso in de fout. De familie keert zich dan van haar af om niet in de schande te moeten delen. Een gescheiden vrouw eindigt meestal op straat.
Er is nog steeds uitzonderlijk veel huiselijk geweld.
Indien de vrouw het aandurft een klacht in te dienen, schaamt de familie zich en keert zich volledig van de vrouw af. Omdat de vrouw altijd van alles de schuld krijgt, gaat de gevangenispoort bijzonder soepel voor haar open. De vrouwengevangenissen zijn echter vreselijk. Vrouwen worden er op beestachtige manier behandeld, krijgen zelfs niet genoeg eten. Bij hun vrijlating worden ze ook door de familie verloochend, totaal aan hun lot overgelaten en eindigen meestal bedelend op straat.
De juristen bevestigen ook de pijnlijke situatie met de gekidnapte kinderen. Mag ik het me veroorloven u met deze mededeling te verlaten? Meer dan ooit ben ik overtuigd om de Afghaanse vrouw te helpen.
(Uitpers, nr. 47, 5de jg., november 2003)