Het halfjaarlijks Vlaams wapenrapport maakt een ding duidelijk: regionalisering van het wapenhandeldossier zorgt voor nauwelijks meer transparantie. Vrede, Pax Christi, Forum en Amnesty International meldden in een persverklaring dat Vlaanderen even ondoorzichtig rapporteert als de federale overheid. Wat we zelf doen, doen we niet noodzakelijk beter.
Maandag 6 december besprak de subcommissie wapenhandel van het Vlaams Parlement het halfjaarlijks wapenrapport van de Vlaamse Regering dat de voorgaande week aan de parlementairen was overgemaakt. Het blijkt dat dit Vlaams wapenrapport nauwelijks doorzichtiger is dan de federale rapporten van de afgelopen jaren. Vlaanderen doet het op dit vlak dus niet beter dan België. Met dit wapenrapport kan noch het parlement, noch het publiek, het wapenbeleid van de regering echt afdoende controleren. “Vlaanderen rapporteert wel beter over een aantal dual use producten. Dit is lang niet voldoende”, aldus nog gezamenlijke mededeling van de vredesbewegingen.
Is het niet veelbetekenend dat de subcommissie wapenhandel ressorteert onder de commissie (en de minister van) economie, en niet onder buitenlandse zaken? Duidt dat op een sfeer van wapens in de allereerste plaats als een economisch goed aan te zien, waarbij de commerciële elementen meer aandacht krijgen dan de concretisering van een beleid op basis van politieke en mensenrechterlijke overwegingen? Ben ik naïef als ik stel dat de wetgever zelf wapens niet als bananen of autobanden beschouwt, precies door het maken van een wet op de wapenexport? Ben ik te voorbarig of te vooringenomen als ik zeg dat Vlaanderen hier ook niet anders denkt dan Wallonië?
Achter gesloten deuren
Het wapenrapport is dus onvoldoende als informatiebron. Naar verluidt werd in het parlement achter gesloten deuren wel mondeling geantwoord op de vragen van de commissieleden. Minister Moerman zou daarbij geen vraag of antwoord uit de weg zijn gegaan. Eloi Gloireux van Groen! wilde in dit spelletje geheimhouding niet mee spelen en verliet de commissievergadering. De andere leden participeerden wel in de gesloten vergadering omdat ze denken op die manier hun parlementaire controlefunctie toch een stuk uit te kunnen oefenen. De kritiek en vragen van Glorieux die hij in een persmededeling omtrent het rapport kenbaar maakte, liggen volledig in de lijn van wat de vredesbewegingen zeggen, en gaat ook meer in op doorvoervergunningen.
Het is voor zover mij bekend, de eerste keer dat er achter gesloten deuren allerlei details over wapenvergunningen worden gegeven. Beter strikt vertrouwelijke informatie dan geen informatie, zou je dan denken. Maar wat is de politieke bewegingsruimte van een parlementslid dat met zijn inlichtingen niks mag aanvangen, want de vertrouwelijkheid mag niet worden geschonden? Er kan wel wat gelobbyd worden met (zeer) stille diplomatie, maar kan een parlementslid wel echt zijn functie van democratische controle realiseren in die omstandigheden?
Vanuit de vredesbewegingen of de bredere civiele maatschappij zullen sommigen deze evolutie in elk geval bijzonder scherp en kritisch volgen. Ons democratisch vertegenwoordigingssysteem is natuurlijk van die aard dat de parlementsleden een duidelijke institutionele opdracht hebben. Alleen is in het verleden gebleken dat de meerderheid onder hen die opdracht – in elk geval wat de wapenexporten betreft – niet invult zoals vredesmilitanten dat verwachten. Denken we maar aan de zaak Nepal.
Onze collega’s van Forum voor Vredesactie zijn net voluit op zoek naar algehele openbaarheid van de gegevens over vergunningen voor wapenleveringen. Forum, dat van juridische strijd haar handelsmerk heeft gemaakt, heeft voor enige tijd een rechtsgeding ingespannen over de openbaarheid van die gegevens. Ze laten zich hiervoor inspireren door Nederland, waar de rechter de overheid verplicht heeft tot openbaarheid van bestuur, ook wat de exportvergunningen voor wapens betreft. Toen Forum in de lente van dit jaar een lijst van vergunningsaanvragen toegespeeld kreeg, twijfelde het niet om alles op het internet te zetten. Dit tot woede van minister Ceyssens, die meende dat de concurrentiepositie van onze bedrijven in het gedrang zou komen. Maar zoals ik al in een eerder artikel schreef, het zou van een ongelooflijke onprofessionaliteit getuigen mochten de Belgische of Vlaamse bedrijven – en hun buitenlandse concurrenten – niet tot in detail op de hoogte zijn van de markt, de evoluties, de vraag, en het concurrentieel aanbod.
Het rapport
Een van de oudste eisen van de hele brede vredesbeweging betreft de (on)doorzichtigheid van de informatie over wapenhandel. De Belgische wet op de wapenexport van 1991 is op zich niet van de slechtste. De aanpassing van 2004 had/heeft een positieve en een negatieve zijde. Het integreren van de normen uit de Europese Gedragscode is op zich een goede zaak. Maar de invoering van bijvoorbeeld een uitzonderingsmogelijkheid – met name toch leveringen toestaan aan (prille) democratieën die een gewapende rebellie bestrijden – zet de deur open voor politieke interpretatie ten dienste van de economische belangen van onze wapenproducenten (of van producten die onder de wapenexportwet vallen). Een bepaald criterium in de wet gaat bijvoorbeeld specifiek over wapenleveringen die de mensenrechtensituatie kunnen verergeren of gebruikt kunnen worden voor binnenlandse onderdrukking. Luchtafweer hoort daar niet bij, zou ‘k zo denken, en beeldschermen voor sturingcontrole van Tomohawkraketten ook niet. Maar wel bijvoorbeeld OC-sprays of nachtvizieren. Dus moet die informatie beschikbaar zijn.
Maar er wordt nog steeds geen lijst gepubliceerd van welke wapens naar welke landen gaan. Het rapport geeft slechts uitvoercijfers per land, en zeer breed omschreven categorieën. Graag hadden de vredesbewegingen bijvoorbeeld geweten welke wapens Vlaanderen dit jaar uitvoerde naar Turkije? Vlaanderen voerde voor meer dan een half miljoen euro wapensystemen uit in de categorie ‘andere’ (elektronische en optische systemen, radars, communicatiesystemen, chemische producten en OC-sprays).
Vragen bij uitvoer naar Turkije, India en Pakistan
In Turkije zijn er nog steeds geregeld militaire schermutselingen tussen het leger en Kongra-Gel (voormalige PKK). De Turkse mensenrechtenorganisatie IHD meldt nog steeds folteringen, arrestaties en executies. Welke wapens uit de categorie “andere” werden aan Turkije vergund, en kunnen die de mensenrechtensituatie verergeren, of gebruikt worden in het gewapend conflict?
Dezelfde vragen hebben we bij de uitvoer in de categorie ‘andere’ voor India en Pakistan. Pakistan en India hebben een zeer gevaarlijk grensconflict over Kasjmir en bezitten beide kernwapens. Pakistan en India hebben bovendien het Non Proliferatie Verdrag (het verdrag tegen de verspreiding van kernwapens) niet ondertekend. Pakistan heeft in het verleden reeds gedreigd kernwapens te gebruiken. De vredesbewegingen hebben dan ook ernstige bedenkingen bij de 6 vergunningen voor Pakistan en India in de categorie ‘’andere’ (optische systemen, radars, communicatiesystemen, chemische producten …) De wet zegt inderdaad “geen vergunning als er voldoende aanwijzingen bestaan dat de uitvoer er toe bijdraagt dat het ontvangende land er kracht mee wil bijzetten aan territoriale aanspraken”. Ook al is er dan wel op dit moment een dooi in de relaties tussen beide landen, de situatie in Kasjmir blijft explosief.
Vragen bij vergunningen voor VS en VK
30 vergunningen hebben als bestemming de VSA en het Verenigd Koninkrijk. Beide landen zijn in oorlog in Irak. Artikel 4 van de wapenwet stelt dat “Elke aanvraag tot het verkrijgen van een uitvoer- of doorvoervergunning bedoeld in deze titel wordt verworpen indien er voldoende aanwijzingen bestaan dat in het land van bestemming de uitvoer bijdraagt tot een duidelijk risico dat het ontvangende land het bedoelde materieel voor agressie jegens een ander land gebruikt of er kracht mee wil bijzetten aan territoriale aanspraken.” Als de uitvoer kan worden gebruikt voor de oorlog in Irak, dan is de uitvoer onwettelijk.
Controle op eindgebruiker
Het Vlaams rapport geeft onvoldoende informatie over de eindgebruikers van de Vlaamse wapensystemen die geëxporteerd worden. 97 van de 143 vergunningen van het laatste halfjaar betreffen de uitvoer naar industrieën in het buitenland. Aan wie verkoopt de industrieel zijn eindproduct waarin Vlaamse onderdelen zitten? Kan deze informatie toegevoegd worden aan het wapenrapport, zodat een terdege controle mogelijk wordt?
Misschien heeft Moerman op deze vragen geantwoord achter gesloten deuren, maar zoals gezegd is dat onvoldoende.
Vredesinstituut
Wel een interessante stap voorwaarts is de oprichting van het vredesinstituut, een adviesorgaan aan het Vlaams Parlement. Het decreet is gestemd, er wordt gewerkt aan de uitvoering. Vooreerst wordt een bestuur samengesteld. Later volgen de benoeming van de directeur, het aanwerven van de medewerkers, de samenstelling van de wetenschappelijke raad. In het bestuur zetelen naast vertegenwoordigers van de politieke partijen – volgens het systeem Dhondt, dat wil zeggen, grote partijen krijgen meer vertegenwoordigers dan kleintjes; inderdaad Groen! en NVA zullen niet vertegenwoordigd zijn – ook mensen aangeduid door de Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen, de Vlaamse Universiteiten, de vredesbeweging, en nog drie gecoöpteerde bestuurders.
Volgens de huidige stand van zaken ziet de Raad van Bestuur er als volgt uit:
Voor de CD&V zetelen Kaltijn Malfliet (prof, gemeenteraadslid Leuven, ex-voorzitter Pax Christi) en Freddy Sarens (ex-parlementslid)
Voor Vlaams Belang werden Eric Suy (prof.em. internationaal recht, en voormalig vice secretaris generaal van de UNO) en Jan Clement (luitenant-kolonel) aangeduid.
Spa-Spirit stuurt Nelly Maes (ex Europees Parlementslid)
VLD is vertegenwoordigd door Axel Delvoix (voormalig adviseur van de ministers Ceyssens en Moerman, en nu op het kabinet De Gucht)
De academische wereld duidt Jan Wauters (internationaal recht Leuven -Antwerpen), Staf Geeraerts (polemologie VUB) en Koen Vlassenroot (Vakgroep Derde Wereld, Conflict Research Group Universiteit Gent) aan.
Vanuit de Serv gaan Verle Vermuelen (Voka), Carine Cantrynck (Unizo), Els Diericks (ABVV) en Pol Buekenhout (ACV) aan.
Vijf vredesbewegingen werden door parlementsvoorzitter De Batselier aangeschreven voor drie zitjes. Er is een protocol akkoord getekend tussen de vijf; en in de startfase van het Vredesinstituut gaan Gio De Weerdt (Pax Christi) Walter Baeten (Ijzerbedevaartcomité) en Mich Crols (Fourm voor Vredesactie) zetelen. VOS (Paqtrick Lasure) en Vrede (William de Bruyn) volgen later.
Wanneer het vredesinstituut een feit is, zullen de beslissingen over de meest controversiële exportvergunningen “diegene die overeenkomen met de lijst van situaties waarvoor advies moet worden gevraagd aan het Vredesinstituut” aan een klein stukje burgerlijke en parlementaire controle worden onderworpen. Vanuit de vredesbewegingen werken we aan een reeks prioritaire punten, een daarvan zal zeker moeten gaan over de administratieve procedure die gevolgd wordt om vergunningen uit te schrijven (hoe automatisch wordt er geleverd naar Navolidstaten bijvoorbeeld zonder te screenen op wettelijke en ethische principes?). Verder zal daar transparantie en openbaarheid van de rapportering zeker moeten besproken worden.
(Uitpers, nr. 60, 6de jg., januari 2005)