De voorbije stembusgang voor de verkiezing van gemeenteraden en regionale regeringen in grote delen van Spanje heeft geen spectaculaire verschuivingen teweeggebracht, maar toch kunnen enkele opmerkelijke conclusies getrokken worden.
Zo kreeg de socialistische partij (PSOE) van premier Zapatero stevige klappen in Madrid, terwijl het er wel in slaagde om in enkele cruciale regio’s en kleinere steden meer lokale macht te verwerven. Deze kiesuitslag luidt meteen de lange aanloop in naar de federale verkiezingen, die over 10 maanden plaatsvinden.
Aanhangers van de voornaamste oppositiepartij, de centrumrechtse Partido Popular (PP), zien de regionale verkiezingen graag als een voorsmaakje van wat de parlementsverkiezingen van 2008 gaan brengen: zij hebben het nog steeds niet helemaal verteerd dat de partij van ex-premier Aznar eerder verrassend de duimen moest leggen in 2004 en willen dan ook zo snel mogelijk de politieke macht heroveren. Ze zwaaien graag met statistieken die tonen dat de winnaar van de regionale verkiezingen sinds 1983 steeds de federale verkiezingen van het jaar daarop heeft gewonnen. De PP behaalde deze keer inderdaad wel een nipte meerderheid van de stemmen, maar door het Spaanse kiessysteem is het toch de PSOE die de meeste zetels mag betrekken. Een blik op de cijfers toont dat er twee tendensen waargenomen kunnen worden: enerzijds verstevigt de PP haar macht in de traditionele bolwerken Madrid en Valencia, anderzijds verliest het terrein in een tiental provinciehoofdsteden en is het de absolute meerderheid kwijt in de autonome regio’s Navarra en de Balearen. Vooral de strijd om Navarra is tijdens de verkiezingscampagne erg belangrijk geweest, aangezien de deelstaat door de Baskische nationalisten en de ETA beschouwd wordt als een deel van Euskadi (Baskenland) en de Baskische kwestie een van dé sleutelthema’s van de verkiezingen uitmaakte. De nationalistische formatie Nafarroa Bai is er aan een forse opmars bezig, al blijft 77 % van de stemmen gaan naar partijen die tegen een drastische uitbreiding van het autonomiestatuut zijn.
Premier Zapatero kan al bij al relatief tevreden zijn met de uitslag in de periferie, maar dient zich grondig te bezinnen over het ongekende fiasco van zijn partij in de hoofdstad. Terwijl volgens de Spaanse krant El País 39 % van de kiezers in Madrid zich identificeert met linkse standpunten en 27 % van de bevolking zich rechts noemt, regeert de conservatieve PP er nu al 16 jaar onafgebroken met absolute meerderheid. Er lijkt dan ook weinig twijfel te bestaan over het feit dat de volgende leider van de PP, en misschien dus in afzienbare tijd de premier van Spanje, Alberto Ruiz-Gallardón of Esperanza Aguirre zal heten, respectievelijk de burgemeester en regionale president van Madrid. De spanningen tussen “duif” Gallardón en “havik” Aguirre leverden de voorbije maanden enkele sappige verhalen op in de pers, maar blijkbaar lag de Madrileen er niet wakker van. De PSOE van haar kant wist niet goed hoe weerwerk te bieden tegen deze ijzersterke tandem en het was Zapatero zelf die een nieuwe pion in Madrid neerzette, een man die echter weinig charismatisch en totaal onbekend bleek te zijn. Zonder het debacle in Madrid, waar de Partido Socialista een half miljoen stemmen minder behaalde dan de Partido Popular, zou de partij van Zapatero een riante overwinning hebben geboekt in Spanje. In de hoofstad is het echter volledig misgelopen voor de PSOE, zodat de PP zichzelf graag kroonde als morele winnaar.
Wie zich bij het bekijken van deze kiesresulaten probeert te wagen aan een prognose voor de algemene verkiezingen van 2008 begint aan een hachelijke onderneming. Niet alleen is de inzet van beide verkiezingen behoorlijk verschillend, en kan dus ook de voorkeur van de kiezer grondig variëren, bovendien beloven het nog bewogen maanden te worden tot de volgende stemming. De rechtse stormram (Partido Popular, media, clerus) zal er alles aan doen om het beleid van Zapatero nog meer door het slijk te halen, maar zal er wel rekening mee moeten houden dat door haar radicale standpunten, die dicht bij het franquisme aanleunen, het aantal mogelijke coalitiepartners in de deelstaten sterk gedaald is de laatste jaren. Premier Zapatero ten slotte zal moeten uitzoeken hoe paal en perk te stellen aan de dalende populariteit van zijn partij, dat voor een belangrijk deel te wijten is aan de kwijnende gezondheid van zijn twee meest ambitieuze initiatieven: vrede in Baskenland en een pluralistisch Spanje.
(Uitpers, nr 87, 8ste jg., juni 2007)