Het eerste deel van het boek gaat over de milieuwetenschappelijke toestand van het ecosysteem Aarde, of m.a.w. de niet-onderhandelbare problemen. Het zijn de feiten waar we niet onderuit kunnen met een klemtoon op de ernst en de urgentie van de klimaatverandering.
Deel twee levert de bouwstenen aan voor een duurzaamheidstransitie, dit is een theoretisch kader met een leidraad voor een overgang naar duurzaam verbruik en productie en een metatransitie naar rechtvaardige duurzaamheid.
Deel drie tenslotte gaat van de theoretische modellen naar concrete oplossingspaden in vier domeinen: duurzame voeding, duurzame mobiliteit, duurzaam toerisme en duurzaam wonen en (ver)bouwen.
Optimisme als morele plicht
De nieuwe inleiding is zeer interessant, vooral omdat de auteurs erin op zoek gaan naar redenen om optimistisch te zijn en vast te stellen dat transitie wel degelijk kan maar bovendien ook is ingezet. Ze werken tien punten uit om hun optimisme te verantwoorden: de stabilisering (maar nog niet vermindering) van de CO2-uitstoot, het ‘cleantech’ beleid van China, de grootste uitstoter van broeikasgassen, de doorbraak in het mondiale klimaatbeleid met het akkoord van Parijs van december 2015, de ‘disinvestment’ beweging in de fossiele brandstoffensector, de achteruitgang van de fossiele energiebedrijven, de opgang van de hernieuwbare energie, de elektrificatie van de autosector, de opkomst van de peer-to-peer economie, het succes van de circulaire economie en tenslotte de nieuwe grondstoffen die zelfs uit stortplaatsen gehaald worden.
Jones en De Meyere zeggen het zelf: optimisme is een morele plicht. Gelukkig maar, want op elk van de tien punten valt wel iets aan te merken. Om maar één voorbeeld te noemen: hernieuwbare energie mag dan veel succes kennen, ondertussen besluit de nieuwe Britse premier wel om fracking toe te laten in het VK en om twee nieuwe en peperdure kerncentrales te laten bouwen (Hinkley Point). Klimaatsceptici mogen dan wel irrelevant geworden zijn, de Franse presidentskandidaat Sarkozy heeft zich wel tot hen bekeerd!
Ik neem aan dat Jones en Demeyere eigenlijk minder optimistisch zijn dan ze zich voordoen, want ze geven aan dat ze zeer goed weten waar de grote problemen zitten.
De transitie moet op twee vlakken gebeuren: technologisch, om duurzaam te kunnen produceren, en gedragsmatig, om duurzaam te kunnen consumeren.
Op dat eerste vlak zijn er inderdaad nogal wat redenen om optimistisch te zijn, maar op het tweede vlak helemaal niet. Want niemand weet hoe je mensen kan aansporen om ‘anders te gaan leven’. Er zijn al heel wat theoretische modellen uitgewerkt, en de auteurs scharen zich achter de ‘4E’ strategie: ‘enable, encourage, exemplify, engage’. Maar dan nog, zoals ik al schreef in de bespreking van het boek van Dirk Barrez, het is niet zo makkelijk om mensen ervan te overtuigen het met minder te doen. ‘Better by design than by disaster’ , zoals de auteurs citeren, maar er is gewoon geen veranderingsmodel voor die metatransitie.
Misschien heeft het toch wel iets te maken met het grote probleem dat nagenoeg alle transitiedenkers hebben met de tweede poot van duurzaamheid: sociale rechtvaardigheid. De auteurs beseffen ook zeer goed dat dit probleem bestaat en wijzen er op dat die sociale rechtvaardigheid bij hen centraal staat, maar concrete voorstellen om ze te verwezenlijken zijn er niet. Metatransitie is ‘waanzinnig complex’ zo schrijven ze, en moet gericht zijn op een ‘sociaal rechtvaardig economisch model’ (p. 25). Jawel, maar hoe ziet het er uit? Voortdurend wordt er gepleit voor een stationaire economie (‘degrowth’), maar ‘het is opmerkelijk dat er in de literatuur bijna geen enkele poging is geweest om zo’n macro-economisch model te ontwerpen’ voor een ‘stabiele, niet of heel traag groeiende economie’ (p. 130). Een verkorting van de arbeidstijd zal nodig zijn om de volledige werkgelegenheid te kunnen behouden, en om ’creatieve participatie’ aan te moedigen kunnen mensen een basisinkomen krijgen, aldus de door de auteurs geciteerde Jackson. Daarmee moeten we het doen.
Het roer omdraaien
Jones en Demeyere hebben een uitstekend boek geschreven over de noodzakelijk ecologische transitie. Hun redenering is wetenschappelijk onderbouwd en duldt geen tegenspraak. Maar de moeilijkste vragen blijven ook hier onbeantwoord: hoe maak je de transitie sociaal rechtvaardig en hoe overtuig je mensen er aan mee te werken?
Hét antwoord heb ik evenmin. Wel denk ik dat er mogelijkheden zijn door het roer van het denken om te gooien. In plaats van zich af te vragen hoe de noodzakelijke ecologische inspanningen sociaal rechtvaardig kunnen verdeeld worden, kan men zich ook afvragen hoe het sociaal beleid zo kan uitgewerkt worden dat de ecologische transitie wordt bevorderd? Dat kan o.m. met een werkgelegenheidsbeleid, in het subsidiebeleid voor woningen, in het armoedebeleid en energiebesparingen, door een mobiliteitsbeleid dat autogebruik ontmoedigt, door een arbeidsmarktbeleid dat milieuvriendelijke activiteiten ondersteunt en tenslotte door ‘zorg’ centraal te stellen. Wie nadenkt over sociale bescherming en wil streven naar sociale rechtvaardigheid, merkt al gauw dat die bescherming ‘transformatief’ kan zijn, dat die rechtvaardigheid er nooit kan komen zonder ook het economisch systeem aan te pakken. Misschien kan gedragsverandering bevorderd worden door er sociale voordelen aan te koppelen in plaats van mensen af te straffen. En misschien kunnen de grootste vervuilers, de rijken, gestraft worden met een milieuvriendelijk fiscaal beleid, speciaal voor hen? Of m.a.w. het sociaal beleid kan ook een instrument zijn voor gedragsverandering.
De raakpunten tussen klimaatrechtvaardigheid en sociale rechtvaardigheid liggen voor de hand. Het is een onderzoeksterrein dat open ligt en meer aandacht verdient. Want blindelings in de logica van het basisinkomen stappen, brengt ons niet veel verder.
Rechtvaardige duurzaamheid is een prachtig maatschappijproject. De auteurs bieden voor heel wat problemen ook concrete oplossingen. Dit boek is inderdaad een klassieker die door iedereen zou moeten gelezen worden. De aandacht moet nu naar de ontbrekende puzzelstukjes gaan.