De rechterzijde in de Verenigde Staten en in Latijns-Amerika gaat in de tegenaanval tegen de opkomst van het anti-imperialisme in Latijns-Amerika. Dat blijkt uit de militaire staatsgreep in Honduras op 28 juni jl. Het blijkt ook uit het recente akkoord waarmee de Colombiaanse regering zeven basissen ter beschikking stelt van Amerikaanse militairen.
Rechts hoopt zo een wig te drijven in de Latijns-Amerikaanse integratie, die het beschouwt als een bedreiging voor Amerikaanse macht en daarmee verbonden lokale oligarchieën. Tegelijk hoopt die rechterzijde de Amerikaanse president Barack Obama in de politieke richting te dwingen die zij wenst.
Tijdens het presidentschap van George W.Bush (2001-2009) zijn de anti-imperialistische, vaak ook linkse krachten in Latijns-Amerika gevoelig sterker geworden. Het presidentschap van Barack Obama dreigt nu kennis te maken met een tegenaanval van rechts, zowel in eigen land als in Latijns-Amerika.
Wat is er in Honduras gebeurd? Dat land, dat 5 tot 7 miljoen inwoners telt, is van oudsher een belangrijke steunpilaar van Washington in de regio, met een heersende klasse die haar invloed dankt aan haar dienstbaarheid jegens Uncle Sam en haar banden met de strijdkrachten. De Verenigde Staten gebruikten het land in de jaren tachtig als steunpunt voor hun mede door drugs gefinancierde oorlog tegen de Nicaraguaanse sandinisten. Hun toenmalige ambassadeur, John Negroponte (later ambassadeur bij de VN en in Irak), gedoogde de schendingen van de mensenrechten en de doodseskaders, en loog daar het Amerikaans parlement over voor. In de vanuit Honduras georganiseerde strijd tegen “links” in Nicaragua was alles toegelaten: drugshandel om die strijd te financieren, doodsekaders om critici uit te schakelen, terroristische aanslagen op Nicaraguaanse havens en scholen.
In november 2005 werd de voormalige zakenman Jose Manuel Zelaya Rosales namens de Partido Liberal de Honduras, een van de grote twee traditionele partijen, nipt tot president verkozen. Zelaya is een product van de heersende klasse in Honduras die al jaren in samenwerking met de militaire top het beleid bepaalt. Van hem werd de voortzetting verwacht van het spel dat Hondurese presidenten altijd al hadden opgevoerd.
Andere koers
Maar zijn beleid werd geleidelijk socialer (“linkser”). Hij startte namelijk programma’s die iets realiseerden voor de grote meerderheid van de bevolking, zoals de bouw van scholen in afgelegen dorpen, de verhoging van het minimumloon en de oprichting van dispensaria op het platteland. En in 2008 ruilde hij zijn steun aan het vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten in voor aansluiting bij de Bolivariaanse Alliantie voor Latijns-Amerika en de Cariben (ALBA). Dat is een initiatief van de Venezolaanse president Hugo Chavez om integratie onder Latijns-Amerikaanse staten te bevorderen en zo sterker te staan tegenover het neoliberalisme waarmee Washington zijn invloed versterkt. ALBA telt negen lidstaten (Venezuela, Cuba, Nicaragua, Honduras, Bolivia, Ecuador, en de Caribische eilandstaatjes Dominica, Antigua en Barbuda, en St.-Vincent and the Grenadines). Paraguay en Grenada zijn waarnemers bij de ALBA. Als gevolg van die aansluiting kreeg Honduras goedkope olie uit Venezuela.
Op 28 juni 2009 wilde Zelaya een volksraadpleging houden, waarvoor hij 400.000 handtekeningen had verzameld. De raadpleging zou niet-bindend zijn. De vraag was: “Stemt u ermee in om bij de algemene verkiezingen van november 2009 een vierde stembus te installeren, ter stemming over het bijeenroepen van een grondwetgevende vergadering om een nieuwe politieke grondwet op te stellen?” De huidige dictatoriale grondwet werd in 1982 door de militairen opgesteld. Volgens Zelaya liet deze grondwet de hervormingen niet toe die hij nodig achtte om de armoede (70 procent van de bevolking) te bestrijden in een land waar meer dan 40 procent van het nationaal inkomen voortkomt van Hondurezen die zijn geëmigreerd.
Dat voorstel voor een referendum werd afgewezen door de oppositie, een deel van Zelaya’s liberale partij, het patronaat, de strijdkrachten, delen van de katholieke hiërarchie en de media. Het hooggerechtshof, het parlement en de verkiezingscommissie achtten Zelaya’s voorstel illegaal. Nochtans bepaalt de huidige grondwet dat de “soevereiniteit van het volk ook rechtstreeks kan worden uitgeoefend, via het plebisciet en het referendum”.
Op 24 juni zette Zelaya de stafchef van de strijdkrachten, generaal Romeo Vasquez, af. Die had zich normaal moeten neerleggen bij het volksraadplegingsplan van de president, want het staatshoofd is formeel de opperste chef van de strijdkrachten. De generaal had dat niet gedaan. Hij had geweigerd om te helpen bij de organisatie van de volksraadpleging. Zelaya ontsloeg ook minister van Defensie Edmundo Orellana.
Het antwoord liet niet op zich wachten: op 28 juni werd Zelaya door de strijdkrachten van zijn bed geplukt en op een vliegtuig naar Costa Rica gezet. De militaire coup omhulde zich met een burgerlijk kleedje door de liberale politicus Roberto Micheletti aan te stellen als de facto president. En de samenzweerders voerden aan dat Zelaya met zijn referendum had aangestuurd op een tweede ambtstermijn, terwijl de huidige grondwet maar één enkele termijn van vier jaar toestaat. Zo zou Zelaya aan de macht hebben willen blijven. Hoe verzonnen dit argument is, blijkt al uit het feit dat de vraag over samenroeping van een grondwetgevende vergadering pas aan de kiezers zou worden voorgelegd op de dag in november dat Zelaya’s opvolger zou worden verkozen.
In feite kreeg Zelaya de rekening gepresenteerd voor het feit dat hij gebroken had met de politiek-economische elite die traditioneel in samenwerking met de militairen de dienst uitmaakt in het land. Net zoals Franklin Roosevelt in de jaren ‘30 van vorige eeuw in de VS door Amerikaans-rechts werd uitgescholden voor “verrader van zijn klasse”, werd Zelaya voor de Hondurese oligarchie een “verrader van zijn klasse” die nu als voorbeeld moest worden afgestraft. Hij moest ook boeten voor het feit dat hij Honduras aansloot bij de ALBA en zodoende bij het Latijns-Amerikaanse kamp dat wil breken met het neoliberalisme.
Obama’s hand forceren
Alle landen van het Amerikaanse continent veroordeelden de staatsgreep, ook de Verenigde Naties deden dat. Argentinië stuurde op 13 augustus de vertegenwoordigster van Honduras naar huis omwille van de steun die deze ambassadrice had uitgesproken voor het regime van de coup-plegers. Dat regime van Roberto Micheletti antwoordde met het wegsturen van de Argentijnse ambassadeur. Het zei dat de relaties tussen beide landen nu zullen worden waargenomen door Israël. Costa Rica kondigde aan dat het de ambassadrice van Honduras zal uitwijzen.
In sommige commentaren werd benadrukt dat een militaire coup in Honduras moeilijk denkbaar was zonder de instemming van Washington. Zou president Barack Obama het licht op groen hebben laten zetten? Dat lijkt bijzonder onwaarschijnlijk. Noch Zelaya, noch zijn aanhangers die in de straten betoogden, noch zijn medestanders Chavez in Venezuela en Fidel Castro in Cuba, hielden er zo’n simplistische mening op na. Allen maakten zij onderscheid tussen de Amerikaanse politieke en militaire rechterzijde enerzijds, en president Obama anderzijds. Obama heeft zijn Latijns-Amerika-politiek nog niet duidelijk gedefinieerd, maar het is wel duidelijk dat een militaire staatsgreep in Honduras het laatste was wat hij zou hebben gewild. Obama veroordeelde de samenzweerders, net als alle Latijns-Amerikaanse leiders, en hij schortte een deel van de Amerikaanse bijstand op.
Maar zijn houding over de terugkeer van de grondwettelijke president Zelaya bleef ambigu. Obama zei dat hij niet zomaar op een knop kan drukken om de man opnieuw aan de macht te brengen. Maar de president zou er volgens Latijns-Amerikaanse leiders goed aan doen om de coup in Honduras tenminste officieel een coup te noemen. En hij zou de relaties tussen het Pentagon en de Hondurese strijdkrachten kunnen herzien. Hij zou de Amerikaanse ambassadeur kunnen terugtrekken. En vooral, hij zou de samenzweerders moeten duidelijk maken dat er niets te onderhandelen valt tussen de wettelijke regering van Zelaya en het feitelijk bewind van de coup. En als de samenzweerders in november verkiezingen willen houden, zou Obama hen moeten laten weten dat verkiezingen onder een onwettig regime geen geldigheid hebben.
De coup blijkt een duidelijke poging om Obama te forceren tot een beleid dat de rechterzijde in de VS en in Latijns-Amerika wenst.
Otto Reich
Sleutelelementen in deze rechterzijde zijn Otto Reich en het International Republican Institute (IRI). Reich werd in verscheidene media genoemd als de architect van de coup in Honduras. Hij was in de aanloop naar de coup bij herhaling in Tegucigalpa opgemerkt, waar hij de valse naam Armando Valladares (naar een Cubaans dissident) zou hebben gebruikt. Feit is dat de Amerikaan van Cubaanse afkomst een belangrijke rol speelde in de fluistercampagne over corruptie die al lang voor de coup tegen Zelaya werd georganiseerd, en die zijn omverwerping moest helpen voorbereiden. Dat het Reich te doen was om de invloed van Venezuela en van het verzet tegen het neoliberalisme in te dijken, mag blijken uit zijn uitspraak over het beleid van Zelaya: “Wat in Honduras gebeurt kan ooit gezien worden als het toppunt van de pogingen van (de Venezolaanse president) Hugo Chavez om de democratie in dit halfrond te ondermijnen, of als het groene licht voor de verspreiding van chavistisch autoritarisme onder het mom van democratie”.
Reich, een onverdroten pleitbezorger van het Amerikaans embargo tegen Cuba, staat dichtbij anti-castristische terreurorganisaties en was onder George W. Bush onderminister voor het Westelijk Halfrond. Hij was onder meer ambassadeur in Venezuela en steunde in 2002 de mislukte staatsgreep tegen de verkozen president Chavez. In 2004 ondersteunde Reich de geslaagde coup tegen de Haïtiaanse president Bertrand Aristide. In de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen vorig jaar was hij politiek adviseur van de Republikein John McCain. McCains International Republican Institute, een rechtse drukkingsinstelling die in 1983 onder de Republikeinse president Ronald Reagan werd opgericht, moedigde in stilte de pogingen aan om Obama’s Latijns-Amerika-beleid naar de hand van extreem-rechts te zetten.
Onwetend negertje
De Hondurese samenzweerders vormen kennelijk de radicale spreekbuis van het rechtse verzet in Latijns-Amerika en in de VS tegen Obama. De zelfbenoemde “minister van Buitenlandse Zaken” van de samenzweerders, Enrique Ortez, noemde Obama “een negertje dat nergens iets van afweet”. Na protest van de Amerikaanse ambassadeur moest Micheletti zijn “minister” naar een andere post overhevelen. Ortez verontschuldigde zich voor “de ongelukkige uitdrukking” en zei voor de Hondurese televisie: “Ik heb geen racistisch vooroordeel, ik zie wel iets in het negertje dat president is van de VS”.
De rechterzijde in de Verenigde Staten is misschien wat hoffelijker, maar daarom niet minder gekant tegen Obama. De Republikeinse senatoren Jim DeMint en Ileana Ros Lehtinen (van Cubaanse afkomst) rechtvaardigden de staatsgreep in Honduras. Het was geen staatsgreep, zeiden ze, maar een verdediging van de Hondurese grondwet. Volgens de Amerikaanse rechterzijde zit Obama “op het verkeerde spoor” inzake Honduras.
De rechterzijde wil vooral tijd winnen. Ook al heeft de coup in Honduras tot een isolement geleid dat de economie naar de afgrond bracht, ze hoopt dat Micheletti in Honduras kan aanblijven tot aan de verkiezingen in november, wanneer de termijn van Zelaya verstrijkt. Als dat lukt, zal ze dat als een overwinning beschouwen. En aan de zijlijn staat de rechterzijde van El Salvador, Guatemala en Nicaragua naar de ontwikkeling in Honduras te kijken. De regeringen in die landen zijn niet meer ronduit “rechts”, en als de coup in Honduras het uithoudt, dan wordt de verleiding tot nabootsing in de buurlanden groter. Let vooral op Guatemala, schreef de Mexicaanse krant La Jornada.
Bovendien is het best mogelijk dat rechts dit jaar en begin volgend jaar de verkiezingen wint in Brazilië en Argentinië. Misschien ook in Chili en Uruguay. Volgens de Braziliaanse socioloog Emir Sader staat Latijns-Amerika op een kruispunt: versterking van het verzet tegen het neoliberalisme, of conservatieve restauratie.
Colombiaanse basissen
Latijns-Amerika heeft de coup in Honduras unaniem veroordeeld. Maar het is minder eensgezind over de onderhandelingen over het akkoord over militaire samenwerking die Colombia op 15 augustus met de Verenigde Staten heeft afgesloten. Het moet nu nog door de parlementen worden geratificeerd. Dat akkoord laat Amerikaanse militairen toe zeven Colombiaanse militaire basissen te gebruiken. Aanvankelijk had Washington gezegd dat zijn militaire rol in Colombia gericht was tegen de drugshandel, later gaf het toe dat het om bestrijding van de linkse FARC-guerrilla ging. Voor drugs- en guerrillabestrijding zouden nu ook de zeven basissen worden gebruikt. Maar buurlanden Venezuela en Ecuador zijn er niet gerust op. Ze vrezen dat de basissen als uitgangspunt voor operaties tegen hun land worden gebruikt. President Alvaro Uribe van Colombia is voor hen een marionet van Washington.
President Alvaro Uribe Velez van Colombia was de enige president van Latijns-Amerika die de Amerikaanse invasie in Irak heeft gesteund. Hij had die toegejuicht en er zelfs aan toegevoegd dat het geen slechte zaak zou zijn als de VS hetzelfde zouden doen in Colombia, omdat de guerrilla zo makkelijker zou worden verslagen. Uribe zegt van zichzelf dat hij politiek “rechts” is. Maar hij is vooral zeer gevoelig voor pressie uit Washington. Want de VS zouden een boekje kunnen opendoen over het drugsverleden (banden met drugsbenden) en de politieke criminaliteit (banden met doodseskaders) van hun Colombiaanse bondgenoot. Over dat verleden zwijgen de meeste media op oorverdovende wijze.
Ondertussen helpen de VS Uribe met miljarden dollars, Colombia is na Israël en Egypte, de grootste ontvanger van Amerikaanse bijstand ter wereld.
Uribe wordt nu door rechtse kringen in Washington ingezet om een wig te drijven tussen de landen in Latijns-Amerika en de uitbreiding van het verzet tegen het neoliberalisme tegen te gaan. Venezuela, Ecuador, Bolivia en Cuba wezen het militair akkoord tussen Bogota en Washington in felle bewoordingen af. Volgens president Chavez van Venezuela laat het een “wind van oorlog” opsteken in Latijns-Amerika. Argentinië beperkte zich tot de kritiek dat het akkoord niet bijdraagt tot vrede en ontspanning op het continent. Brazilië liet weten dat het er niet gelukkig mee is, maar dat het akkoord uiteindelijk een soevereine beslissing van Colombia en de VS is.
Uribe, die bij een rondreis door Latijns-Amerika het akkoord over de basissen probeerde te rechtvaardigen maar vrij koel werd onthaald, zou op 28 augustus nog een overtuigingspoging wagen op de top van de Union de Nacionaes Suramericanas (Unasur) in het Argentijnse Bariloche.
(Uitpers, nr. 112, 11de jg., september 2009)
Meningsverschillen in regering-Obama?
Zitten president Barack Obama en de ministeries van Defensie en van Buitenlandse Zaken wel op dezelfde lijn in de kwestie Honduras? Dat vraagt hoofdredacteur Maurice Lemoine van Le Monde diplomatique zich af in het editoriaal van het augustusnummer.
Hij wijst erop dat er in Washington heel wat weerstand bestaat tegen de afgezette president Manuel Zelaya. Zo beschikt het Pentagon over in Honduras over een als strategisch beschouwde militaire basis te Palmerola, zeker nu de basis te Manta in Ecuador wordt gesloten op verzoek van president Rafael Correa.
Ook nam de Amerikaanse ambassadeur, Hugo Llorens, die in september 2008 door George W. Bush werd benoemd, de dagen voorafgaand aan de coup van 28 juni, deel aan verdacht veel vergaderingen met Hondurese militairen en oppositieleden. Lemoine wijst er op dat dezelfde Llorens in 2002 en 2003 directeur was voor aangelegenheden van de Andes in de Nationale Veiligheidsraad. In die periode had de mislukte, door de VS gesteunde coup tegen president Hugo Chávez van Venezuela plaats.
Was Obama eerlijk toen hij zonder omwegen de coup in Honduras veroordeelde? Of zit hij op een andere lijn dan zijn ministers en heeft hij die niet onder controle? Zo stak Hilary Clinton van Buitenlandse Zaken de coupplegers een helpende hand toe door een bemiddeling door de president van Costa Rica, Oscar Arias, voor te stellen. Meteen zette ze de Organisatie van Amerikaanse staten buiten spel – en de linkse regeringen die het daarin voor het zeggen hebben.
Ook kan men zich de vraag stellen naar het waarom van de door president Chávez op 10 augustus gemelde, maar Colombia ontkende incursie van Colombiaanse troepen in Venezuela. Gebeurde die inval op instigatie van het Pentagon om “links” Latijns-Amerika een signaal te geven dat VS niet meer werkloos zullen toezien?