Chinese CP 100 (3)
Twee keer leek de Communistische Partij van China verloren. Ze was in 1927 onthoofd in haar arbeidersbasis, in 1935 verjaagd uit haar boerenzones. Men moet het de leiders, voorop Mao, nageven: ze slaagden er telkens weer boven water te komen. Toen Japan in 1945 verslagen was, stond de Chinese CP klaar voor de ultieme stap: naar de macht.
Burgeroorlog
De strijd tegen de Japanse invasie, had de oorlog tussen de regering in Nanjing (van de Kwomintang) en de communisten onderbroken. Met de Japanse capitulatie in 1945, kwam het conflict weer op de eerste plaats.
De krachtsverhoudingen waren wel volledig in het voordeel van de Kwomintang die een veel groter en moderner uitgerust leger had, vijf keer machtiger schatte men. Chiang Kai-shek had een moderne luchtmacht, de communisten hadden er geen. Chiang had veel geld en zijn troepen hadden een groter gebied en alle grote steden in handen. Bovendien legden ze beslag op het overgrote deel van de enorme depots die het Japanse leger had achtergelaten.
De CP had dus geen voordeel bij een open oorlog en bleef onderhandelen. De partij stelde hoge voorwaarden om te blijven samenwerken, maar zonder illusies.Washington moeide er zich zeer intens mee, president Truman stuurde topgeneraal George Marshall voor drieledige onderhandelingen over vrede. Maar toen deze er begin 1947 de brui aan gaf (om minister van Buitenlandse Zaken te worden) beschuldigde hij in de eerste plaats “militaristen en reactionaire politici” binnen de Kwomintang ervan vrede onmogelijk te hebben gemaakt.
Guerrilla
Dus werd het weer oorlog. De communisten waren aanvankelijk erg in het defensief. Maar ze waren erg mobiel, ervaren in guerrillatactiek, met ervaren commandanten en gedisciplineerde manschappen die de taak kregen door hun gedrag de bevolking voor zich te winnen. Dat was een grote troef tegenover een machtiger leger met zeer corrupte rivaliserende commandanten.
Vanaf de zomer van 1947 wogen de sterke punten van die communisten meer en meer door, het Nationalistische leger trok zich meer en meer terug in de grote steden, met manschappen die ontmoedigd raakten nu het initiatief van kamp was veranderd. Vanaf de herfst van 1948 ging het snel. Commandant Lin Biao (die in 1968 een einde maakte aan de “Culturele Revolutie”) verdreef de Nationalisten uit Mantsjoerije en uit Peking, de Kwomintang vluchtte met have en goed naar het eiland Formosa (Taiwan).
De communisten wonnen niet alleen door hun sterke organisatie en discipline, maar ook door de zwakten van een tegenstander die bij het grootste deel van de bevolking elk krediet was kwijtgeraakt.
Volksrepubliek
De CP kon nu haar “democratische dictatuur van het volk” in de praktijk brengen. Het volk – een vage term waar men alle kanten mee op kan – dat waren voor haar de revolutionaire klassen: nationale burgerij, arbeiders, boeren, kleinburgerij; alleen de bourgeoisie die met het imperialisme had geheuld of de hele grote uitbuiters van arbeiders en boeren, hoorden daar niet bij.
Op 1 oktober 1949 riepen de overwinnaars de Volksrepubliek uit. Geen socialistische Sovjetrepubliek zoals de USSR, daar vonden ze de tijd nog niet rijp voor. Het land had zeer zwaar geleden onder al die oorlogen, de industrie stelde weinig voor en op het platteland kon de landbouwproductie de bevolkingsaangroei niet volgen. De partij had wel ervaren politieke en militaire kaders, maar van economie hadden ze, zoals Mao zelf toegaf, geen benul.
De nationale burgerij zou moeten helpen om het land er economisch bovenop te helpen. Er werd dus gematigde taal gesproken, men mocht niet te veel bruskeren; Toch herinnerde Mao zich zijn uitspraak dat de vrouwen de helft van de hemel schragen, hier werd niet gewacht voor een radicale ingreep. Het erfrecht werd “ontmand” en een nieuwe huwelijkswet gaf de vrouwen tot dan toe ongekende rechten. Dat rechtbanken meestal in het voordeel van de vrouw gingen beslechten, zette zelfs bij sommige mannen, ook partijleden, kwaad bloed.
Maar zo vreedzaam was het allemaal niet. Eén voorbeeld: volgens Zhou Enlai werden alleen al in de provincie Guangdong (Canton) meer dan 28.000 ‘vijanden’ geëxecuteerd. De Komintang beweerde dat in Shanghai 300.000 mensen werden opgepakt van wie een groot deel werd terechtgesteld. Overal in het land werden massaprocessen gehouden waarna meestal terstond executies volgden als massaspektakel.
Plannen
In de partij waren economisten en economische kennis zeer schaars. Er werd natuurlijk gekeken naar de Sovjet-Unie waar het er na de revolutie van 1917 ook erg gesteld was. China was er nog wel erger aan toe. Lenin kwam toen met de NEP, de Nieuwe Economische Politiek waarmee de partij heel wat programmapunten afvlakte.
En zo deden ze het ook in China. Alleen bedrijven van kapitalisten die hadden gecollaboreerd met de Japanners of die met de Kwomintang waren gevlucht, werden genationaliseerd. De vorige regering had trouens al een en ander in staatsbezit genomen, zoals een groot deel van de vroegere Japanse bedrijven in het industriële Mantsjoerije.
De landhervorming moest in fazen gebeuren. Eerst waren er alleen onteigeningen van de echt grote grondbezitters en de vorming van coöperatieven. Maar er moesten snel grote investeringen komen om de infrastructuur, bij voorbeeld het spoor, weer vlot te krijgen, en om zowel lichte als zware industrie snel op het vooroorlogse niveau te brengen.
Na enige aarzeling, en ondanks bezwaren van Mao, greep men naar het Sovjetmodel van de Planificatie. In 1953 startte het eerste Vijfjarenplan, waarbij ook werd gerekend op steun uit de Sovjet-Unie waarmee in 1950 een vriendschapsverdrag was afgesloten.
Drie pijlers
Er werd, zoals in de USSR, vooral uitgekeken naar de statistieken van staal en steenkoolproductie (denk eraan dat de basis voor de EU de Economische Gemeenschap voor Kolen en Staal was). Mao zelf beklemtoonde dat de drie grote pijpers van de economie – landbouw, zware en lichte industrie – even snel moesten stijgen, dat zou anders grote spanningen geven, vreesde hij.
De landbouw groeide inderdaad veel minder snel, nauwelijks genoeg om de bevolkingstoename op te vangen. Toch vond Mao dat de rest van de economie afhing van wat de boeren voortbrachten, anders zou China te afhankelijk worden van het buitenland – zijnde de Sovjet-Unie die hij zelf voor de eerste keer, zijn eerste buitenlandse reis, in 1949 had bezocht.
Er waren duidelijk spanningen in partijen staat, die meer en meer elkaar overlapten, over het gewicht van technologie uit het buitenland. Op eigen krachten steunen, vonden de maoïsten, terwijl de ploeg rond ondervoorzitter van de CP, later president, Liu Shaoqi, dat anders zagen. Het was de lijn Liu die het haalde op het 8e partijcongres in 1956 (het eerste sinds 1945 en met een tweede zitting van datzelfde congres in 1958). Intussen was de industrie nagenoeg volledig in staatshanden en was de landbouw grotendeels in “coöperaties” ingedeeld, feitelijk gecollectiviseerd.
Honderd bloemen
Het opgedreven arbeidersritme in de bedrijven en de coöperaties hadden weerstand uitgelokt, er waren stakingen geweest voor betere lonen en arbeidsomstandigheden, boeren stapten uit de coöperaties, studenten betoogden. Er waren dat jaar ook de arbeidersopstanden in Polen en Hongarije geweest die de Chinese CP deden nadenken.
Mao had eerder gewaarschuwd voor groeiend ongenoegen en gepleit voor iets meer ruimte voor kritiek in partij en maatschappij. “Laat honderd bloemen bloeien”, zei de voorzitter die toen zijn essai schreef over “de juiste oplossing van de tegenstellingen in de schoot van het volk”.
De kritiek kwam er, veel meer dan de partij lief was. Op ‘dazibao’ (muurkranten) kwam het tot explosie van ongenoegens over het machtsmonopolie van partijbureaucraten, hun willekeur en voorrechten, het monddood maken van kritiek. De bloemen bloeiden niet lang. In juni 1957 organiseerde Deng Xiaoping (de latere architect van de draai naar het kapitalisme) een massale repressie tegen al wie gebruik had gemaakt van deze korte bloei.
Honderdduizenden, onder wie veel intellectuelen, werden voor heropvoeding naar afgelegen gebieden gestuurd. Velen hadden de indruk dat Mao de campagne slechts had gebruikt om critici op te sporen. Waarschijnlijker is dat die campagne deel uitmaakte van een machtsstrijd tussen de lijn Mao en de lijn Liu en dat ze allemaal even erg geschrokken waren van het felle en massale karakter van de kritiek.
Grote sprong
Een jaar later trok Mao weer ten strijde. Hij zou zijn visie over de opbouw van het socialisme opdringen tegen zijn rivalen in: hij lanceerde de Grote Sprong Voorwaarts die het Vijfjarenplan op zijn kop zette. Mao had trouwens kort daarvoor het Politburo laten weten dat hij al twee jaar de documenten van die instantie niet meer las wegens hoogstens oninteressant….
Het socialisme moest er sneller komen, vond hij, en de middelen daartoe moesten van het platteland komen. De ontplooiing van de landbouw moest centraal staan, ten dienste van de ganse samenleving. Om die Sprong te maken zouden er grote Volkscommunes komen, gigantische eenheden die samen gigantische zaken zouden realiseren.
Alleen op die manier kon China zich in Mao’s ogen losmaken van de Sovjet-kameraden die hij diep wantrouwde. Toen Moskou voorstelde om tot een gemeenschappelijke Sino-Sovjetvloot, huiverde Mao alleen al bij de gedachte dat er vreemde oorlogstuigen op Chinees grondgebied of in Chinese wateren zouden komen.
Moskou besefte steeds meer dat de Volksrepubliek China geen gewillige partner was of zou worden, dat het zelfs een mogelijke rivaal was voor de leiding van de communistische wereldbeweging. Op de bijeenkomst daarvan in 1957 waren er al duidelijk barsten tussen Moskou en Peking te merken, drie jaar vóór de eigenlijke breuk er kwam.
Afgrond
De Volkscommunes werden echter een mislukking, het was een sprong in de afgrond. Mao had gedacht dat met inzet en enthousiasme van de massa’s, de loop van de economie kon geforceerd worden. Maar de inzet bestond vooral uit helse werkritmes voor wat vaak volkomen nutteloze werken waren. Het zware werk kostte honderdduizenden ondervoede mensen het leven, aldus partijbronnen zelf. Wie aan de zware werken trachtte te ontsnappen, werd ‘voorbeeldig’ gestraft.
Er werden nieuwe methodes ingevoerd op grond van de theoriëen van Trofim Lysenko, de hofbioloog van Stalin die wou aantonen dat de wetten van Mendel volkomen fout waren. Toepassing van diens ideeën had al in de Sovjet-Unie tot zware problemen geleid. De massale bouw van artisanale hoogovens in de dorpen leidde tot een massale verspilling van middelen, het leidde onder meer tot het massaal omhakken van bomen om te stoken.
Maar de landbouwproductie kende geen fantastische groei, wel een fantastische instorting. In grote delen van China leidde de chaotische toestand tot massale hongersnood. Het totaal aantal doden door honger en repressie ligt volgens officiële bronnen op 15 miljoen, wat gezien de bron best een onderschatting kan zijn.
Rivaal
Voor Mao was dat vooral een politieke tegenslag. Zijn aartsrivaal Liu werd in 1959 president van de Volksrepubliek en werd in de propaganda naast Voorzitter Mao geplaatst, want het was Liu die de economische schade zou moeten herstellen. Mao moest wel inbinden, de Communes werden in de praktijk teruggebracht tot de veel kleinere brigades waaruit ze bestonden. Maar de Voorzitter zou alleen op details, zoals de hoogovens, enige schuld bekennen.
De populaire maarschalk Peng Dehuaï durfde het in juli 1959 aan de Voorzitter voor zijn verantwoordelijkheid te plaatsen. Hij legde enkele fouten van Mao’s Sprong bloot en ook de pogingen om met valse cijfers de ramp te verdoezelen. Peng was voor de maoïsten de vertrouweling van Moskou dat zo revanche wou nemen. Peng’s kritiek werd, zoals de feiten, opzij geschoven en Peng zelf moest zijn post van minister van Defensie afstaan aan Lin Biao.
Moskou hield het kort daarop voor bekeken. Op 16 juli 1960 schortte Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov alle hulpprogramma’s aan China op. Bruggen bleven half afgebouwd achter, fabrieken bleven in de steigers staan. Geen probleem, antwoordden de Chinese leiders eensgezind, we gaan op eigen kracht verder. En ze betaalden hun schulden aan de Sovjet-Unie tot de laatste cent.
Volgende bijdrage: De zwanenzang van het maoïsme in China.
Zie ook: