Hieronder volgt een prepublicatie uit ‘Rebelse plekken, over municipalisme en commons’, 2019, Oud-Turnhout – ’s-Hertogenbosch, Gompel&Svacina, (ISBN 9789463711487). In dit boek onderneemt Walter Lotens een zoektocht naar nieuwe initiatieven die haaks staan op het dominante neoliberale denken. ‘Commons’ en ‘municipalisme’, twee begrippen die dicht bij elkaar aanleunen, behoren tot die mondiale en hoopvolle grondstroom. Op vele plaatsen zijn het geen abstracties meer, maar beginnen ze stilaan tot het nieuwe normaal van het dagelijkse leven te behoren. ‘Rebelse plekken’ beginnen de wereldkaart stilaan in te kleuren. Walter Lotens zoekt die plekken op in Frankrijk (De Larzac, Notre-Dame-des-Landes (ZAD), Saillans, Loos-en-Gohelle en Grenoble) en in Spaanse ciudades rebeldes zoals Barcelona en Madrid. Nabijheid en herkenbaarheid maken kleine, maar ook grote steden tot een uitgelezen schaal om samen-leven te organiseren. Hij trekt bovendien de oceaan over naar Latijns-Amerika. Daar is de bewaarplaats van sociale mechanismen, die bij ons onder een moordende economische ratrace ondergesneeuwd zijn geraakt: het Buen Vivir, de wateroorlog in Cochabamba, de fábricas recuperadas in Buenos Aires en de Zapatistas in Chiapas. Op rebelse plekken wordt de boeiende kunst van het organiseren van hoop beoefend: met vallen en opstaan rijzen daar de vage contouren van een andere wereld op. Step by step. Walter Lotens volgt en beschrijft die stappen.
Op woensdag 2 oktober 2019 vanaf 20 uur stelt hij in het Elcker-Ik Centrum, Breughelstraat 31/33, 2018 Antwerpen het boek voor, samen met Pascal Gielen (cultuursocioloog UA) en Koen Wijnants (Commons Lab Antwerpen).
Van ‘Tous au Larzac’ …
‘Met trage vleugelslag verkent een roofvogel zijn kale en uitgedroogde jachtgebied. Het is een rotsachtig en droog plateau met hier en daar wat kurkeiken en lage struiken. In de verte komt een oudere man aangerend. Hij hijgt zwaar. Hij is een van de oudstrijders van La lutte du Larzac. Dat is de openingsscène van ‘Tous au Larzac’, de lange en boeiende documentaire van de Franse kineast Christian Rouaud. Hij speelt zich af op de causse du Larzac, een uitgestrekt kalkplateau in het zuiden van het Franse Centraal Massief. Er gaat behoorlijk wat dreiging uit van dat beeld. Wat is daar gebeurd? Wie of wat staat symbool voor die roofvogel?
Tous au Larzac begon op een dag in oktober 1971. Michel Debré, minister van Defensie, besloot toen, zonder voorafgaandelijk overleg, om het militair kamp van de Larzac uit te breiden van 3000 naar 14000 ha. Vanuit zijn Parijse kantoor verklaarde hij: ‘Wij hebben de Larzac gekozen omdat het een ontvolkt gebied is.’
Dat viel niet in goede aarde, noch bij de plaatselijke bevolking, noch bij the Back-to-the-Landers – des néo-ruraux, zegt men in het Frans – mensen zonder landbouwachtergrond die migreerden van de stad naar het platteland om een nieuwe agrarische levensstijl aan te nemen. Meestal soixante-huitards die anders wilden gaan leven. De bevolking kwam in verzet tegen dat dictaat van Parijs want daar kwam de roofvogel vandaan. Die strijd zou tien jaar duren. Zo werd de Larzac een bekende rebelse plek. De affiche waarop een schaap staat met een militaire helm op zijn kop en die rustig op een margrietje kauwt, heeft dezelfde iconische proporties gekregen als de affiche van ‘Kernenergie? Neen, bedankt!’ Op de helm staat ‘Larzac libre’, ‘Faites labour pas la guerre’ en ‘la terre aux paysans’.
Dat verhaal brengt Christian Rouaud zeer goed in beeld door handig te laveren tussen historische fragmenten en de commentaren van de intussen oudere hoofdrolspelers onder wie José Bové een der meest bekende figuren is geworden. Hij behaalde zelfs een zitje in het Europees parlement. De ontroerende prent die bijna twee uur duurt, beschrijft van binnenuit hoe de rebellie is beginnen opborrelen bij de bewoners van de Larzac. Dit is geen ‘Novecento’ van Bertolucci in het Italiaanse Emilia-Romagna van het begin van de 20ste eeuw, maar een replica in la France profonde van 1971. Bijna een eeuw later maar ook met heel veel intensiteit. Dat zijn zeldzame momenten van energie die van hand tot hand worden overgebracht. Zondag 2 december 2018 was er zo een. Meer dan 75.000 betogers overstroomden toen de hoofdstad van Europa met hun boodschap Claim the Climate aan de klimaattop die op dat ogenblik doorging in Polen. De grootste klimaatbetoging in Brussel ooit en toen moesten de scholierenbetogingen nog beginnen. Ik was er één van. Samen slaakten wij één langgerekte, steeds maar aanzwellende kreet. Het Tous ensemble gevoel reikt heel ver. Zo moet het ook met het Tous au Larzac geweest zijn. Die emoties spreken ook uit de film van Christian Rouaud.
Niet alleen landschappelijk vertoont deze documentaire trekken van een western, ook de twee protagonisten van dat Hollywoodgenre zijn aanwezig. De militairen vertolken de rol van de cowboys die het ‘indianenreservaat’ binnendringen, maar de bewoners ervan – laten we ze maar even ‘inheemsen’ noemen – bijten flink van zich af. Dat leidt tot een kat-en-muisspel dat almaar bredere proporties aannam. De rangen begonnen zich al snel te sluiten. In eerste instantie ondertekenden alle boeren die bedreigd werden met onteigening een eed – ze waren met 103 – waarin ze verklaarden niet te zullen ingaan op om het even welke offerte van het leger om hun grond te kopen. Al snel kregen de oorspronkelijke bewoners ondersteuning van de néo-ruraux, van jonge maoïsten die daar een eventuele brandhaard voor de klassenstrijd roken – we zijn net na mai ’68 –, maar ook van studenten, gewetensbezwaarden en pacifisten van allerlei slag. De meest bekende was de groep van de prediker (van Belgische afkomst) Lanza del Vasto, die naar het model van de ashrams van Gandhi gemeenschappen van de Ark (communautés de l’Arche) oprichtte. Je ziet een man met lange witte baard en lange Indische kleding deelnemen aan een hongerstaking tussen oudere boeren met ruige mutsen en een pijp in de mond. In het begin werden die rare vogels vreemd bekeken door de inwoners van de streek. Je zou voor minder. Maar uit de retro interviews met actievoerders in de documentaire bleek dat die twee werelden elkaar hebben weten te vinden in hun gezamenlijke strijd tegen die Parijse roofvogel. Het blinde geweld van een arrogante overheid, overtuigd van haar macht, heeft geleid tot een politieke bewustwording bij vele gewone mannen en vrouwen die veel verder reikte dan hun persoonlijke belangen. L’histoire se répète, maar deze keer nu eens in een geel hesje gestoken.
Vele mensen beleefden daar met enkele jaren vertraging hun ‘mei ‘68’. Priester Pierre, Marizette, Guy, Christiane, Michel, Michèle et les autres schreven daar mee aan hun persoonlijke, maar ook aan een stukje maatschappelijke geschiedenis. De partituur van het ‘Indignez-vous’, het pamflet waarmee de bejaarde Stéphane Hessel in 2010 uitpakte, werd toen al geschreven. Verontwaardiging kan de vonk zijn die tot een langdurig engagement leidt. De beschrijving van die toenadering en van die groei van onderlinge solidariteit is een van de zeer sterke elementen van de film. Zo installeerde de gemeenschap van de Ark zich na enkele jaren breeduit in een boerderij die door het leger was gekocht. Dat kon tellen als pacifistische én solidaire actie.
Die acties gingen ook niet aan de pers voorbij want de zogezegd verlaten Larzac was ineens opgeklommen tot the place to be, tot de status van een politiek Woodstock, zoals Jules Bové toen zei. De toen piepjonge kerel zou later nog met een tractor een Mcdonald’s in Millau binnenrijden en daarmee de gevangenis maar ook het wereldnieuws halen.
De goed uitgekiende acties rond de Larzac bleven pacifistisch maar begonnen al snel het lokale niveau te overstijgen. De kudde schapen van de Larzac speelden daarin een niet onbelangrijke guerrillarol. Eerst werd een voorhoede van die wollige, tamme dieren losgelaten in La Cavalerie, het centrum van het militaire kamp dat als cowboydorp werd voorgesteld, en later trok een groepje van zes herders met zestig schapen per camion naar Parijs waar ze dan vrij werden gelaten onder de Eiffeltoren op de Champs-de-Mars. Dat leidde tot hilarische taferelen, want de politie had geen opleiding gekregen om met een cavalerie van eigenzinnige schapen om te gaan. Begin 1973 trachtte een boerencolonne van tractoren Parijs te bereiken maar de CRS blokkeerde de voertuigen voor Orleans.
Overal in het land ontstonden comités om de Larzac te steunen. Er werd zelfs een Larzac-krant gemaakt die nog steeds bestaat: la revue Gardarèm lo Larzac. ‘Tous au Larzac’ bleek geen ledige oproep, want van overal werd er hulp geboden. Zeker die uitdaging om zonder enige officiële toelating een grote schuur te bouwen in Blaquière werd enthousiast beantwoord. Bedoeling was om op die manier stukken van het terrein dat voor uitbreiding in aanmerking kwam te bezetten. Dat gemeenschapswerk, niet altijd even deskundig maar wel met veel liefde uitgevoerd, leverde niet alleen mooie beelden op in de documentaire, maar was ook een verbindende commoning-activiteit in volle actie.
Na dat geslaagde politieke Woodstock zakten er in 1974 meer dan 100.000 personen uit Frankrijk, maar ook uit andere Europese landen naar het plateau af om deel te nemen aan een ‘oogst voor de Derde Wereld’, waardoor de politieke horizon ineens breed werd opengetrokken. Bij die gelegenheid kwam ook de jonge François Mitterand zijn neus aan het venster steken en hij zegde de actievoerders zijn politieke steun toe. De toenmalige conservatieve president Valéry Giscard d’Estaing wilde echter van geen wijken weten: de plannen voor de uitbreiding van het militair kamp moesten uitgevoerd worden.
Intussen ging het kat-en-muisspel onverminderd voort. Het leger trachtte verlaten boerderijen op te kopen, maar de actievoerders probeerden dat op hun beurt te doen met een aantal percelen rond het kamp. Daarvoor konden ze rekenen op financiële steun van over heel het land. Crowdfunding avant la lettre dus. Één van de boerderijen, Les Truelles, opgekocht door het leger, werd ook door militairen bezet, maar de actievoerders installeerden zich in groten getale in de omliggende gebouwen, waardoor de soldaten het uiteindelijk beu werden en vertrokken.
Naarmate het conflict aansleepte, werden de acties ook geleidelijk aan driester. Omdat de overheid ‘vergat’ toegang tot elektriciteit en stromend water te voorzien, oordeelden de actievoerders dat het legitiem was, hoewel illegaal, om telefoonpalen te plaatsen en water af te takken. Met allerlei creatieve middelen bleven de actievoerders hun recht op eigendom opeisen. De intimidatie werd echter groter en nam zelfs terreurproporties aan toen er op een nacht in een bewoonde boerderij – een familie met zeven kinderen! – een explosie plaatsvond die gelukkig geen slachtoffers maakte. Als gevolg daarvan braken enkele bewoners binnen in het militair kamp op zoek naar bezwarende documenten in verband met de verkoop, wat enkelen onder hen een fikse gevangenisstraf opleverde, maar de anderen gingen onverminderd en met des te meer hardnekkigheid voort met de strijd.
In 1978 kregen dan de 103 landbouwers een definitief onteigeningsbericht en als reactie daarop trokken de bewoners van de Larzac te voet naar Parijs. Die spectaculaire tocht werd zeer sterk gemediatiseerd en in de documentaire werden prachtige beelden opgenomen van de solidariteit, die almaar groter werd hoe dichter de groep Parijs naderde. Uiteindelijk arriveerden ze met 40.000 voor de poorten van Parijs, waarvan de binnenstad andermaal door de CRS geblokkeerd was. De Larzaciens gaven echter niet op en in 1980, in het midden van de winter, sloegen zij in gezelschap van een kudde schapen hun tenten op aan de voet van de Eiffeltoren.
In 1981, tien jaar na het begin van hun revolte, haalden de bewoners van de Larzac dan toch eindelijk hun slag thuis. In dat jaar won de socialist François Mitterand de verkiezingen en een van zijn eerste bewindsdaden als president was het annuleren van de uitbreiding van het militair kamp op het Larzacplateau. De Parijse roofvogel verdween vanaf dat ogenblik van het plateau.
Door la lutte du Larzac werden het uitzonderlijke patrimonium en de architectuur van de streek gevrijwaard en werd ook de weg vrijgemaakt om van de Larzac een commons-verhaal te maken. De Franse overheid had in de loop van haar onteigeningspolitiek grote stukken grond aangekocht, maar bleef na het supprimeren van de uitbreiding van het militaire kamp zitten met een grondgebied waarmee ze niets kon doen. Om pragmatische redenen moest er dus naar een oplossing worden gezocht om die gronden een nuttige bestemming te geven en in samenspraak met de bezetters kwam er ook een uit de bus.
‘Wij hebben hier niet gevochten om eigenaar van die gronden te worden’, vertelt de oudere José Bové nu. ‘We zijn de discussie over die gronden aangegaan met de overheid en er kwam uiteindelijk een goed plan uit de bus om het patrimonium te laten beheren door landbouwers, bewoners en de betrokken gemeenten.’ Uit die besprekingen is dan la Société civile des terres du Larzac (SCTL) ontstaan, die met de overheid een erfpacht afsloot die zal verlopen in 2083. De 6300 ha bleven dus eigendom van de staat maar werden via die langdurige pacht in bruikleen gegeven aan landbouwers die zich daar wilden vestigen of zich al gevestigd hadden. Sindsdien wordt de site collectief beheerd door de SCTL. Elke boer die op de grond van de overheid werkt en leeft is dus niet zelf de eigenaar, maar pacht de grond en de gebouwen van de stichting. Wanneer hij of zij met pensioen wil, moet hij of zij ook verhuizen en komen de boerderij en de grond vrij voor nieuwe mensen.
Vanaf 1983 groeide er daardoor een plaatselijke economie rond een kwaliteitslandbouw met een kort circuit tussen productie en consumptie. Ook artisanaat en groen toerisme kwamen tot ontwikkeling. Tot op vandaag is de gemeenschap van de Larzac nog altijd springlevend dank zij haar verenigingen, haar revue en haar persoonlijkheden van wie sommigen militeren in de boerenvakbond of bij de Groenen. France 2 ging begin 2018 op reportage naar de Larzac en ontmoette er vele Larzaciens onder wie Marion Renoud-Lias en haar compagnon Romain Debord.29 Twee jaar nu al kweken deze twee dertigers op hun gepachte boerderij aromatische kruiden. Kopen was zeker geen optie geweest, want geen enkele bank zou hen een lening toegestaan hebben. Nu betalen ze 1500 euro pacht per jaar aan de SCTL.
Chantal Alvergnas en haar zoon betalen per jaar 9000 euro pacht voor twee boerenwoningen in een klein gehucht met maar enkele huizen, maar met 530 ha bos en velden waarop een driehonderd schapen grazen. Zij weet dat zij deze plek zal moeten verlaten wanneer zij met pensioen gaat. ‘Dat zal ik erg vinden,’ zegt Chantal, ‘maar de terugkeer naar privébezit zou ik nog veel erger vinden. Het is juist door die pachtformule dat jongeren in staat zijn om zich hier te installeren. Onze kinderen willen hier blijven en nochtans is het hier een van de armste streken van Frankrijk’, voegt ze eraan toe.
José Bové: ‘Dat is nu 35 jaar geleden dat dit model van het gebruik van gemeenschapsgrond gelanceerd werd en het werkt zo goed dat in 2013 Stéphane Le Foll, toen minister van Landbouw, de erfpacht verlengd heeft tot 99 jaar. Dank zij dit project is niet alleen het aantal landbouwers in de Larzac met 25 procent gestegen, maar werd er ook een bescherming van het milieu ingebouwd. We weten nu dat dit een uitstekend systeem is om een toekomst op te bouwen voor streken zonder veel vooruitzichten.’
La lutte du Larzac is echter veel meer dan een historische referentie, het is nog steeds een inspiratiebron. Dat begreep ik toen ik in april 2018 in het departement van de Lot, niet ver van de Larzac, op de Franse televisie ineens beelden zag van zwaar politiegeweld in Notre-Dame-des-Landes of all places. De Parijse roofvogel was blijkbaar daar neergestreken. Een grote politiemacht ging er wild tegenaan. Wat gebeurde daar en wat hebben nu de Larzac en Notre-Dame-des-Landes met elkaar te maken?
…naar de ZAD
‘Blauwe robocops lopen met hun gasmaskers door wolken van traangas en de rook van de vuurhaarden in de barricades heen. Achter hen verplettert een gepantserd voertuig alles wat op zijn pad ligt. Een helikopter vliegt boven ons heen en de gendarmes schieten aan de lopende band GLI-F4 granaten, flashballs en hete traangashulsen af. Die vallen overal neer en maken putten van 30 cm in de grond. Gewonden en mensen in ademnood vallen op de grond.’30
Dat schrijft ‘Camille’ in zijn/haar dagboek, want om veiligheidsredenen noemen al de bezetters/bewoners van Notre-Dame-des-Landes zich voor de vijandige buitenwacht ‘Camille’. Niemand en iedereen. Wie ingaat tegen de gevestigde orde, kan zich aan represailles verwachten. Rebelse optredens worden niet geapprecieerd door de machtshebbers. Dat is een universeel gegeven. Dat hebben de Larzaciens ondervonden, maar ook de Zapatistas – waarover verder meer – in het Mexicaanse Chiapas waar ‘Camille’ subcomandante Marcos of Galeano heet, maar zijn/haar werkelijke identiteit niet prijsgeeft. Zo is ook ‘Camille’ de anonieme rebel die in la France profonde anno 2018 voor een revival zorgt van Tous au Larzac.
Hij/zij houdt een dagboek bij van wat er die 9de april 2018 is gebeurd. Na een winteronderbreking lanceerde de Franse staat zonder enige waarschuwing opnieuw een aanval met granaten, traangas en matrakken. Camille is actievoerder en dokter en weet wat dat oorlogstuig veroorzaakt. De GLI-F4 is een explosieve granaat met een TNT-lading van 25 gram en 10 gram CS-poeder of traangas. ‘De explosies van dit type granaten veroorzaken naast een extreem pijnlijk luid lawaai, dat leidt tot ernstige blijvende gehoorschade, ook verwondingen en brandwonden door granaatscherven en puin van de explosies. Tientallen mensen werden door de gendarmen doorzeefd met granaatscherven.’ Op 22 mei 2018 werd een ‘Camille’ (Maxime P.) geraakt door een GLI-F4 en verloor daardoor een hand. Ook tijdens de revolte van de ‘gele hesjes’ werden in Parijs en op vele andere plaatsen dergelijke wapens gebruikt door de ordemacht.
De blauwe aanvallers hadden het niet alleen gemunt op de bezetters, maar ook en vooral op wat die er allemaal opgebouwd hadden. Het symbool van die nieuwe levensstijl was de collectieve boerderij des cent noms – van iedereen dus – met een grote moestuin en een schapen- en geitenstal, waar op een ecologisch verantwoorde manier geleefd werd. Weg ermee! Les cent noms of anders gezegd de voorzichtige grondvesten van wat elementen van een nieuwe maatschappij zouden kunnen worden, gebaseerd op convivialiteit, werden verwoest. Grondig.
Vijfenveertig jaar geleden is het allemaal begonnen in Notre-Dame-des-Landes. Nog voor er zelfs sprake was van de Larzac. In 1963 tekende ‘Parijs’ plannen uit om een gebied in de Loire-Atlantique, dichtbij Nantes, om te vormen tot een nieuwe luchthaven. Dat ging de futuristische Aeroport du Grand Ouest worden die in 2008 zou opengaan. Het is anders gelopen. Het gebied werd une Zone d’Aménagement Différé, afgekort ZAD of her in te richten zone. Het dorp Notre-Dame-des-Landes dreigde te verdwijnen en ook de bewoners van de omliggende dorpen werden geconfronteerd met een luchthaven in hun landelijke achtertuin. De reacties van de plaatselijke bevolking bleven niet uit, zoals ook die van milieuactivisten die niet akkoord gingen met de kostprijs en met de hoge ecologische impact van een nieuw vliegveld. Dat was vervelend voor de centrale overheid die intussen ook al met het dossier van de Larzac zat opgezadeld en bovendien was er de exuberant hoge kost van het project. De plannen voor die luchthaven werden dan ook gedurende jaren in de koelkast gestopt, maar in 2000 blies de toenmalige eerste minister van Frankrijk, Lionel Jospin, ze nieuw leven in. De bewoners van Notre-Dame-des-Landes en omliggende dorpen die zouden verdwijnen, organiseerden zich in een actiegroep om hun bezorgdheid en ongenoegen over het geplande project te uiten. Het is vanaf toen dat het echte verzet is begonnen en dat er een tweede affaire-Larzac dreigde te ontstaan.
In 2010 werd het gebied van meer dan 25 ha bezet door milieuactivisten die zich organiseerden om de bossen, akkers en dorpen te redden van onteigening, afbraak en betonnering. De bezetters hadden blijkbaar het scenario van actievoeren in de Larzac goed gelezen, want de boerderijen van bewoners die verkocht hadden aan de staat en intussen weggetrokken waren, werden gekraakt. Daar bleef het niet bij, want al gauw werden boomhutten in de bossen opgetrokken en hippiebusjes, oude caravans, roestige woonwagens en zelfgebouwde cabanes, tipis en yourts vonden hun plaats in de tussenliggende velden. De ZAD veranderde van naam en werd strijdvaardig omgedoopt tot zone à défendre: op ongeveer 2000 ha velden, meren en woud installeerden zich een aantal personen met de bedoeling daar te blijven.
De ZAD ontwikkelde zich al snel tot een microsamenleving waar groepjes mensen, naast de oorspronkelijke bewoners, op een autonome en ecologisch verantwoorde manier samen gingen leven. Een creatief proces van commoning kwam daar tot stand. Les Zadistes bouwden in die jaren een minisamenleving op die bijna volledig autonoom functioneerde met zelf geteelde groenten, een eigen veestapel, werkateliers en een eigen winkeltje.
Copy paste de Larzac maar dan veertig jaar later begon ook het kat-en-muisspel met de vangarmen of handlangers van de wet. Door het weren van bodemonderzoek op het terrein en door het leven zuur te maken van aannemers die voorbereidingen kwamen treffen, werd het contact met de politie almaar grimmiger. In november 2012 probeerde de overheid via een grootscheepse opération César die kraakbeweging onder open hemel met alle middelen te breken en dat leidde tot regelrechte veldslagen met barricades van autobanden en boomstammen. Gedurende ongeveer twee maanden werden de bescheiden nederzettingen één voor één ontruimd. De Romeinse veldheer slaagde er echter niet in de Asterixen uit de zone te krijgen en er werd via een grote betoging een geslaagde herbezetting gedaan. Ook nu weer vertrokken er van overal activisten naar de ZAD om de zone mee te verdedigen.
Les Zadistes groeide uit tot een internationale solidariteitsbeweging met als slogan ‘ZAD Partout’, onder meer in het Franse Testet waar een actiekamp tegen de bouw van een dam werd opgezet en waar in 2014 een activist stierf door een projectiel afgevuurd door de politie. Ook in Haren bij Brussel, waar activisten een terrein bezetten tegen de bouw van de nieuwe maxi-gevangenis, werdde naam ‘ZAD’ gebruikt. De internationale pers kwam ter plaatse en zelfs de New York Times vermeldde in haar berichtgeving de gebeurtenissen in de ZAD. Notre-Dame-des-Landes of all places begon ineens te flikkeren op de wereldkaart. En ja natuurlijk, er werd ook een podium gebouwd voor concerten, dans en theater.
De Zadisten begonnen zich ook beter te organiseren. Om de klassieke negatieve berichtgeving te counteren – het zijn allemaal vandalen en herrieschoppers! – begonnen ze met een eigen radio en eigen publicaties. Zo bracht het collectief Mauvaise Troupe een boekje uit, ‘Défendre la ZAD’, dat opriep om het gebied te verdedigen comme possibilité historique qui peut s’actualiser en mille autres endroits, en dat laatste wilde de Franse staat tot elke prijs vermijden. Op 13 januari 2016 vond er dan een rechtszaak plaats tegen de oorspronkelijke eigenaars en bewoners van de ZAD die weigerden te verkopen en te vertrekken. De staat vroeg dat de rechter de bewoners een dwangsom zou opleggen van 200 euro per dag dat ze langer in hun woonst zouden blijven. Ook die intimidatie is op een sisser uitgelopen waardoor de regering begin 2018, vijfenveertig jaar later, im blaue hinein meedeelde dat er bij Notre-Dame-des-Landes géén nieuw vliegveld zou komen. Was dat het begin van een godsvrede? Op het eerste gezicht leek dat op een overwinning voor de Zadisten maar op die 9 april 2018 viel een leger van blauwe robocops, waarover Camille in zijn/haar dagboek schreef, de ZAD binnen. Einde verhaal?
De Zadisten stelden een collectief gebruikssysteem van de gronden met een langdurige erfpacht voor, zoals zich dat tot ieders voldoening ontwikkeld had op het Larzacplateau, maar dat werd al gauw van tafel geveegd door de overheid. Zij wilde in Notre-Dame-des-Landes geen nieuwe Larzac-toestanden. Sébastien Lecornu, staatssecretaris voor ecologische transitie, wees dadelijk alle collectieve claims op de grond, zoals toegepast in de Larzac, van de hand. ‘Wij menen dat er moet gekozen worden voor een individuele oplossing’, zei hij tegen de verzamelde pers. ‘Het model van de Larzac is niet het model dat de overheid wil volgen.’ En zo geschiede ook. Alleen individuele kandidaten mochten zich aanmelden om een stuk grond te verwerven en zo werd elke commoning activiteit onmogelijk gemaakt, want niet voorzien in de wetgeving. De traditionele orde was hersteld.
Naomi Klein door Médiapart om een reactie gevraagd, antwoordde:
‘De beelden van de afschuwelijke aanvallen van de politie tegen de Zadisten zijn choquerend, maar tegelijk releverend: het systeem houdt er niet van dat er ‘neen’ wordt gezegd en nog minder dat er een alternatief wordt aangeboden. Die mensen zijn in de ZAD gaan wonen om te verhinderen dat er een schadelijke infrastructuur voor het klimaat zou komen. De ZAD vertegenwoordigt een essentiële visie op het politieke: het volstaat niet om ‘neen’ te zeggen tegen onrechtvaardigheden en de vernietiging van de wereld door winstbejag en vervuiling. We moeten de wereld die we willen ook dichterbij brengen. Het zijn plekken waar mensen samen bouwen aan een mooie toekomst. In die zin is de ZAD een model. Het is allemaal begonnen als een verzet tegen de bouw van een luchthaven, maar het is uiteindelijk veel meer geworden. Het is een ‘ja’ geworden: een plek om op een creatieve manier collectief te leven en te werken met landbouw- en artisanale projecten.’31
Eindnoten
29. France 2, ‘Paysages des années 70. Reportage sur les terres de José Bové’. 18 januari 2018.
30. Camille, De ZAD zal leven en overwinnen: getuigenis vanuit de frontlinies. www.dewereldmorgen.be van 10 mei 2018.
- Naomi Klein, La ZAD est un modèle. Mediapart. 23 april 2018.