Als auteurs van “In het oog van de storm” zijn wij onvoorwaardelijke voorstanders van de vrije meningsuiting en van de dialectische methode. We kunnen dan ook best aanvaarden dat kritische recensenten met een argusoog ons boek fileren. Maar we stellen het wel op prijs dat dit gebeurt met de nodige intellectuele eerlijkheid. En op dat vlak schiet de recensie van “In het oog van de storm” jammer genoeg toch enigszins tekort. Sta ons toe daar deze reactie op te formuleren.
Zo stelt de recensent dat we ‘zonder meer’ wetenschappelijke hypotheses verruimen naar andere domeinen. Het concept van het boek was inderdaad dat niet elke stelling meteen aan een referentie is gekoppeld. Dat neemt niet weg dat de ingenomen stellingen wel degelijk stevig gebaseerd zijn op inzichten die door tal van wetenschappelijke autoriteiten zijn uitgewerkt in de werken die in de bibliografie zijn opgenomen. Dit is misschien een gezagsargument en we willen niemand tegenhouden het niet eens zijn met deze stellingen, maar beweren dat dit ‘zonder meer’ gebeurt, is de waarheid geweld aandoen.
Bovendien trapt de recensent een beetje in dezelfde val als die hij ons verwijt, namelijk incoherent zijn. In het eerste deel van de recensie wordt bv. de stelling in twijfel getrokken dat het mechanisme van natuurlijke selectie (aanpassen of verdwijnen) ook speelt op niveau van economische of politieke systemen. Eigenaardig genoeg wordt verder in de recensie gesteld dat het boek ‘op overtuigende wijze’ aantoont hoe klimaatveranderingen het lot van samenlevingen hebben beïnvloed. Het boek illustreert ten overvloede hoe het aanpassingsvermogen van samenlevingen doorheen de geschiedenis vaak een bepalende succesfactor was voor het overleven van door klimaatveranderingen aangedreven stresssituaties. Of hoe eigenlijk vooral deze bespreking in het bedje van de incoherentie ziek is.
Los daarvan betwisten we de conclusie dat ons verhaal incoherent zou zijn. Wel waar is dat heel vaak tegengestelde fenomenen tegelijk spelen, en dat afhankelijk van de situatie het evenwicht naar de ene of de andere kant overhelt. Dat is het geval in de eeuwige spanning tussen concurrentie en samenwerking, of tussen het streven naar macht en status en de neiging tot onderwerping aan hiërarchie, of de verhouding tussen xenofobie en xenofilie. Maar we zien eerlijk gezegd niet in wat daar incoherent aan is.
Met momenten is de bespreking ook behoorlijk demagogisch. Zoals bij de vraag hoe we het evenwicht tussen haviken en duiven dan wel berekenen. Wat uiteraard naast de kwestie is. Waar het hier om gaat is dat het evenwicht in crisisperiodes verschuift ten voordele van de haviken en meer risico’s op agressie en geweld met zich mee brengt. Ook daarvoor zijn de historische voorbeelden legio, veel meer dan dat we in het boek belichten. Of wanneer de recensent stelt dat ‘drijvende kracht’ niet steeds dezelfde betekenis heeft. Terwijl het met een beetje goede wil duidelijk is dat we dit begrip hier inderdaad sensu lato hanteren, namelijk doelend op elke factor met een sterke invloed op een evolutie. Een beetje flauw toch wel, dit soort opmerkingen.
We waarderen uiteraard wel dat naar het einde van de bespreking de recensent, ongetwijfeld op basis van voortschrijdend inzicht, erkent dat het boek wel degelijk de nodige nuanceringen aanbrengt. Laat ons dat zelf even duidelijk stellen: we zien de mens niet als een moordlustige robot die geen andere keuze zou hebben. Niet voor niets benadrukken we zowel in de historische cases als in de afsluitende synthese het belang van creativiteit en cultuur en de innovatie die daar uit voortvloeit. Toegegeven, het concept van het boek leidt tot een keuze van cases die gekenmerkt zijn door crisissituaties, met heel vaak geweld als gevolg. We hebben die echter niet onze duim gezogen, helaas. We begrijpen dat de focus op crisissituaties tot de indruk kan leiden dat de mens tot niets anders in staat is. Maar een intellectueel eerlijk lezer die het boek uitleest en op het einde dichtklapt kan o.i. niet ontkennen dat we dit beeld heel uitdrukkelijk nuanceren. Wij betreuren dat de recensie ten onrechte een beeld schetst alsof deze nuance slechts een zeldzame kanttekening zou zijn, terwijl het net een cruciale krachtlijn van ons verhaal is.
Waar de recensie wel een punt heeft is dat we soms met iets meer zorg de juiste toon in de formuleringen hadden moeten leggen. We willen hierbij onze excuses aanbieden aan al diegenen die in ons boek een uiting van milieudeterminisme, sociaal darwinisme of zelfs seksisme zouden lezen. Dit is echt niet onze visie, en we gaan ervan uit dat wie het boek objectief en grondig leest, dat zal begrijpen. En dat van het ‘kwijlend toekijken’ nemen we terug, echt. Alsof de mens een cultuurloos beest zou zijn, kom nou …