INTERNATIONALE POLITIEK

Reactie op de boekrecensie van Leo Reyntjens

De Heer Leo Reyntjens recenseerde mijn boek “Geopolitiek, ‘geografisch geweten’ van de buitenlandse politiek?’. Met zijn tendentieuze analyse toont de Heer Reyntjens evenwel aan dat hij er maar weinig tot niets van opgestoken heeft. Over een gebalanceerde, evenwichtige analyse kunnen we in ieder geval niet spreken. Het lijkt me eerder dat de Heer Reyntjens een bepaalde voorafgaandelijke visie van de Geopolitiek had (een zgn. instrument ter wetenschappelijke verrechtvaardiging van alle onheil dat het [Amerikaanse] buitenlandse beleid –hij gebruikt zelf het woord ‘imperialisme’– met zich meebrengt). Wat erg om dan als lezer te moeten vaststellen dat het debat over de eigenheid van de Geopolitiek veel complexer is en niet overeenstemt met de nogal eenzijdige visie van de Heer Reyntjens op de internationale relaties. Wie is hier eigenlijk ideologisch?

 

Laat mij eens stap voor stap de aantijgingen (vooral qua formulering) van de Heer Reyntjens overlopen;

 

  •           Wil ik iets bewijzen? Wel, ik wou in eerste instantie de ontwikkeling van de Geopolitiek als wetenschapsveld beter begrijpen. Daaruit volgt echter wel een centrale stelling, die Ludo Reyntjens niet vermeldde omdat hij er helemaal niets van begrijpt; ze bevindt zich immers op meta-theoretisch niveau (moeilijk woord hé). Volgens mij vormt Geopolitiek een ‘missing link’ om de ontwikkeling van de Theorie van de Internationale Betrekkingen beter te begrijpen. Of om het anders uit te drukken; Geopolitiek heeft in zijn verschillende verschijningsvormen een structurele impact gehad op de theoretische ontwikkeling van het studieveld van de Internationale Betrekkingen, doch men is zich hier binnen IB (nog) nauwelijks van bewust (of men heeft deze relatie verdoezeld omwille van angst voor de taboesfeer die nog altijd rond ‘Geopolitiek’ hangt). Bekeken vanuit de Leer der Internationale Betrekkingen is die stelling vrij revolutionair, en ik denk dat ik ze ook onderbouwd heb kunnen ‘aantonen’. Daarover vinden we niets in de bespreking van de Heer Reyntjens. Het is hem compleet ontgaan. Voor mij op zich geen probleem, maar de recensent zou misschien zijn eigen stellingnames moeten relativeren. Ik heb geleerd in mijn werk dat slechts weinigen de waarheid in pacht hebben, de Waarheid bestaat niet. Wel moet met open vizier naar wetenschappelijke vraagstukken gekeken worden, en behoren tirades en scheldpartijen niet in een boekbespreking te staan. Ze zeggen eigenlijk meer over de recensent dan over de auteur.

  •           Zoveel herhalingen en moeilijke woorden; tja, dit is een academisch boek, in de meest zuivere betekenis. Het handelt over het ontstaan en de ontwikkeling van het theoretisch denken over Geopolitiek en haar verhouding tot de Internationale Betrekkingen. Ik begrijp dat de Heer Reyntjens liever een boek had gelezen over de Amerikaanse geostrategie in het Midden-Oosten, maar dat was niet het opzet. Ik heb wel goed nieuws voor hem; we werken momenteel aan een ‘Inleiding tot de Geopolitiek’, die exact zal doen waar de Heer Reyntjens om smeekt; in meer begrijpelijke woorden en via concrete casussen aantonen hoe geopolitieke dynamieken werken in het buitenlands beleid. Maar dat is een ander project.

  •           Waarom maak ik gebruik van de termen ‘ontologie’, ‘epistemologie’ en ‘methodologie’ (weeral zo’n moeilijke woorden)? Neen, ik wil niet aan “ontologische bewijsvoering” doen. Ik wilde binnen het zeer brede veld van de Geopolitiek specifieke onderzoekstradities ontdekken, om zo beter greep te krijgen op de verschillende families van geopolitiek denken. Onderzoekstradities zijn een combinatie van ontologie, epistemologie en methodologie. Ze vervullen meerdere functies. Ten eerste helpen ze in het formuleren van wetenschappelijke problemen. Ten tweede vervullen ze een beperkende rol op de ontwikkeling van de theorieën die er een onderdeel van vormen. Ten derde werken ze heuristisch; door de wezenlijke sleutels of richtlijnen aan te bieden inzake de constructie van specifieke wetenschappelijke theorieën. Ten vierde vervullen ze een legitimerende rol; via het aanbieden van bepaalde assumpties ‘bevrijdt’ een onderzoekstraditie de wetenschapper om al zijn assumpties te legitimeren – zo kan hij/zij zich concentreren op meer specifieke wetenschappelijke problemen. Kortom, specifieke wetenschappelijke theorieën van individuele auteurs zijn steeds ingebed binnen veel ruimere ‘onderzoekstradities’. Waarschijnlijk kan Leo Reyntjens al lang niet meer volgen, dus dan maar afdoen als “wetenschappelijke incest”, prietpraat of nog zo van dat ander leuk taalgebruik.

  •           Onderscheid tussen ‘historisch’ en ‘kritisch-genealogisch’. Leo Reyntjens vindt dat dweperij (hij verzamelt nog meer van zulke leuke woorden, let op). Het zit ‘m in de details. De idee om een kritische genealogie te ontwikkelen komt eigenlijk van de Kritische Geopolitiek, waar Leo Reyntjens blijkbaar zich nog het meest bij thuisvoelt. Een kritisch-genealogisch onderzoek maakt als het ware een stamboom op van verschillende scholen. Alleen is de school van de Kritische Geopolitiek blijven steken in het kritisch de-construeren (sorry hoor, ik heb dat woord niet uitgevonden) van het denken van individuele vorsers zonder dat er een echt vergelijkingskader ontstond. Via de (toegegeven deels artificiële) creatie van onderzoeksscholen in mijn boek denk ik erin te slagen om makkelijker een vergelijking en stamboom te maken. In ieder geval vind je weinig tot geen wetenschappelijke literatuur over hoe het Duitse geopolitieke denken zich nu weer verhoudt ten aanzien van het Anglo-Amerikaanse en dat dan weer ten aanzien van de Franstalige varianten.

  •           Onafhankelijke en afhankelijke variabelen; in de Politieke Wetenschappen spreken we daar voortdurend over. In de volksmond zou je kunnen zeggen; oorzaak en gevolg. Uiteraard zullen die onafhankelijke variabelen in andere gevallen weer beïnvloed worden door andere zaken, dat spreekt vanzelf. Is dat ‘ballast’? Neen, niet als je haarfijn wil gaan ontleden hoe bepaalde dynamieken tussen omgevingsvariabelen en de buitenlandse politiek werken. Niet als je van daaruit een meer alomvattend geopolitiek analysemodel wil gaan ontwikkelen, dat de voordelen van de belangrijkste geopolitieke onderzoekstradities met elkaar tracht te combineren. Dat meta-theoretisch debat, en haar analysepotentieel is iets dat Leo Reyntjens volledig ontgaat.

  •           Het bronnenonderzoek: hier wil ik Leo Reyntjens nog nageven dat mijn lectuur van bv. Friedrich Ratzel mee beïnvloed is geweest door wat anderen over hem schreven. Ik heb Ratzels sleutelteksten wel degelijk doorgenomen, maar heb op dit punt geen echte additionele inzichten kunnen leveren dan wat anderen zoals Prof. dr. Gertjan Dijkink van de Universiteit van Amsterdam reeds zeer accuraat verwoorden. Op zich is daar toch niets mis mee?

  •           Schrijven is keuzes maken. Ja, Toynbee had ik evt. nog verder kunnen uitwerken, maar dat kan gezegd worden voor een hele schare auteurs die ik in mijn werk besproken heb. Over de “Annales-school” zal U in het Nederlandstalige taalgebied weinig vinden. Ik denk toch dat ik ze recht heb gedaan, ik heb ze zelfs een belangrijke plaats toegedicht inzake hun bijdrage over het denken over de relatie tussen territorialiteit en buitenlandse politiek (hopelijk was Leo Reyntjens dat niet ontgaan).

  •           Op pagina 75 staat inderdaad een fout (waarvoor dank). Het moet zijn; “na de val van de grote rijken, in de Middeleeuwen, ontwikkelde zich bijvoorbeeld in Noordelijk Europa het verbond van de Hanze”. We passen het aan. Oprechte dank aan de recensent voor het signaleren van deze schrijffout.

  •           Imperialisme, nationalisme en kolonialisme worden niet behandeld in het boek; opnieuw geldt de opmerking dat schrijven keuzes maken is. Imperialisme wordt wel behandeld (lees mijn bespreking van Halford Mackinder er nog eens op na, wiens geopolitieke geschriften als uiteindelijke bedoeling hadden om het Britse rijk staande te houden in een tijdperk waarin nieuwe transporttechnologieën van de Sovjetunie en de VSA potentieel continentale machten maakten). Er kunnen hele bibliotheken geschreven worden over de relatie tussen nationale identiteit en geopolitieke visies. En eigenlijk werd die invalshoek binnen de Geopolitiek vrij recent al bestudeerd; in 1996 schreef Gertjan Dijkink National Identity and Geopolitical Visions. Maps of Pride and Pain (Routledge, 1996). Voor wat het post-kolonialisme betreft, kan ik het volgende boek aanbevelen; David Slater, Geopolitics and the Post-colonial. Rethinking North-South Relations (Blackwell Publishing, 2004). Dat soort van wetenschappelijk werk is dus reeds recent verricht. Ik kan begrijpen dat Leo Reyntjens liever zo’n boeken leest, maar dan moet hij de Geopolitiek zelf nog niet illegitiem verklaren. Dit wetenschappelijke studieveld heeft inderdaad te kampen met allerlei semi-vorsers die beweren aan Geopolitiek te doen, maar in feite niets anders doen dan de buitenlandse politiek van hun respectieve landen goed te praten. Daar heeft hij gelijk. Maar er is ook een andere ‘Geopolitiek’. De stereo-typering of karikatuur die Reyntjens ervan maakt, doet afbreuk van het vele echt serieuze werk dat er over heel de wereld in verschillende instituten en aan academische instellingen wordt verricht. Ik kan alleen maar vaststellen dat het taboe rond de ‘Geopolitiek’ nog steeds bestaat, al was het dan maar binnen kringen van wat grijzer wordende heren die menen dat Geopolitiek een soort ‘conspiracy theory’ inhoudt. Ik dacht dat we dat stadium ondertussen ontgroeid waren, maar blijkbaar bijten sommige lieden bij gebrek aan betere inspiratie zich hierin vast. Een beetje zielig is dat. Ik dacht dat het intellectuele debat bij ons rijker was. Ik denk nog steeds van wel, maar dan met uitzondering van een paar grijze raven.

  •           Wetenschap is niet neutraal; inderdaad, dat denk ik ook. Zelfs los staande van wat ik hierboven schreef, heeft niemand het monopolie op de Ultieme Waarheid. Leo Reyntjens heeft dan toch nog iets begrepen van mijn betoog. Maar dan begint onze recensent een (pover beargumenteerde) bewijsvoering aan te leveren als zou ik de Amerikaanse politieke agenda willen legitimeren. Hier heb ik toch eens heel goed moeten lachen! Als de Heer Reyntjens zijn huiswerk had gedaan door eens naar mijn recente publicaties te kijken (zie bijvoorbeeld mijn artikel ‘Staat de keizer naakt? Amerika’s vermeende geopolitieke nachtmerrie’, in de Internationale Spectator van oktober 2006) dan had hij kunnen vernemen hoe ik o.a. denk over de fatale Amerikaanse buitenlandse politiek, in het bijzonder in Irak, maar ook inzake de relaties met China. Wat goed dat de recensent opgemerkt heeft dat de Carnegie Foundation, de Rockefeller Foundation en de Amerikaanse geheime diensten in het verleden actief de ontwikkeling van Geopolitiek als studiedomein hebben gefinancierd. Ik heb daar zelfs bewijsvoering voor aangeleverd, die je nergens anders in de literatuur zal vinden. De kritiek die Reyntjens hier aanhaalt, toont aan dat hij er weinig van begrepen heeft. IK ben het namelijk die zeer grote vraagtekens zet bij die zeer innige relatie tussen veiligheidsdiensten, stichtingen en de ontwikkeling (en/of promotie) van de Geopolitiek. Reyntjens schrijft “blijkbaar is het aan ons, beste lezer, te ontdekken dat deze “wetenschappers” van de Geopolitiek bijna uitsluitend werken of voor het Amerikaanse leger of voor Amerikaanse zogenaamde liefdadigheidsinstellingen […], laat staan voor het Amerikaanse leger”. Euh, dat is net wat ik aan de kaak wilde stellen. Reyntjens denkt net het omgekeerde van wat ik hier als een probleem heb aangekaart. Maar ik deed dat dan wel op een manier waarop de lezer nog steeds in staat is om zijn eigen oordeel te vellen, da’s duidelijk niet de stijl van de Heer Reyntjens. Ik schrijf trouwens ook duidelijk in mijn “onderzoeksagenda voor de toekomst” dat deze toch vreemde relatie verder dient te worden uitgediept. Maar los daarvan zijn er ook andere, meer wetenschappelijke vorsers die zich met Geopolitiek bezighouden. Dat wil onze recensent niet zien. Hij heeft al lang zijn mening gevormd, en alles wat daar niet in past, wordt … enzovoort, de lezer kan zelf het plaatje afronden.

  •           Selectie van de auteurs; tja, waarom behandel ik bijvoorbeeld die Latijns-Amerikaanse geopolitieke schrijvers niet? Het staat nochtans in het boek, maar je moet goed lezen. Ik heb mij in mijn boek gefocust op de studie van het internationaal-academische debat. Dat wil dus zeggen dat ik enkel auteurs bespreek als die op een bepaald moment een beslissende wending brengen aan een nieuw inzicht over de dynamieken die er spelen tussen territorialiteit en politiek, én waarbij die ideëen dan ook weer denkers uit andere scholen gaan beïnvloeden. De Latijns-Amerikaanse scholen heb ik inderdaad bekeken. Ze zijn interessant, een hele literatuur op zich waar meerdere doctoraten over geschreven zouden kunnen worden. Maar, op kenniswetenschappelijk vlak behoren ze tot de verworvenheden van de intellectuele school van Yves Lacoste (de ontologische en epistemologische assumpties die ze maken zijn zeer gelijkaardig aan deze van de Lacoste-groep in de pre-1982-periode) of het gaat om klassiek-geostrategisch denken (vb. Pinochet). Bovendien moet vastgesteld worden dat de Latijns-Amerikaanse geopolitieke literatuur bijna niet of zeer weinig in een internationaal debat is getreden met auteurs van andere landen. Ze vormen dus eerder een entiteit op zich, en daardoor vallen ze buiten de parameters die ik had gesteld om ze mee op te nemen in de analyse. Maar zoals Reyntjens zelf in de Bijlagen van mijn boek heeft kunnen vaststellen weet ik wel degelijk van hun bestaan af. Deze vorser heeft zo ook zijn beperkingen. Zo wordt er mij gezegd dat er ook in de Arabische wereld een aantal zeer interessante actuele denkers bestaan die over Geopolitiek schrijven, maar wiens werk nauwelijks gekend is. Het zal aan andere vorsers zijn om een dergelijk project te realiseren. Ook hier; aangezien die Arabische geo-politicologen niet actief een invloed hebben uitgeoefend op het internationaal wetenschappelijke debat over wat Geopolitiek is, of zou kunnen zijn, vallen ze buiten de gestelde parameters. Zo kunnen we nog een tijdje doorgaan (wat met geopolitieke geschriften in India en China bijvoorbeeld). Het werk is dus nog niet af, het begint nog maar! Wel heeft de recensent een punt dat ik met een dergelijk opzet de internationaal-geopolitieke verhoudingen, die ook duidelijk spelen in de academische netwerken, voor een stuk “reproduceer”. Maar dat zou kunnen gesteld worden over bijna alle academisch werk dat bijvoorbeeld vandaag in Vlaanderen en Nederland geschreven wordt. Onze instellingen zijn vandaag stevig ingebed binnen de Anglo-Amerikaanse wereld. Wie hogerop wil raken in de academische wereld moet publiceren in tijdschriften die een internationale “ranking” hebben, en die rangorde wordt uiteraard door de Anglo-Amerikaanse universiteiten bepaald. Vlaanderen en Nederland reproduceren dus voor een deel onvermijdelijk, bewust of onbewust, bepaalde Anglo-Amerikaanse denkpatronen. Daar bestaat trouwens een interessant geopolitiek boek over van de hand van; A. Suresh Canagarajah. A Geopolitics of Academic Writing. Pittsburgh: University of Pittsburgh Press, 2002. 332 p. Ik kan het van harte aanbevelen.

  •           Als ik op een bepaald moment in de bijlagen van mijn boek schrijf dat ik op 11 september 2001 en haar gevolgen “bewust” niet verder inga, dan is het niet omdat ik die kwesties niet zou durven in vraag stellen, wel integendeel. Maar eerder omdat die dossiers zo belangrijk zijn, dat ze elders meer ten gronde besproken moeten worden. Dit boek is geen analyse van de Amerikaanse buitenlandse politiek na 9/11. Het is een queeste naar wat Geopolitiek is, of zou kunnen zijn. Ik ontwikkel tevens een heel duidelijk analysekader dat de interacties tussen verschillende verschijningsvormen van ‘geo’ en ‘politiek’ samenbrengt, en een klare onderzoeksagenda voor de toekomst formuleert (inclusief de collusie tussen het intellectueel-militair complex in verscheidene landen en de Geopolitiek).

  •           Tot slot wil ik nog aan de kaak stellen dat de recensent eindigt met een uitspraak die met de inhoud van mijn boek helemaal niets te maken heeft, en die de WARE MISSIE van Leo Reyntjens duidelijk illustreert (om zijn schrijfstijl hier maar eens over te nemen); Geopolitiek via platte one-liners afbreken als stemmingmakerij, één grote ‘conspiracy theory’ als het ware. Ik trakteer de lezer hier op het letterlijke citaat zoals geschreven door Leo Reyntjens: “Het getuigt in mijn ogen van een pervers cynisme om te verklaren dat de geplande installatie door de USA van raketten in Tsjechië en Polen niet bedoeld is tegen Rusland, maar tegen Iran en Noord-Korea. Alsof de USA deze niet kan afschieten en tegen Iran vanuit de Perzische Golf, Pakistan of het door haar bezette Irak en tegen Noord-Korea vanuit Zuid-Korea of Japan. Dit lijkt mij een actueel en frappant voorbeeld van hetgeen de Amerikaanse denktanks van geopolitiek produceren.” Mijn reactie: (1°) ik doe over dit dossier geen verklaringen in mijn boek (manuscript werd afgerond in september 2006), (2°) Heer Reyntjens, U moet Uw zinsbouw nog eens nakijken; leest niet zo lekker en kan op meerdere wijzen geïnterpreteerd worden, (3°) het is zeer waarschijnlijk, wat zeg ik, het is zéker dat Amerikaanse denk-tanks aan “Geopolitiek” doen, maar dat is niet de academische Geopolitiek waarover dit boek handelde. Zoals Yves Lacoste, de auteur die we beiden zeer interessant vinden, zelf ooit eens zei; zelfs de anti-geo-politicologen produceren ‘geopolitieke visies’! De Geopolitiek, in het bijzonder de kritische school, probeert vandaag uitspraken van wetenschappers, beleidsmakers en vooraan-staande schrijvers in vraag te stellen en na te gaan “wat erachter” zit. Geopolitiek is dus vandaag zeker maatschappij-kritisch, maar gaat ook weer niet zo ver dat ze meent alle waarheid in pacht te hebben (zoals de Heer Reyntjens dat wel blijkbaar doet). In het geopolitiek analysemodel dat ik uiteindelijk naar voren schuif combineer ik trouwens inzichten uit de kritische, cognitieve en traditioneel-geopolitieke onderzoekstradities.

Dus meneer Reyntjens, als U nog eens graag in de toekomst een boek recenseert, doet U uw huiswerk dan misschien wat beter. Een beetje zelfrelativering kan ook al helpen. Het zou uw geloofwaardigheid ten goede komen, alsook die van Uitpers.

 

David Criekemans, 4 april 2007

(Uitpers, nr 86, 8ste jg., mei 2007)

Lees het boek en oordeel zelf:

David Criekemans. Geopolitiek.’Geografisch geweten‘ van de buitenlandse politiek. Antwerpen-Apeldoorn. 2007 ( uitgeverij Garant) ( 848 pagina’s )

U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:

en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!

De link:

http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=437912&refsource=uitpers

Laatste bijdrages

SYRIË: EEN MIDDELEEUWS OPBOD

De weg naar Damascus is lang. De apostel Paulus werd er van zijn paard gegooid. De kruisvaarders moesten eerst de oninneembaar  geachte stad Antiochië (vandaag Turks Antakya) belegeren –…

Komt er stabiliteit in Syrië na het verdwijnen van Assad?

Het regime van Bashar al-Assad is gevallen, maar daarmee is er nog geen eind gekomen aan de gevechten. Het land is nu opgedeeld in twee stukken. Met het vertrek…

Assad is geschiedenis

Het ene weekend Aleppo binnengewandeld, het weekend daarop Damascus ingenomen. Het regime van de familie Assad is na een halve eeuw in één week tijd opgedoekt. Bijna zonder slag…

Grenskolonialisme

You May Also Like

×