Naomi Klein. De Shock Doctrine. De opkomst van rampenkapitalisme. Uitg. De Geus. € 24,90
De nieuwste worp van de Canadese onderzoekster Naomi Klein, die eind jaren negentig furore maakte met haar boek No Logo, zal in bepaalde kringen niet met open armen ontvangen worden. Nadat ze menig CEO op stang joeg met haar eerste boek waarin ze vlijmscherp de gevolgen van een perverse neoliberale globalisering documenteerde, gaat Klein met haar pas gepubliceerde “De Shockdoctrine: opkomst van rampenkapitalisme” tot op het bot van de heersende economische doctrine.
Door het journalistieke werk dat ze de voorbije jaren verrichtte van Rusland tot Irak, van Latijns-Amerika tot New Orléans, kreeg ze inzicht in de tactieken van een economische elite die gebruik maakt van nationale verwarring ten tijde van crises (de zogehete shock) om uiterst impopulaire agenda’s door te drukken.
Milton Friedman, de halfgod van de neoliberale economen en politici, formuleert het als volgt: “Alleen een crisis – echt of waargenomen – leidt tot werkelijke verandering. Wanneer de crisis zich voordoet, hangen de acties die ondernomen worden af van de ideeën die voorhanden zijn. Naar mijn mening is onze fundamentele functie deze: alternatieven ontwikkelen voor een bestaand beleid, ze levend en beschikbaar houden totdat het politiek onmogelijke politiek onvermijdelijk wordt.” Klein voegt toe: “Sommige mensen leggen een voorraad aan ingeblikt eten en water aan om op grote rampen voorbereid te zijn. Volgelingen van Friedman leggen een voorraad aan van ideeën over de vrije markt.”
Naomi Klein begint haar economisch onderzoek in de jaren dat de modellen van de Britse econoom Keynes algemeen aangenomen worden als de beste economische optie. Die zijn gericht op een dialoog tussen staat, patronaat en vakbonden; het zogenaamde herenakkoord. Nadat het ongebreidelde kapitalisme in de jaren 1930 zware klappen kreeg en grote delen van de wereld zich lieten verleiden tot een socialistisch alternatief, leek het de politici van toen een goed idee de pijnen van de economie te verzachten met een sterke staat. West-Europa is één van de mooie voorbeelden waarin een goed sociaal vangnet werd uitgebouwd als bescherming tegen radicalere maatschappijvormen. Friedman en de zijnen, geconcentreerd op de economische faculteit van de University of Chicago, keken lijdzaam toe. Volgens hun puristische visie was economie een pure en exacte wetenschap die enkel verstoord kon worden door eender welke vorm van inmenging door een staat. De markt hoorde vrij te zijn en moest los staan van eender welke bemoeienis of controle. De markt kon zichzelf wel handhaven en ze had geen behoefte aan democratische controle.
We weten ondertussen dat deze opvatting doorheen de jaren aan invloed won, tot op het punt dat het de enige mogelijke opvatting werd geacht. De opkomst en invoering van deze ideologie werd altijd beschouwd als een vreedzaam proces, een ideeënoorlog die door de beste gewonnen werd. Klein vertelt een heel ander, uiterst goed gedocumenteerd verhaal. Het neoliberale project dat landen een verstikkende economische logica oplegt, aldus Klein, gaat hand in hand met repressie, marteling, beknotting van de meest fundamentele vrijheden en het veroordelen van grote massa’s tot bittere armoede.
De inleidende hoofdstukken nemen ons mee naar de jaren vijftig van de vorige eeuw. De Koude Oorlog schiet uit de startblokken, paranoia wordt een nationale plicht en de strijd moet gevoerd worden met alle mogelijke middelen. In het onderzoek naar deze mogelijke middelen staat Dr. Ewan Cameron centraal. Cameron zette in opdracht van de CIA experimenten op met betrekking tot het controleren en manipuleren van de menselijke geest. Deze onderzoeken verschilden van vorm (elektroshocks, toedienen van medicijnencocktails,…) maar dienden één doel. Cameron wou de menselijke geest deconstrueren om hem nadien terug op te bouwen volgens een vooropgesteld plan. In het eerste deel van zijn opdracht sloeg hij met glans. De reconstructie is er echter nooit van gekomen.
Het onderzoek van Cameron heeft een centrale rol gespeeld in de ontwikkeling van hedendaagse, wetenschappelijk onderbouwde marteltechnieken. Het wordt echter steeds duidelijker dat de economische ‘shock’ die Friedman en de zijnen beoogden, onmogelijk te realiseren was zonder de ‘shock’ uit de folterkamers. Telkens weer waren de maatregelen die op voorschrift van Friedman en zijn Chicago Boys werden opgelegd zo impopulair dat ze grootschalige protesten uitlokten. Om deze beleidskeuzes te kunnen handhaven en te beschermen tegen een furieus volk, waren de martelkamers onmisbaar. Dat wordt al te duidelijk in de eerste “speeltuin” van de vrije marktideologen: het Chili van Pinochet. In de jaren voor de staatsgreep gepleegd tegen Allende, begonnen de Chicago Boys, geruggensteund door verscheidene organisaties zoals The Ford Foundation, een ideologische oorlog tegen het land. Grote groepen studenten werden door de VS-regering naar Amerika gehaald om aan de universiteit van Chicago gedoopt te worden in de heilige beginselen van de vrije markt. Bedoeling was om de ontwikkelingseconomen, die op dat moment ontzettend vruchtbare experimenten hadden opgezet in grote delen van Latijns-Amerika, een hak te zetten.
Toen de studenten naar Chili terugkeerden werden ze echter niet de leidende economische elite die ze verwacht werden te zijn, maar raakten ze gemarginaliseerd in kringen van economen. Tot Augusto Pinochet op het toneel verscheen. Vanaf het moment dat de staatsgreep goed en wel gepleegd was, stonden de Chicago Boys mee aan het roer van de dictatuur. Het hele nieuwe economische project van Chili werd uitgeschreven en ingevoerd onder leiding van prominente studenten van de Chicago-school. Basisidee: slank de staat af zodat de markt haar natuurlijke evenwicht kan herstellen. Concreet betekende dat privatisering, deregulering en liberalisering. Door de schok die het Chileense volk te verwerken kreeg, werd elk verzet gemuilkorfd. Er heerste grove repressie in de straten van Santiago en ver daarbuiten. Marteling, ontvoering en intimidatie waren dagelijkse kost. Dat belette Milton Friedman zelf niet om economische hand en spandiensten te verlenen aan Pinochet. Het resultaat is bekend: een brute dictatuur die enorm grote groepen mensen in uitzichtloze ontbering stortte, maar die achteraf werd opgehemeld als één van de eerste grote economische successen van het neoliberalisme.
Sindsdien stonden de Chicago Boys bij elke politieke, economische en zelfs natuurlijke aardverschuiving in de coulissen. Van Chili tot Brazilië, van Rusland tot Polen, van China tot Irak. Telkens een volk door een ingrijpende structuurverandering (cfr. Rusland en Polen), ramp (cfr. Sri Lanka en Thailand na de tsunami), zware repressie (cfr. China en het Tien-an-men debacle) of oorlog geteisterd werd, lag een economische blauwdruk voor de wederopbouw klaar. Een blauwdruk die volkomen op maat van het internationale kapitaal, en volgens de principes van Friedman, geschapen was. Klein beschrijft deze politieke, menselijke en economische ‘shocks’ op onnavolgbare manier. De verwoestende effecten van bepaalde maatregelen worden benadrukt door schrijnende ooggetuigenverslagen, de euforie bij de politici en beleggers wordt minutieus uit de doeken gedaan.
Grote verdienste is dat de auteur erin geslaagd is aan te tonen dat de huidige rampen en oorlogen zélf een groeiende bron van winstbejag zijn. Haar ervaringen in Irak beschrijft ze op een treffende manier. Zowel de voorbereiding (na 9/11), de oorlog zelf, als de ‘wederopbouw’ van het land zorgen voor stromen geld op reeds uitpuilende bankrekeningen. Het ‘rampenkapitalismecomplex’, zoals Klein het noemt, heeft zich volledig ingepast in de Amerikaanse economie. Sterker nog: het is er een essentieel onderdeel van geworden, één van de meest winstgevende bedrijfstakken. Dankzij de vele uitbestedingen die de Amerikaanse staat aan particuliere bedrijven toekent, genereren zij enorme winsten, terwijl de staat zo onbeholpen wordt achtergelaten dat zij zelf niet meer effectief kan reageren op rampspoed. Het hoofdstuk over New Orléans en de orkaan Katrina is een erg sinistere waarschuwing. De profeten van de markt, die om ter luidst roepen dat de staat inefficiënt is en moet afgeslankt worden ten voordele van particuliere ondernemingen, horen ontmaskerd te worden als de rovers die ze zijn. Als alle macht uit handen van een volk wordt gegeven, wordt diegene met het meeste geld God.
Dit boek is verplichte lectuur voor iedereen die een beter inzicht wil krijgen in de neoliberale logica. Het is enorm leerrijk deze structuren te leren zien en begrijpen, zeker omdat zij in de volgende decennia nog nadrukkelijk aanwezig zullen zijn. Als we ons met kennis willen wapenen tegen de kapitalistische zondvloed, dan heeft Klein zonet een bruikbaar vlot gebouwd.
(Uitpers, nr 97, 9de jg., april 2008)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=649990&refsource=uitpers