Een belangrijke bron voor informatie over het Midden-Oosten is journalist Jorn De Cock, correspondent voor De Standaard en medewerker van de VRT. De Cock schept wel een heel merkwaardig en eenzijdig beeld van de omwentelingen daar. Daar zijn redenen voor.
Spread the love
Journalist Jorn De Cock blijkt via zijn echtgenote Reem Maghribi goede relaties te hebben met de schatrijke gasproducent Qatar, financier van de opstanden. Ook blijkt hij zelf betrokken te zijn bij de opleiding van wat hij ‘activisten’ noemt, waarover hij dan in De Standaard en op de VRT bericht. Van twee walletjes eten? Of hoe flexibel journalistiek wel kan zijn.
Mahmoud Maghribi
Jorn De Cock verhuisde in 2010 van Leuven naar de Syrische hoofdstad Damascus en huwde er met de Britse Reem Maghribi, een journaliste van Arabische origine en dochter van Mahmoud Sulayman al Maghribi, een in 1935 in Haifa, Palestina, geboren politicus. (1)
Reem Maghribi was toen al een jaar hoofdredactrice van Baladna, de enige Engelstalige krant in Syrië, waardoor zij mee lid was van de elite die onder leiding van president Bashar al Assad het land bestuurde. Dat vormde twee jaar lang voor beiden zo te zien amper een probleem. (2)
Pas in maart van 2011 toen in Libië een opstand was gestart en het ook in Syrië begint onrustig te worden, verdwijnt Maghribi bij Baladna en wordt ze hoofdredactrice van de website van Libya al Ahrar (Lybia TV), de door Qatar opgezette televisiezender en website die de door o.m. Qatar gefinancierde opstand in Libië moest ondersteunen.
Lof voor Qatar
De Cock is dan ook een en al lof voor dit initiatief van emir Hamad bin Khalifa al Thani, heerser over dit “keurig schiereilandstaatje”. (4) Daarbij gaat hij niet veel verder dan te stellen dat het geen democratie is, geregeerd wordt door een absolute monarch en “volgens alle lijstjes opmerkelijk corruptiearm (is).” (5) Over de in november 2012 onder andere wegens laster over de emir tot levenslang veroordeelde Qatarese dichter Mohammed al Ajami zal je bij hem en in De Standaard dan ook nooit iets lezen.
Voor De Cock is deze zender ook een journalistieke droom. In het artikel “Revolutie in de ether vanuit Qatar” (6) heeft hij het over “de eerste onafhankelijke televisiezender ooit” met alleen maar “vrijwilligers”, idealisten dus. Wel citeert hij nieuwsanker Mohamad Awas die zegt: “Hier voel ik me een journalist. We zijn natuurlijk voor de revolutie, maar we proberen zo neutraal mogelijk te blijven.” Om dan verder te constateren dat Mahmoud Shammam, de voorzitter van Libya TV, ook minister voor Informatie is van de rebellenregering. Benoemd zonder zijn medeweten, heet het.
Als Qatar een televisiezender opzet om een regering elders omver te werpen dan is die “onafhankelijk” met alleen “vrijwilligers” die aan echte journalistiek doet. Een normaal mens zou dit soort media gewoon oorlogspropaganda noemen met als bedoeling de controle over een ander land over te nemen.
Wat hij in dat krantenartikel natuurlijk netjes verzwijgt, is de rol van mevrouw De Cock bij Libya TV. In zijn boek beschrijft hij dit echter wel in een hoofdstuk, dat grotendeels een overname is van het krantenartikel. Schrik dat de lezer van De Standaard onraad zou rieken en vragen stellen bij zijn berichtgeving over Libië? (7)
Abdel Hakim Belhaj
Is dat ook de reden waarom hij in het Midden-Oosten bijna nooit enig spoor ziet van al Qaeda of gelijkaardige bewegingen? Zo schrijft hij over Abdel Hakim Belhaj als een “Libische rebellenleider” die het radicalisme heeft afgezworen en van Libië een “rechtsstaat” en een “gematigd moslimland” wil maken. (8)
In De Standaard schrijft hij het zo: “De commandant van de Tripoli-brigade, Abdel Hahim Belhaj, liep na de verovering van de hoofdstad in de internationale kijker. Maar hij kampt sindsdien met zijn imago als voormalige islamistische jihadstrijder en de beschuldiging dat hij financieel wordt ondersteund door het Golfstaatje Qatar.” (9)
Dat de man nog steeds een salafist genre al Qaeda is – zoals bijna alle grote klassieke media toen meldden – schrijft hij niet. De man is nochtans een der leiders van de salafistische partij Al Wattan die meedeed aan de Libische parlementsverkiezingen. Dan stelt men zich natuurlijk de vraag waarom die toch belangrijke informatie wordt achtergehouden en waarom De Cock die man zo positief voorstelt. Is het omdat hij toen, samen met zijn echtgenote, blijkbaar door Qatar voor hun werk in Libië betaald werd?
Een psychopaat
Opvallend bij de berichtgeving van De Cock over Libië en Syrië is ook het gebruik van scheldwoorden om de regeringen van Libië en Syrië aan te duiden. Had het echtpaar De Cock-Maghribi tot begin maart 2011 geen problemen om in Syrië met het ‘regime’ te werken, dan is dat nadien totaal omgeslagen.
De Syrische regering is plots “een bende criminelen” en Maher Assad, broer van president Bashar Assad, blijkt ineens “een psychopaat”. (10) Hij zal het in zijn krantenartikels trouwens steevast hebben over “het Syrische regime”, “regimetroepen” en “regimesoldaten”. (11) En de mensen rond Assad zijn dan ook “monsters”. (12)
Een neutrale term als ‘overheid’, ‘regering’ of ‘bestuur’ gebruikt hij in het geval van Assad na maart 2011 nooit meer. Hij hanteert alleen nog de zeer pejoratieve term “regime” om de regering in Damascus te duiden. Eenzelfde scheldpartij heeft hij natuurlijk ook in petto voor de Libische president Moeammar Kadhaffi, die hij omschrijft als “een dictator die krankjorum is” (13) en een “mafkees”. (14)
Wat dan weer in schril contrast staat met zijn schets van de tegen Kadhaffi vechtende Libische rebellen. In het artikel “Cameraman Daniel Demoustier beschrijft inferno van Ras Lanuf” (15) klinkt het in het gesprek met Demoustier zo: “De opstandelingen zijn fantastisch lieve mensen… Ik vind dat we de rebellen moeten helpen, maar de vraag is hoe.”
Al Qaeda
Verhalen over wandaden van de rebellen tegen aanhangers van Kadhaffi of de brutale behandeling met folteringen en executies van zwarte gastarbeiders door de opstandelingen, zal je bij hem dan ook niet lezen. Evenmin zul je iets lezen over de elders in de klassieke media nochtans gerapporteerde wapenleveringen door Qatar. Die rol wordt zo stil mogelijk gehouden.
Hetzelfde geldt voor Syrië waar hij tot heden nog nooit in detail de gruwel beschreef die de Syrische rebellen en hun buitenlandse vriendjes in petto hebben voor de doorsnee Syriër. Al Qaeda en aanverwanten ontdekte hij in Syrië trouwens ook pas zeer laat. Voorheen was dat verhaal over hun aanwezigheid volgens hem gewoon “regimepropaganda”.
Pas in augustus 2012 zal hij voor het eerst schrijven dat Al Qaeda in Syrië aanwezig is, zij het dat hij dan poogt het te minimaliseren en de schuld hiervan steekt op…. president Bashar al Assad en … het Westen dat volgens hem aan de rebellen geen wapens levert. (16)
Het is trouwens een vast gegeven bij De Cock dat hij zoveel mogelijk alle schuld in de schoenen van het ‘regime’ in Damascus zal schuiven. Als in Damascus de eerste bomauto’s ontploffen, citeert hij een hele serie figuren die de schuld hiervoor bij Assad leggen. Daaronder de ex-Libanese premier Saad Hariri. (17). Dat deze de Saoedische nationaliteit heeft en volgens een serie bronnen nauw betrokken is bij de wapenleveringen aan de Syrische rebellen, verzwijgt hij echter.
Bassam Ayachi
De Cock schrijft ook dat dit de eerste aanslagen in 25 jaar zijn in Damascus. Een leugen, want nog op 27 september 2008 pleegde de salafistische beweging Fatah al Islam een aanslag met een bomauto in Damascus. Met daarbij maar liefst 17 doden. En volgens de beroemde Amerikaanse journalist Seymour Hersh werd Fatah al Islam toen gesteund door … Saad Hariri.
Dat De Cock in augustus 2012 Al Qaeda dan toch opmerkt in Syrië is niet onlogisch. Het verhaal was al maanden voordien in kranten als de New York Times en bij Reuters te lezen.
Bovendien schreef Mark Eeckhaut, gerechtsspecialist van zijn krant, reeds in april 2012 over de avonturen van de in België verblijvende Syrische Sjeik Bassam Ayachi en zijn zoon Abdelrahman Ayachi. Bassam Ayachi wordt zowat gezien als de man van Al Qaeda in België, terwijl zijn zoon al vele maanden volop in Syrië aan het vechten is. (18) De kop in het zand blijven steken werd dus zeer lastig.
Bassam Ayachi blijkt trouwens volgens andere persberichten zeer populair bij de Syrische rebellen. Rebellenleider Abdelrahman, die in Brussel bij verstek wegens terrorisme 8 jaar effectieve celstraf kreeg (19), speelde bij die gewapende groepen gids voor Rudi Vranckx toen die vorig jaar nog eens op reis ging naar Syrië.
Jabhat al Nusra
Maar geen zorg. Zo poogt De Cock de aanwezigheid van buitenlandse jihadisten zolang mogelijk te ontkennen. Er is nauwelijks sprake van, oppert hij nog, bijna een jaar na de start van de opstand. (20)
Pas op 12 december 2012 zal hij in een artikel de Jabhat al Nusra ter sprake brengen. Dit is een beweging die in Syrië al op 23 januari 2012, dus bijna een jaar eerder, was opgericht. De groep was trouwens al enkele dagen eerder door de VS officieel als een met Al Qaeda gelinkte organisatie gezien en dus omschreven als terroristisch. (21) Ook hier zou verder zwijgen te ongeloofwaardig worden.
Nochtans had hij enkele dagen eerder in zijn krant het door de rebellen bezette deel van de stad Aleppo omschreven als “het bevrijde” deel van de stad (22). Volgens zowat alle correspondenten was dat deel in handen van …. Jabhat al Nusra, een volgens de VS met Al Qaeda verbonden terreurorganisatie. De beweging had kort voordien vrouwen verboden er nog met de auto te rijden. Of hoe De Cock en De Standaard ook in Al Qaeda bevrijders zien.
Voor hem is het dan ook duidelijk dat de opstand tegen de Syrische regering vreedzaam begon en dat de betogers alleen maar geweld gebruikten wegens het door hem als gruwelijk omschreven optreden van het “regime”. Simpel onderzoek toont echter dat dit een grove leugen is. (23)
Zo maakte de gerespecteerde Nederlandse oorlogscorrespondent Arnold Karskens al in het begin van de opstand melding van gewapende groepen die via Irak infiltreerden en vanuit vreedzame betogingen op de ordediensten schoten met als duidelijke bedoeling de spanning op te drijven. Wat lukte.
Hizb ut Tahrir
Ook de aanwezigheid van voor hun geweld gekende salafistische groepen genre Al Qaeda, was al vanaf de eerste weken merkbaar. Zo toonde Reuters in een persbericht op 22 april 2011, vijf weken na de eerste betogingen, een foto van betogers tegen Assad van leden van Hizb ut Tahrir in de Libanese stad Tripoli.
Hizb ut Tahrir is een wereldwijd actieve, het geweld niet schuwende, salafistische groep met naar schatting 1 miljoen leden. Naast Syrië is ze bijvoorbeeld ook in Duitsland en Rusland verboden, terwijl de Nederlandse staatsveiligheidsdienst AIVD ze als zeer gevaarlijk ziet.
In België werd vorig jaar een bijeenkomst in het Hasseltse Godsheide over plannen voor een Europees kalifaat, op advies van binnenlandse zaken, verboden door burgemeester Hilde Claes. (24) Volgens de organisatie waren er tot januari 2000 een 1.200 van haar leden in Syrië opgesloten, wat de toen al sterke uitbouw van de groep in Syrië toont.
Dat De Cock en al die andere collega’s, die nochtans in veel gevallen de regio perfect kennen, dergelijke fouten maken, is opvallend. Het zijn intelligente mensen met soms jaren ervaring. Het is dan ook moeilijk te geloven dat dit gewoon zomaar fouten zijn. Eerst zien we Jorn De Cock voor de ene zijde van het conflict het ene scheldwoord na het andere gebruiken, als “psychopaat”, en de anderen in essentie omschrijft als onschuldige slachtoffers die geen vlieg kwaad zouden doen, want “het zijn zeer lieve mensen.”
Analyse
Het doet onherroepelijk denken aan de wijze waarop onze media tijdens de twee wereldoorlogen de Duitse vijand beschreven. Ze waren: “les boches”, “de moffen” en “the Hun”, monsters die zich vergrepen aan “de Belgische maagd”. De berichtgeving van Jorn De Cock en de meeste van zijn collega’s zit op dat niveau en is in wezen de antithese van wat serieuze journalistiek zou moeten zijn. Dat is zin voor nuance, een stevige analyse en woord en wederwoord zonder dat men één van de partijen begin uit te schelden voor rotte vis.
Van een analyse is hier echter geen sprake. Waarom dictaturen als Saoedi-Arabië en Qatar het plots opnemen voor de mensenrechten in Syrië wordt niet besproken. Evenmin schrijft hij over de geostrategische gevolgen en de centrale rol van Iran en Hezbollah in de zaak. Uiteindelijk willen Frankrijk en de VS dit land onder controle krijgen om zo Hezbollah en Iran te kunnen aanpakken.
Iedereen die het in The New Yorker op 27 maart 2007 verschenen artikel “The Redirection” (25) van de befaamde Amerikaanse journalist Seymour Hersh las, weet dat men de opstand in Syrië in de VS, Doha en Riaad al begin 2007 plande. Dat verhaal maakt van de beweringen van o.a. Jorn De Cock over een spontane vreedzaam ontstane opstand een grote leugen.
Dat de berichtgeving in onze media ooit in een andere richting ging, bleek ook toen tijdens de opstanden bepaalde verhalen over mediamanipulatie ontdekt werden. Zo schakelde Moeammar Kadhaffi voor de opstand begon het Amerikaanse PR-bureau The Monitor Group in om zijn grote intellectuele capaciteiten in de verf te zetten. Men plaatste toen, volgens dat verhaal, met succes honderden artikels in de Angelsaksische pers waaronder ook in prestigieuze bladen als The Economist en The New York Times. Hoog aangeschreven, maar zoals uit dit nooit ontkende verhaal blijkt, pershoeren die probleemloos hun pagina’s verkopen aan de meestbiedende. (26)
Spionnen
Maar zodra Washington wil dat een regering wordt omvergeworpen, wijzigt men de toon en worden de lievelingen plots een “bende criminelen”. Reem Maghribi werkte als hoofdredactrice voor Baladna en zodra de toestand rond Syrië wijzigde, was Assad plots de grootste schurk op aarde.
De in het boek van De Cock beschreven episode over hun vlucht uit Damascus is typerend. Zo beschrijft hij hoe ze in Damascus feestjes gaven met Amerikaanse en Britse diplomaten. Ook ging Maghribi in maart, rond het begin van de opstand in Syrië, voor de regering in Qatar werken. Dan beschrijft De Cock vol verbazing dat de Syrische veiligheidsdiensten hem verdenken van spionage en een inreisvisum weigeren (27).
De Cock zou toch moeten weten dat de regeringen in Londen en Washington 100 procent achter Israël staan, een land dat in oorlog is met Syrië en er ook regelmatig haar bommen rondstrooit. Doha, dat wist men al in Damascus, was op dat ogenblik volop bezig overal in de regio seculiere regeringen omver te werpen. Dat men hem en zijn gezin niet arresteerde, is feitelijk een half mirakel. Hij zou er zeker in de VS niet mee weggeraakt zijn.
Sharq
Voor Jorn De Cock is de Arabische lente ‘een persoonlijke zaak’ geworden. (28) Maar dat is deontologisch voor hem geen enkel probleem. “Als ik schrijf voor de krant neem ik uiteraard afstand”, oppert hij in een interview met Knack van 2 januari 2013. Hij erkent wel dat hij en zijn vrouw zich deels zien als “activisten van de revolutie”.
In dat gesprek vertelt hij verder ook dat zijn echtgenote Reem Maghribi via “haar ngo Sharq mediatrainingen aan Arabische activisten (geeft).” Verder onderzoek naar die Sharq leert ons dat dit een Brits bedrijf betreft. Het werd op 26 juni 2010 als Sharq Media Ltd. opgericht door Maghribi en had als directeur naast haar ook …… Jorn De Cock. Het bedrijf veranderde sindsdien al tweemaal van naam, eerst Sharq Ltd. en daarna Sharq C.I.C. (Community Interest Company), steeds met Jorn De Cock als mededirecteur. Het gelijknamige Sharq Media is een groot Qatarees mediabedrijf.
In wezen geeft Jorn De Cock dus mediatraining aan die zogenaamde activisten. Verklaart dit dan het feit dat hij tot heden nooit op diepgaande wijze berichtte over de gruwel die deze rebellengroepen in Syrië veroorzaken? Zowat alle media berichten er al vele maanden over, maar hij blijft zwijgen. Wel kreeg Jabhat al Nusra recent wel een braaf te noemen oneervolle vermelding in De Standaard. (29)
Deontologie
Het valt daarbij zeker ook op dat De Cock het nooit heeft over wapenleveringen vanuit Qatar aan de Syrische rebellen. En waarom ontdekt hij nooit of pas heel laat een spoor van salafistische groepen? Want onder meer volgens de Franse inlichtingendiensten en artikels in de klassieke media is Qatar een van de grote financiers van dat soort “activisten”.
Zeer opmerkelijk is dat hij in zijn eind 2011 verschenen boek herhaalde malen stelt hoezeer de Arabische omwentelingen in Tunesië, Egypte en Libië seculier zijn, niet islamistisch (31). In Knack van begin dit jaar zegt hij dan bijna het tegenovergestelde: “Dat het islamisme op dit moment de heersende stroming is, heeft een historische reden: Zij waren tot de Arabische Lente de enigen die opkwamen tegen de dictatoriale regimes.” Over het seculiere verzet tegen een Ben Ali & Co zoals hij in zijn boek schreef, plots geen woord meer. Ze zijn verdwenen.
Recent had Tom Naegels, ombudsman bij De Standaard, het over de journalistieke deontologie naar aanleiding van de bespreking in de krant van een boek van Geert Van Istendael en Benno Barnard. Bleek dat Jelle Van Riet, de bespreekster ervan in de krant, voorheen een officiële rede had voorgelezen op de voorstelling door de uitgever van het boek. Kon niet volgens Naegels. (30)
Wat moet een zinnig mens dan denken van dit fenomeen?
Willy Van Damme
Onderzoeksjournalist, Auteur van ‘De Cambodjanen als schietschijf’ (1980); ‘De zeepbel Superclub’ (1999) en ‘Handelaar des doods’ (2011). Volgt de evoluties in het Midden Oosten op de voet. Heeft een eigen blog: https://willyvandamme.wordpress.com/ .
Foto: emir Hamad bin Khalifa al Thani van Qatar die in 2011 mee hielp Syrië in oorlog te storten door zijn steun aan de salafistische rebellen en door het rekruteren van buitenlandse journalisten voor internationale propaganda. De emir trad in 2013 af ten gunste van zijn zoon Tamim, die het Syrië-beleid van zijn vader nog altijd voortzet. (Wikimedia Commons)
Voetnoten
(1) Mahmoud Maghribi werd geboren in de stad Haifa in 1935 in het toen nog Britse mandaatgebied Palestina, een stad waarvoor tijdens de zionistische opstand van 1948 hevig werd gevochten. Het gevolg was dat het gezin Maghribi naar het nabije Syrië moest vluchten. Hij studeerde er in Damascus rechten en specialiseerde zich nadien aan de Amerikaanse George Washington University in de petroleumwetgeving. Hij trok na die studies naar Libië waar hij in 1967 mee stakingen organiseerde tegen de praktijken van de buitenlandse oliemaatschappijen. Hij vloog ervoor in de cel.
Toen een groep van Libische officieren onder leiding van kolonel Muammar Kadhaffi op 1 september 1969 de door het Westen aan de macht gebrachte koning Idris afzetten, koos men niet toevallig hem als eerste minister. Op 8 september 1969 werd hij premier om echter reeds op 16 januari 1970 af te treden en ambassadeur bij de VN te worden. Nadien werd hij ambassadeur in Londen, een andere belangrijke post voor het land. Hier echter begint hij oppositie te voeren tegen het bewind van Kadhaffi. Mahmoud Maghribi blijft dan ook in Londen hangen en krijgt er met zijn gezin de Britse nationaliteit. Dit doet vermoeden dat de Britse veiligheidsdiensten er geen bezwaar tegen hadden. Pas in 2008, op 73-jarige leeftijd verhuist hij met zijn gezin naar Damascus. Hij sterft er een jaar later op 17 juli 2009.
(2) Knack, 2 januari 2013
(3) De Standaard 23 mei 2011. De Cock verzwijgt hierbij wel het feit dat dit zijn schoonvader is.
(4) Jorn De Cock – “Arabische lente – een reis tussen revolutie en fatwa”, 2011, Bezige Bij Antwerpen, pagina 200.
(5) “Arabische lente”, pagina 206.
(6) De Standaard, 9 april 2011.
(7) “Arabische lente”, pagina’s 200 – 205.
(8) “Arabische lente”, pagina 319.
(9) De Standaard, 14 december 2011.
(10) “Arabische lente”, pagina 211.
(11) De Standaard, 31 januari 2013.
(12) De Standaard, 9 januari 2012.
(13) “Arabische lente”, pagina 238.
(14) “Arabische lente”, pagina 323.
(15) De Standaard, 12 maart 2011.
(16) De Standaard, 1 augustus 2012.
(17) De Standaard, 24 december 2011.
(18) De Standaard, 17 april 2012.
(19) De Standaard, 25 juni 2012.
(20) De Standaard, 16 februari 2012.
(21) The Daily Telegraph, 10 december 2012.
(22) De Standaard, 3 december 2012.
(23) Een goede analyse van die eerste betogingen in Daraa op 17 en 18 maart 2011 en de grove mediamanipulatie hier, is te vinden bij de website globalresearch. Dit artikel citeertop zijn beurt israelnationalnews. Er sneuvelden volgens die Israëlische bron op donderdag 17 maart 2011 in de stad Daraa in een gewapend treffen met de rebellen zeven politiemensen en vier betogers. Die rebellen hadden zich volgens dit bericht daarbij op de daken verscholen. Ook werd het plaatselijk hoofdkwartier van de Baath en het gerechtshof in brand gestoken. Vreedzaam? Hoe durft men dit beweren.
(24) Het Laatste Nieuws, 16 februari 2012.
(25) The New Yorker, 5 maart 2007.
(26) De Standaard, 1 maart 2011.
(27) “Arabische lente”, pagina 9.
(28) “Arabische lente”, pagina 11 en Knack, 2 januari 2013.
(29) De Standaard, 12 december 2012.
(30) De Standaard, 9 januari 2013.
(31) “Arabische lente”, pagina’s 90 en 104.