44 jaar na het ontstaan van AMADA zijn zowel de PVDA als de PTB erin geslaagd door te dringen tot een iets ruimer kiespubliek. Volgens de peilingen zou de PTB zelfs goed kunnen zijn voor een ongeziene zeven procent en in Nederlandstalig België hoopt ook de PVDA op een zitje in de Kamer voor Peter Mertens en misschien zelfs meer.
In zeventien hoofdstukken probeert de auteur een historisch beeld te schetsen van de partij en daarnaast een analyse te maken van haar hedendaagse verschijningsvorm.
Dat was, zegt de auteur in zijn inleiding, geen gemakkelijke opdracht. ‘Le PTB est sans doute la formation politique la plus difficile à cerner et à analyser en Belgique’. (p. 10) De archieven van het tijdschrift ‘Solidaire’ van voor 2008 zijn niet meer toegankelijk voor het publiek, evenals de teksten van de bijeenkomsten van internationale communisten. Deze websites werden gesloten. ‘Des propos ‘compromettants’ sur la cuisine sont aussi ôtés du net ou de la bibliothèque du parti. Pour le PTB, l’enjeu est de ne parler que de la salle du restaurant.’ (p. 11)
Delwit heeft wel gebruik gemaakt van de archieven die hem door oude kaderleden ter beschikking werden gesteld. Verder zijn er de gesprekken die hij heeft kunnen voeren met de huidige voorzitter Peter Mertens en Franstalig woordvoerder Raoul Hedebouw – niet met Ludo Martens die in 2011 overleed – , maar ook met vooraanstaande leden die na jaren uit de partij zijn gestapt of gezet (onder andere Nadine Rosa-Rosso, Grace Winter, France Blanmailland, Wim De Neuter en Luk Vervaet) die belangrijke elementen voor zijn analyse hebben aangedragen.
Van AMADA naar PVDA-PTB
Ondanks het feit dat de Franstalige titel uitsluitend verwijst naar de PTB heeft Delwit zeker evenveel Nederlandstalige als Franstalige bronnen geraadpleegd. De auteur begint trouwens met een lange aanloop in Nederlandstalig België waar de oorsprong van de Belgische maoïstische beweging te vinden is. Van ‘Leuven Vlaams’ via de Studentenvakbeweging (SVB) met als studentenleiders onder andere Ludo Martens en Kris Merckx naar de oprichting in 1970 van AMADA (Alle Macht aan de Arbeiders), die enkele jaren later het unitaire TPO-AMADA werd, waaruit dan in 1979 de PTB (Parti du Travail de Belgique) en de PVDA (Partij van de Arbeid) zijn gegroeid. Ludo Martens die de laatste jaren van zijn leven in Congo doorbracht, was gedurende een lange periode de grote partij-ideoloog. Zijn ex-vriendin Grace Winter (en niet langer lid) zegt over hem: ‘Politiquement c’était un tyran. Il avait l’idée que lui seul savait. Ceux qui était d’accord avec lui c’était bon. Mais ceux qui n’était pas d’accord avec lui…’ (p. 233) Paul Goossens noemt hem naar aanleiding van zijn overlijden ‘Le dernier communiste’. ‘Martens était le leader et le gardien de cette radicalité. Il définissait la ligne, était le seul juge de l’idéologie, et le chef incontesté. Son pouvoir dans l’organisation échappait à toute critique.’ (p. 234)
Om de achtergronden en de evolutie van de partij te kunnen schetsen doet Delwit in dit boek dan ook vaak een beroep op uitspraken van Ludo Martens en van passages uit teksten van nationale conferenties en van congressen. Hij verwijst ook herhaaldelijk naar het werk van de Gentse historicus Jan Buelinckx die in 2002 een opgemerkte thesis onder de titel “Radicaal-links in België en de val van de Muur Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het ‘reëel bestaande socialisme’?”maakte. Delwit vertaalde hieruit passages – en ook uit andere Nederlandstalige publicaties, waaronder dat van de Antwerpse historicus Vincent Scheltiens ‘Versnipperd links: een terugblik’ in het tijdschrift Aktief van het Masereelfonds – naar het Frans. Om zo dicht mogelijk bij de gedachtegang van de auteur te blijven citeer ik uit het boek van Delwit, in het Frans dus.
De rode draad in de analyse van de auteur is dat de PVDA en de PTB in de loop van hun bestaan steeds minder hun marxistisch-leninistische uitgangspunten en maoïstische inspiratie zijn gaan benadrukken en zich meer naar een ruimer publiek zijn gaan richten met succesvolle initiatieven als geneeskunde voor het volk, die de partij zeker geen windeieren hebben opgeleverd.
Op 29 december 1974 werd een nationale conferentie gehouden waarin een aantal statuten van organisatorische aard werden aanvaard. Delwit citeert uit de statuten waaruit enkele van de belangrijkste politieke stokpaarden van AMADA blijken : ‘combattre les conceptions pernicieuses du réformisme et d’éliminer les influences politiques des dirigeants syndicaux et des leaders des partis social-démocrate et révisionniste (p. 71). Op het organisatorisch vlak werd verwezen naar het leninistisch principe van het ‘democratisch centralisme’: ‘Le parti est un parti de la lutte de classes révolutionnaire. Pour vaincre l’ennemi, le parti a besoin d’un centralisme prolétarien inébranlable, d’une discipline de fer, d’une unité de volonté. (..) Le parti n’a pas seulement besoin de démocratie, il a surtout besoin de centralisme.’(p. 72) En even verder luidt het: ‘Tout le parti doit adopter une seule et même discipline. Soumission de l’individu à l’organisation. Soumisssion de la minorité à la majorité. Soumission des échelons inférieurs au échelons supérieurs. Soumission de l’ ensemble du parti au comité central. Quiconque viole ces règles, sapent l’unité du parti.’ (p. 73)
Keuken en restaurant
In 1979 werd dan het Nederlandstalige AMADA omgevormd tot de PVDA en ontstond in Franstalig België de PTB. Op het stichtingscongres was onder meer de toen nog onbekende Laurent Désiré Kabila aanwezig. Uit de statuten blijkt dat het marxisme-leninisme en het denken van Mao Zedong het ideologisch cement van de partij bleven vormen, maar daarnaast, merkt Delwit op, is ook al het principe van de dubbele lijn aanwezig. Hij citeert uit de congresteksten: ‘Nous devons clairement distinguer ce qui doit être mis centralement dans le parti et ce qui doit l’être dans notre travail de masse vers l’extérieur.(..) Ce n’est que par la souplesse tactique que nous pourrons faire gagner du champ à nos principes fondamentaux’. (p. 132)
Volgens Delwit komt die dubbele lijn zeer duidelijk tot uiting op het achtste en voorlopig laatste congres van de PVDA-PTB in 2008, waarop een zieke voorzitter Ludo Martens zijn plaats moest afstaan aan de veel jongere Peter Mertens, die door de media werd opgepikt en die in zijn uitspraken en geschriften een veel mediatieker aangezicht aan de partij heeft gegeven. De populariteit van Peter Mertens, Hoe durven ze?, maar ook van Raoul Hedebouw Première à gauche, de deskundigheid van haar kaders in een aantal dossiers (Dirk Van Duppen en het kiwimodel, Tom De Meester en Electrabel), leveren de PVDA media-aandacht op én ook stemmen en leden.
Het is ook op dat achtste congres dat het beeld van de keuken en het restaurant werd gebruikt. ‘Nous faisons la distinction entre ce qui se passe en salle et ce qui se passe en cuisine. Les meilleurs chefs coqs ne revèle pas tous leur secrets (je souligne). La situation dans la cuisine est souvent plus chaotique que l’ambiance soignée de la salle. Il faut dans le parti assez d’attention et d’espace pour toutes les questions stratégiques et tactiques. Vers l’extérieur, nous devons savoir ce qui est essentiel. Dans le temps et l’espace limité que les médias nous accordent, nous voudrons nous concentrer là-dessus, même si les journalistes s’intéressent souvent plus à notre cuisine ou aux points difficiles de notre programmme. (je souligne)’. (p. 261-262)
Ook de ontmoetingen met de andere communistische partijen wereldwijd, uit Cuba, Vietnam én Noord-Korea, verraden volgens Delwit het ware gelaat van de PVDA-PTB. Bij de internationale bijeenkomsten, onder meer in Brussel, toont de PVDA zich van zijn meest dogmatisch kant. Dat deze ontmoetingen steeds achter gesloten deuren plaatsvinden, is volgens Delwit het bewijs van de dubbele houding. Intern kan er met de spierballen gerold worden, buiten wordt er geen schade berokkend.
SP en PVDA-PTB
In hoofdstuk 15 ‘2008, l’avènement d’un nouveau PTB?’ maakt Delwit een interessante vergelijking met de ontwikkelingen binnen de SP in Nederland. Oorspronkelijk was de SP ook een marxistisch-leninistische organisatie die zich steunde op het maoïstisch gedachtegoed. Eerst heette ze Komunistiese Partij Nederland/Marxisties-Leninisties (KPN-ML) en vanaf 1972 doopte ze zich om tot SP. In de jaren zeventig bleef ze, zoals AMADA-TPO, trouw aan de maoïstische lijn, maar geleidelijk aan liet de SP in de eerste plaats haar maoïstische inspiratie en later ook haar marxistisch-leninistische lijn los. Daardoor liet ze de notie van voorhoedepartij vallen en bijgevolg ook de centrale rol die de arbeidersklasse daarin zou moeten spelen. De SP wilde de partij worden van het gewone volk en in 1991 besloot ze zich nog alleen als ‘socialistisch’ te definiëren. De electorale successen die de SP vooral onder haar vorige voorzitter, de charismatische Jan Marijnissen, heeft behaald, zijn ook internationaal opgevallen en de SP heeft contacten gelegd met links-radicale Scandinavische partijen en met organisaties die behoren tot de Parti de la Gauche européenne (PGE) waaronder die Linke in Duitsland.
Hoe nu verder?
Welke richting zal het verder uitgaan met de PVDA-PTB? Zal zij haar leninistische uitgangspunten overboord gooien, ook uit haar keuken, of blijft de dubbelzinnigheid van de dubbele lijn aanwezig? Dat is de vraag die Delwit zich stelt in zijn slothoofdstuk ‘Où va le PTB?’ waarvan De Morgen van 21 maart 2014 een passage vertaald heeft voor haar opiniebladzijden. ‘De PVDA staat voor een moeilijke keuze. Ofwel blijft ze wat ze is: een marxistisch-leninistische groepering die van een socialistische revolutie droomt. In dat geval kan ze een anti-systeempartij blijven en vasthouden aan een vorm van sociaal of socialistisch populisme. Die optie heeft een groot voordeel: ze vermijdt dat de partij verantwoordelijkheden neemt en dus kan ontgoochelen.’ (p. 379)
Delwit ziet ook nog een andere mogelijkheid: ‘Anderzijds kan de partij van houding veranderen en de hachelijke weg inslaan van een radicaal linkse formatie die bereid is om te regeren en dus onvermijdelijk te ontgoochelen.’ (p. 380) Delwit acht die tweede mogelijkheid weinig waarschijnlijk ‘omdat de huidige leiders hun politieke – en vaak ook hun persoonlijke – identiteit op een ander project, een ander idee hebben opgebouwd.’ Hij verwijst daarvoor naar de leden van het nationaal comité waarvan de meesten al bijna twintig jaar in de partij zitten. Toch houdt hij er terdege rekening mee dat er ook een jongere lichting aankomt die het maoïstische verleden niet gekend heeft en ook niet behept is geweest met een missionarismentaliteit (zie pagina 159). Delwit:‘ Toch is het niet helemaal uitgesloten dat de tactiek van de dubbele lijn leidt tot de komst van nieuwe kaders, mensen met minder eerbied voor de lompen van het marxisme-leninisme en met een grotere wil tot innovatie. Zo zou de opening van de partij een opening kunnen scheppen die de leiders niet hebben gepland.’ (p. 381)
Het negende congres is voorzien voor 2015. Het zal vast een leerrijke ervaring worden. Met die eerder neutrale zin beëindigt Pascal Delwit zijn analyse die aan duidelijkheid nochtans niets te wensen over laat. Voor de geloofwaardigheid van een nieuw radicaal-links is het absoluut noodzakelijk om in het reine te komen met zijn verleden. PTB nouvelle gauche vieille recette legt ideologische pijnpunten bloot die om klare antwoorden vragen in de zoektocht naar een radicaal socialisme van en voor de 21ste eeuw in ons land. Om die belangrijke discussie aan te zwengelen zou het goed zijn dat dit boek ook in een Nederlandse vertaling wordt uitgegeven. Daardoor kan het immers een nuttig discussiestuk worden die in plaats van tot verdeling eerder tot een versterking van een nieuw radicaal links in België zou kunnen leiden.