Romano Prodi wordt premier na een bijzonder nipte verkiezingszege. Maar het is niet daarom dat er geen hoge verwachtingen in een regering Prodi mogen worden gesteld. Dat heeft eerder te maken met de samenstelling en het programma van een coalitie die gaat van Rifondazione Comunista tot en met diverse centrumrechtse groepen. Rifondazione zweert vijf jaar trouw. Maar hoe zit het met sommige leiders van het politieke centrum die dromen van een nieuwe coalitie, een van het centrum?
Prodi staat, nog vóór hij tot premier wordt aangesteld, onder zware druk van het patronaat. De leiding van de patronale organisatie Confindustria stak in de verkiezingscampagne haar afkeer van Silvio Berlusconi nauwelijks weg. Die patronale leiders hopen namelijk dat een regering Prodi, ondanks de aanwezigheid van twee communistische partijen (Rifondazione en de kleinere PdCI van Diliberto), de door haar gewenste hervormingen zal doorvoeren. Die hervormingen gaan allemaal in dezelfde richting: flexibeler en goedkopere arbeid, minder bedrijfsbelastingen, dus hogere winsten.
Dat patronaat vindt een spreekbuis via enkele buitenlandse media. In de campagne had het Britse rechtse weekblad The Economist openlijk, op de omslag, opgeroepen Berlusconi weg te sturen. Maar vlak na de verkiezingen kwam de Britse beurskrant Financial Times met alarmerende boodschappen, waaronder de voorspelling dat Italië op termijn de Euro zal laten vallen omdat die Euro de Italiaanse concurrentiepositie aantast (indertijd zorgden muntontwaardingen van de lire voor de verbetering van die concurrentiepositie). Terwijl Prodi het in zijn vorig premierschap (1996-1998) als een van zijn grootste verwezenlijkingen beschouwde dat Italië tot de eurozone kon toetreden. Dit soort artikels hebben vooral tot doel de nieuwe regering te chanteren, haar elke linkse aanpak te ontraden.
Linkse Unione?
Het zijn wapens in handen van de centrumgroepen binnen de Unione (verzameling van alle partijen rond Prodi). De kleine maar luidruchtige Udeur van Clemente Mastella klaagde al snel dat de coalitie een te linkse stempel heeft, gewoon omdat Fausto Bertinotti, de leider van Rifondazione Comunista, kandidaat van de Unione is voor Kamervoorzitter. Nu, Mastella wil vooral enkele goede postjes voor zichzelf en zijn vrienden – die vroeger allemaal in het rechtse kamp zaten.
Maar er is vooral de Margherita geleid door Francesco Rutelli die een neoliberaal beleid wil voeren. Rutelli is voorstander van verder flexibilisering van de arbeid, wat toch al veel zegt. Die flexibilisering is nochtans al ver doorgedreven door de “wet Biagi” van 2003 waardoor nu al vier miljoen Italianen met een zeer precair arbeidsstatuut zitten opgescheept. Van de werkers tussen 17 en 24 jaar verdient 89% minder dan 1000 euro per maand. Bij de categorie 25 tot 32 jaar is dat 65%. Van de jongeren onder de 25 jaar heeft 87% een kortlopend arbeidscontract, bij de 25 tot 32-jarigen is dat 53%. Maar ook oudere werkers hebben ermee te maken: ca 2,7 miljoen Italianen tussen 30 en 59 jaar zitten met een dergelijk ongunstig contract opgescheept. De vakbond CGIL vroeg de intrekking van de wet Biagi, maar dat stuitte binnen de Unione onmiddellijk op een ‘no’.
Democratische Partij
Er zijn plannen om de Margherita, waarin nogal wat vroegere christendemocraten zitten, met de DS (Democraten van Links, erfgenamen van de communistische PCI) te laten samensmelten tot de ‘Partito Democratico’ (PD). Kan dat wel, een centrumgroep met de gewezen communisten? Die DS zijn de jongste jaren zo naar rechts opgeschoven dat dit geen probleem meerkan vormen. Toen de Franse ex-premier Lionel Jospin van de PS in Bologna zijn boek ging voorstellen, kreeg hij van vooraanstaande DS’ers te horen dat hij een “ouderwetse sociaaldemocratisch model” voorstaat. Jospin! Die in Frankrijk nu toch niet echt het boegbeeld van een links politicus is.
Conclusie: de op te richten Democratische Partij zal allesbehalve een linkse partij zijn. Een van haar boegbeelden, de Romeinse burgemeester Walter Veltroni, droomde er meer dan tien jaar geleden als nummer twee van de DS al van een Democratische partij naar Amerikaans model op te richten.
Gabriele Polo, directeur van de linkse krant Il Manifesto, vatte de Italiaanse politieke situatie onlangs (9 maart 2006) als volgt samen: “We evolueren naar een situatie met twee blokken die inzake programma en methodes op elkaar lijken. Ze doen elkaar concurrentie aan inzake hun respectieve capaciteit om die programma’s uit te voeren, met andere woorden om de bestaande toestand te besturen” – die bestaande toestand zijnde de “vrije markt” in zijn zeer liberale gedaante.
Bij de DS willen ze snel werk maken van die Democratische Partij. Want bij de Margherita, de Udeur en andere centrumgroepen leeft de verleiding tot een nieuwe grote bundeling van het “centrum” te komen.
In het rechtse kamp is een groot deel van de UDC (christendemocraten) immers niet gelukkig met het leiderschap van Berlusconi. Ze speculeren op termijn ook op een crisis van Forza Italia, de partij van Berlusconi. Die partij is immers zodanig rond de leidersfiguur opgebouwd dat ze met zijn verzwakking ook snel zou wegdeemsteren en het terrein zou effenen voor een hergroepering in het centrum.
Prodi zelf
Prodi lag als voorzitter van de EU-Commissie (daarheen door zijn bondgenoten verbannen om er in Italië vanaf te zijn) mee aan de basis van een ultraliberaal beleid, onder meer bestaande uit de richtlijnen van Lissabon 2000 en vooral uit de richtlijn Bolkestein. Als Commissievoorzitter maakte Prodi een einde aan het moratorium op genetisch gemanipuleerde gewassen. Een hervormingsplan van de Franse regering om de ziekteverzekering te “liberaliseren” (met verdere verscherping van de sociale ongelijkheden) kreeg zijn steun. ¨Prodi steunde volop het ontwerp voor Europese “grondwet” met al zijn ultraliberale bepalingen. Prodi betreurde ook dat er in die “grondwet” niet werd verwezen naar de christelijke wortels van Europa. Als goed katholiek is Prodi tegen een mogelijke invoering van het homohuwelijk.
Vergeten we trouwens niet dat Prodi een steunpilaar was van het vroegere systeem van ‘lottizzazione’ (politieke verkaveling) van de overheidsbedrijven. Hij bekleedde er een toppositie namens de christendemocratie, wat betekent dat hij toezag op de verdeling van de posten en van de ‘commissies’. Prodi had van 1982 tot 1989 en in 1993-1994 de leiding van de grote staatsholding IRI (400.000 personeelsleden) die hij in de laatste fase met privatiseringen hielp afbouwen.
Hij was lid van de leiding van de conservatieve Bilderberggroep, een denktank van de liberale mondialisering. Prodi schaarde zich achter de poging tot staatsgreep die zakenlieden met Amerikaanse steun in 2002 tegen de progressieve en democratisch gekozen president van Venezuela, Hugo Chavez, ondernamen. Prodi liet ook geen enkele gelegenheid voorbijgaan om de verdediging van Israël op te nemen. Kritiek op de oorlogszuchtige politiek van Israël deed hij af als “antisemitisme”.
Il Cavaliere
Intussen is Berlusconi nog lang niet uitgespeeld. Hij zal om een zeer evidente reden zeer actief blijven als oppositieleider, namelijk om zijn zakenimperium te beschermen en om uit handen van het gerecht te blijven. De man blijft gevaarlijk.
Maar het gaat niet zozeer om de man Berlusconi, wel om een zeer gevaarlijk verschijnsel, dat van de politiek op bedrijfsleest. De eind 1993 door Berlusconi’s reclamefirma Publitalia opgerichte Forza Italia is in alle opzichten een gevaar voor de democratische mechanismen en vrijheden. Het gaat hier om een op bedrijfsmodel gebouwde partij waarin van interne democratie uiteraard geen sprake is; de bedrijfsleider (partijleider) beslist. In het geval van Berlusconi zijn die beslissingen ingegeven door bijzonder persoonlijke belangen, getuige daarvan de diverse wetten inzake justitie en media.
Dat iemand die vijf jaar lang het privébelang boven elk ander belang stelde, zelfs boven het eigen klasseblang (de leiding van de patronale organisatie Confindustria is Berlusconi vijandig gezind), toch nog bijna de helft van de stemmen haalt, is op zichzelf wel erg verontrustend. Dat hij naast zijn eigen mediarijk ook de staatsmedia controleerde en censureerde, speelde daarbij natuurlijk een grote rol. Het spreekt ook de mythische stelling tegen dat de media een vierde macht zijn, want hier is het toch wel duidelijk dat die media alleen instrumenten zijn van een financiële (en politieke) macht.
Het onbeschaamd misbruik van die mediamacht zorgde er mede voor dat bijna een man werd herkozen die agressiviteit koppelde aan grenzeloze onverdraagzaamheid en vulgariteit, zoals de veelvuldige uitspraak dat al wie voor de centrumlinkse Unione stemt, een stomme kloot is. Dat belet Wilfried Martens niet die Berlusconi te koesteren in de schoot van de EVP. Het enig argument dat hij daarvoor indertijd kon aanvoeren, was dat de EVP anders niet de grootste fractie in het Europees Parlement zou zijn. Van platte smakeloze machtspolitiek gesproken. Die EVP is in de laatste dagen van de campagne in Rome mee gaan campagne voeren ten gunste van boezemvriend Berlusconi.
(Uitpers, nr. 75, 7de jg., mei 2006)