Razende Irakezen reten op 31 maart in Fallujah de lichamen van vier gedode Amerikanen uit elkaar. De Amerikaans-Britse bezetters, en in hun zog heel wat media, toonden zich uiterst verontwaardigd. Ze hadden er geen begrip voor dat de vier werden gedood terwijl de Amerikaanse troepen Fallujah belegerden en er honderden Irakezen ombrachten.
Wel moesten ze na enige tijd toegeven dat de vier geen "burgers" waren, maar leden van de aanzwellende, dure, privé-legermacht waarvan de bezetter in Irak gebruik maakt. Die huurlingenmacht telt nu naar schatting 20.000 man. Het zullen er volgens experts minstens 30.000 zijn wanneer de Amerikanen op 30 juni een Iraaks marionettenbewind installeren
Zo’n leger zonder scrupules, buiten het international recht, is voor zo’n bewind efficiënter dan de officiële Iraakse leger- en politiemacht die Washington en Londen gepland hadden – Amerikaanse militaire zegslieden gaven op 22 april toe dat bijna de helft van die macht weigert met de bezetter tegen het verzet te strijden.
De vier Amerikaanse "civilian contractors" die in Fallujah gedood werden, waren agenten van het paramilitaire privé-"veiligheidsbedrijf" Blackwater uit de Amerikaanse staat North Carolina. Het personeel van dit bedrijf treedt in Irak op als gewapende huurlingen voor de bezettingsmacht – die de term "huurlingen" natuurlijk schuwt. Het motto van Blackwater is een echo van de propaganda waarmee Washington de Amerikaanse machtsuitbreiding probeert in te kleden: "In support of Freedom and Democracy everywhere". Blackwater levert ook zwaarbewapende lijfwachten voor de Amerikaanse bestuurder van Irak, Paul Bremer.
Het Amerikaans bedrijf is maar één van de vele "veiligheidsfirma’s" die contracten in de wacht sleepten van de Amerikaanse en Britse regeringen om huurlingen te leveren voor de bezetting van Irak. Andere bedrijven zijn onder meer het Zuid-Afrikaanse Meteoric Tactical Solutions, de Britse firma’s ArmourGroup (die ook Nepalese Gurkha’s gebruikt) en Erinys (die 14.000 Irakezen gebruikt als bewakers voor olievelden en pijpleidingen, en Global Risk Strategies (de grootste Britse privé-"veiligheidsfirma" in Irak). De agenten van deze bedrijven zijn door hun rechtstreekse en gewapende deelname aan het conflict onvermijdelijk het doelwit van het verzet tegen de bezetting.
De privé-legermacht in Irak groeit zo snel aan, dat Amerikaanse en Britse defensiefunctionarissen zich zorgen maken over personeelsvlucht bij hun officiële instanties, vooral de Amerikaanse Special Operations en de Britse SAS. Leden van die instanties worden gelokt door de enorme huurlingensalarissen (tot duizend dollar per dag voor gevaarlijke karweien) die de privé-"veiligheidsbedrijven" bieden. De Britse regering heeft een onderzoek ingesteld naar het groeiende aantal militairen dat na zijn uren "bijverdient" als huurling voor privé-firma’s in Irak, of er zelfs de dienst voor verlaat.
Uit vele landen
De huurlingen voor het geprivatiseerde leger komen uit vele landen. Control Risk Group, dat in Irak een privé-legertje van 1.100 man heeft, stelt Australiërs ter beschikking en voormalige leden van de Britse SAS, maar ook Nepalese Gurkha’s en mannen van de Fiji-eilanden, die door de vele dollars zijn gelokt – in het Palestine Hotel in Bagdad, dat al enkele malen door het verzet beschoten is, beschermen Gurkha’s de verdieping die is overgenomen door Kellog Brown and Root (van Halliburton, waarvan de Amerikaanse vice-president Dock Cheney vroeger de baas was).
De privé-legertjes tellen ook Zuid-Afrikanen die het wettelijk Zuid-Afrikaans verbod op vechten in het buitenland aan hun laars lappen, en Chilenen, die nog onder dictator Pinochet hebben geleerd hoe men "democratie" en "veiligheid" moet opleggen.
Maar er zijn ook vele Iraakse huurlingen, ter beschikking gesteld door lokale bedrijfjes: voor een Irakees die voor een buitenlands bedrijf of medium werkt is het verleidelijk om enkele tientallen familieleden en vrienden de rekruteren, en zich dan bij de bezetter aan te dienen voor een contract als "veiligheidsfirma".
De huurlingen zijn in toenemende mate een doelwit voor het verzet, ook omdat zij zich bijzonder arrogant en gewelddadig tegenover de bevolking gedragen. Sommige leiders van privé-legertjes geven dat ook toe. De Britse chef van een van de privé-legertjes in het zuiden van Bagdad zei tegenover de krant The Independent: "Er lopen kerels met geweren rond die ronduit cowboys zijn, die denken dat ze in een Hollywood-film meespelen".
Het geld dat Washington en Londen uitgeven aan huurlingen weegt volgens helpers zwaar op de begroting voor de "wederopbouw" van Irak. Het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Departement voor Internationale Ontwikkeling in Londen hebben al bijna 37,5 miljoen euro uitgegeven om privé-lijfwachten, gewapende escortes en veiligheidsadviseurs in te huren, meldde The Independent.
Propaganda alom
De propaganda-oorlog van de bezetting, met volgzame echo’s in vele media, woedt onverminderd voort. Dat het de Iraakse bevolking is, die zich verzet, is voor die kringen ondenkbaar: de aanval op Irak gold immers als "bevrijding", en daartegen kunnen de Irakezen zich toch niet verzetten. De Amerikaanse communiqués, vaak zonder bronvermelding overgenomen door grote media, doen het onmogelijke om te verhullen dat het de bevolking is die zich verzet. De dood van de vier Amerikanen in Fallujah werd eerst toegeschreven aan "resten van het Saddam-regime", daarna aan "bondgenoten van Al-Qaeda". De opstand in april werd nu eens toegeschreven aan "radicalen", of "extremisten", dan weer aan "soennieten" of "sjiieten", en bij gelegenheid ook aan "buitenlandse strijders". De sjiitische opstandelingenleider Muqtada al-Sadr werd een "stokebrand" genoemd – hoewel de Iraakse brand is aangestoken door een rechts-nationalistische groep in het Witte Huis, waarvan de voormalige Amerikaanse nationale veiligheidsadviseur Zbigniew Brzezinski zei dat het de eerste keer is dat extreemrechts in Washington aan de macht is.
De mythe dat de bezetting van Irak deel uitmaakt van de "oorlog tegen terrorisme" wordt onverminderd gehandhaafd. De hersenspoeling bij Amerikaanse militairen gaat zover, dat één van hen voor de omroep CNN de wreedheden jegens burgers in Fallujah verantwoordde met de verklaring dat het om "als burgers verklede terroristen" ging.
De bezetters, en hun spreekbuizen in de media, hielden vast aan de zelfgemaakte mythe dat de meeste Irakezen eigenlijk de bezetting gunstig gezind zijn, en dat het verzet (ook wel "het geweld" genoemd) het werk is van een kleine minderheid. De Verenigde Staten moesten zich op 10 april dan ook "verrast" verklaren over de "omvang van de rebellies".
Ook De Standaard trachtte het Iraaks verzet te minimaliseren en de golf van verzet in april toe te schrijven aan mensen die voor de gelegenheid "radicalen" werden genoemd, in tegenstelling tot "gematigden" die het blad elders waarnam. Op 8 april meldde de krant nog dat de "populariteit van de aanvallers (ze bedoelde het verzet van Muqtada al- Sadr en vele andere groepen tegen de daadwerkelijke aanvallers, de Amerikanen en Britten) vooralsnog gering" was. Een dag later schreef de krant, die kennelijk wist wie de controle over verscheidene Iraakse steden had veroverd: "Machtsovername in steden door al-Sadr-troepen wijst op onderschatting aanhang radicale leider". En: "Gematigden houden zich koest in angstig Najaf".
Het waren geen "radicalen" of "extremisten" die in Fallujah de lijken van de vier Amerikanen met staven bewerkten, maar gewone Irakezen. En ook bij elk getroffen voertuig van de "coalitie" (een andere propagandaterm die door vele media is overgenomen) zijn het gewone Irakezen die staan te juichen.
Bont maakte het de BBC-correspondente uit Berlijn die op 15 april de illegale oorlog onomwonden een "operatie voor vredesbehoud" noemde. Diezelfde dag verwees de BBC ook naar het verzet als naar "het geweld". En "de droom om in Irak een bloeiende democratie te brengen, kan een droom blijven als het geweld niet verdwijnt" – waarmee de omroep de propaganda overnam waarmee Bush probeert te verbergen dat het in Irak om olie en strategische invloed gaat, de propaganda dat de Amerikanen Irak binnenvielen met de "droom om democratie" te brengen.
Door de aangroei van het verzet in april kregen de Amerikaanse regering en haar Britse volgeling het moeilijk om de propaganda over "bevrijding" en "het brengen van democratie" vol te houden. De helikopters, tanks en pantservoertuigen die Fallujah en andere steden in brand schoten en er honderden Iraakse burgers ombrachten, vernietigden het propagandabeeld. Tijd dus om nieuwe leugens en halve waarheden in stelling te brengen voor het handhaven van de bezetting.
Veiligheid, stabiliteit
Niets meer over de "wapens voor massavernietiging", waarover sommige media destijds hele bladzijden publiceerden, maar leuzen over "verzekeren van veiligheid" en "stabiliteit" in het "nieuwe Irak". En veel nadruk op het overdragen aan een Iraaks bewind van een macht die geen macht zal zijn – alleen de "politieke" macht wordt overgedragen, luidt het, de militaire en veiligheidstoestand blijft in handen van de bezettingsmacht.
Om het blijven van de Amerikaanse en Britse militairen te verantwoorden, wordt nu de "veiligheidssituatie" en de "stabilisering" aangehaald. Die zouden het blijven van de bezettingsmacht vereisen. Meegenomen zou zijn dat de Verenigde Naties de zaak overnemen. Die hebben de Amerikaanse regering al veel diensten bewezen door de sancties die Irak sinds de jaren ‘90 hebben verwoest. Maar ze werden door Bush jr. opzij gezet bij zijn aanvalsoorlog tegen Irak.
Nu komen ze voor Washington weer van pas. Althans in Irak, want in de kwestie-Israël blijft Washington ingaan tegen de wereldorganisatie: die eist al tientallen jaren dat Israël de bezette gebieden ontruimt, maar Bush gaf in april Ariël Sharon zijn instemming voor de blijvende bezetting van een deel ervan _ in afwachting van de bredere annexatie in het Groot-Israël dat de rechtse joodse nationalisten voor ogen staat.
Italiaanse "security workers"
Eind april hielden tegenstanders van de bezetting in Irak onder meer nog drie Italianen gegijzeld. Een vierde Italiaan was omgebracht. De gijzelnemers eisten dat er in Italië betogingen komen tegen de Italiaanse deelname aan de Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak. Tot die deelname was besloten door premier Silvio Berlusconi. Die ging met dat besluit in tegen de wil van de overgrote meerderheid van de bevolking _ net zoals zijn inmiddels weggestemde Spaanse collega en geestgenoot José Maria Aznar zijn land tegen de wil van 90 procent van de bevolking in de oorlog had meegesleurd.
De Italiaanse gijzelaars behoren, net als tientallen andere buitenlanders die in april in gijzeling zijn genomen, tot het privé-legertje dat de bezetting inhuurt voor de "veiligheid" in Irak. In het jargon worden ze "security workers" genoemd.
(Uitpers, nr. 53, 5de jg., mei 2004)