Al snel na de treinramp te Buizingen op 15 februari 2010, met achttien dodelijke slachtoffers, waren anonieme – uiteraard! – “experts van de Europese Unie er als de kippen bij om te zeggen dat “er geen enkele indicatie is dat de EU-liberalisering de veiligheid van het spoor heeft verminderd”. Ofwel zijn die lui die dat durven zeggen geen “experts” ofwel zijn het, om ideologische redenen, leugenaars.
Een echte “expert” weet ongetwijfeld wat er in Groot-Brittannië allemaal is gebeurd sedert halfweg de jaren 1990, toen op instigatie van premier Margaret Thatcher, het spoorwegnet opnieuw werd opgedeeld in private maatschappijtjes, met als onmiddellijk gevolg tientallen doden bij ongevallen. Uitpers schreef hier al over in december 2000 (1).
Privatisering betekent immers in de eerste plaats besparingen allerhande om de winst te “optimaliseren”, om aandeelhouders een mooi dividend te geven en managers en bestuurders, waaronder politici, een meer dan riante “vergoeding” te betalen.
Zo werden de oudere en meer ervaren Britse treinbestuurders massaal ontslagen omdat ze te “duur” waren. Visuele veiligheidsinspecties? Veel te duur! Dus weg er mee. Om de week snel eens een treinstel met meetapparatuur over de rails sturen moest volstaan. Met een reeks zware ongevallen als gevolg, die tientallen mensen het leven kosten. Bij de eerste privatiseringen van de metro van Londen was het niet anders. Binnenskamers wordt dit waarschijnlijk afgedaan als “collateral damage” van het noodzakelijk geachte neoliberalisme.
Het onderhoud van de sporen is in Groot-Brittannië inmiddels weer genationaliseerd om nog erger te voorkomen. Ook zijn enkele lijnen weer onder staatscontrole gekomen omdat de franchisehouders er de brui aan gaven.
Door de privatiseringen is het Britse spoorsysteem het duurste ter wereld geworden en kost het de schatkist, en dus de belastingbetaler, door de nadelige contracten die de “bevoegde” minister sloot enorme hopen geld, meer geld zelfs dan toen de regering eigenaar van de Britse spoorwegen was. Stiptheid en comfort? Vergeet het. Het materiaal is hopeloos verouderd en slecht onderhouden wegens te duur. Treinen moeten worden geschrapt of lopen lange vertragingen op omdat er te weinig personeel is, dat dan nog tot het uiterste wordt uitgeperst. Als er iemand wegens ziekte uitvalt, kan die niet gemakkelijk worden vervangen.
Ook bij de Belgische spoorwegen, de NMBS, is de werkdruk voortdurend opgevoerd en de “flexibiliteit” ten top gebracht. Voor de vakbonden, en voor om het even wie met gezond verstand, brengt dat de veiligheid in gevaar.Voor topman Marc Descheemaecker van de NMBS, die vermoedelijk naarmate hij meer perst een hogere bonus krijgt, daarentegen niet. Hij noemt een terugkeer naar 19de eeuwse arbeidsomstandigheden “modern”. “Wij proberen een moderne onderneming te zijn en vragen van onze werknemers een zekere flexibiliteit. Maar wij vragen zeker geen onmogelijke dingen”. Op zijn minst een “understatement”.
De EU houdt ondanks alle negatieve ervaringen van privatiseringen voor de consumenten (ook in de energiesector, de telecommunicatie…) vast aan haar neoliberale dogma’s. Alles wat geld kan opbrengen moet worden geprivatiseerd ten voordele van personen en groepen die, als ze goede relaties hebben, de “jackpot” in de schoot geworpen krijgen.
Dat houdt ook in dat geleidelijk aan zal worden teruggekeerd naar de periode tot net na de Tweede Wereldoorlog toen het spoornetwerk bestond uit een hele reeks privé-maatschappijen, met eigen stations, soms het ene naast het ander gebouwd, Zonder enige coördinatie van uren. Juist omwille van het feit dat dit een onontwarbaar en inefficiënt kluwen was, werd er in Groot-Brittannië, België en ander Europese landen een rationalisering doorgevoerd: al de spoormaatschappijtjes werden samengebracht in nationale spoorwegmaatschappijen. Historisch en rationeel denken, zoals toen, zit er vandaag niet meer in.
(Uitpers nr. 118, 11de jg., maart 2010)