Hugo Chavez Frias is op 3 december 2006 herkozen voor een derde termijn als president van Venezuela. Dat gebeurde met 62,87 procent van de stemmen. De opkomst van de kiezers sloeg met bijna 75 procent een record. Chavez dankt zijn succes aan de steun die hij geniet bij de armen, de meerderheid van de bevolking.
Veel kiezers waren ook bang dat zijn rivaal, oppositiekandidaat Manuel Rosales, de terugkeer zou inluiden van het corrupte neoliberale systeem dat het land tot 1998 in de greep had. Ze waren evenmin vergeten dat Rosales zich in april 2002 had geschaard achter de door Washington gesteunde anti-democratische staatsgreep tegen Chavez. Nieuwe pogingen van de rechtse oppositie en haar Amerikaanse beschermheren om Chavez af te zetten zijn niet uit te sluiten. Maar veel middelen daartoe hebben ze niet. Chavez staat electoraal, politiek en economisch sterker dan Salvador Allende, de verkozen linkse president die in 1973 door hun politieke verwanten in Chili werd afgezet.
Sinds 1820 is er geen Amerikaans president die bij verkiezingen zo’n duidelijk succes heeft behaald als Chavez op 3 december. Alle waarnemers waren het erover eens dat de verkiezingen eerlijk zijn verlopen en dat de oppositie gepaste of méér kansen heeft gekregen. Tot een boycot door de oppositie is het ditmaal niet gekomen (met zo’n boycot van de parlementsverkiezingen in 2005 had de oppositie teveel in eigen vlees gesneden).
Toch hebben de Venezolaanse media, bijna helemaal in handen van de oppositie en van Gustavo Cisneros, brein achter de mislukte coup van 11 april 2002, hun best gedaan om de stembusgang op voorhand te discrediteren. Dat deden ze vooral met “opiniepeilingen” en “polls” aan de uitgang van stemlokalen. De publicatie van die “peilingen” moest bij het bekend worden van de resultaten het gevoel scheppen dat Chavez niet zonder fraude zo’n groot succes kon hebben behaald. Daartoe hadden denktanks, peilingsinstituten en oppositie-experts voorspeld dat Chavez zou verliezen, of dat zijn zege meer nipt zou zijn. Die tactiek had de oppositie al toegepast bij het referendum over Chavez’ aftreden dat zij in augustus 2004 had afgedwongen: toen liet een van haar instituten weten dat 60 procent voor Chavez aftreden zou stemmen, en 40 procent tegen. Maar Chavez won met 59,1 procent, en onmiddellijk klonken uit oppositiegelederen de geregisseerde fraudeverwijten.
Ditmaal liep men bijna verloren tussen “peilingen” allerhande, die duidelijk met de oppositie verbonden waren. Het bureau Keller and associates bijvoorbeeld plaatste Chavez en Rosales in één onderzoek op bijna gelijke voet, in een ander gaf het Rosales 57 procent tegenover 32 procent voor Chavez. Subtieler was Survey Fast, dat Chavez een nipte zege gaf met 48,1 procent tegenover 47,7 procent.
Rosales, die gouverneur was van de deelstaat Zulia, heeft zich in 2002 achter de na twee dagen mislukte staatsgreep tegen Chavez geschaard door het ondertekenen van het zogeheten Carmona-decreet. Pedro Carmona is de baas van de Venezolaanse patroonsorganisaties en had zich tijdens de coup uitgeroepen tot president. Met het decreet had hij het parlement en andere verkozen organen ontbonden. Later zei Rosales dat hij het decreet had ondertekend “in een moment van verwarring, en met de beste bedoelingen voor het land”. De openbare televisie, een relatief kleine zender in vergelijking met de vier grote privé-zenders die de oppositie en de mislukte coup steunden, toonde op 24 november jl. een kopie van de krant La Verdad, waar Rosales te zien is naast de militaire coup-plegers en vertegenwoordigers van de katholieke kerk. “Vanuit Zulia moeten we de regeringsjunta (van de coup tegen Chavez) steunen”, zo werd Rosales geciteerd, “want op dit ogenblik zijn zij onze leiders. Elke burgemeester of gouverneur die de nieuwe institutionele orde afkeurt, moet zijn post verlaten…omdat we hen niet willen in Venezuela”.
Het omroeplandschap wordt in zeer grote mate beheerst door privé-zenders. De grootste is Venevision, van Gustavo Cisneros, het brein achter de mislukte staatsgreep van 2002. Tekenend was dat Venevision de beelden van de massabetogingen ten gunste van Chavez tijdens de tweedaagse coup, en later tijdens de patronale oliestaking van 2002-2003 tegen Chavez, gewoon niet uitzond. De andere grote privé-omroepen zijn Televen, Globovision en Radio Caracas Television (RCTV), de grootste rivaal van Venevision. Op 29 december 2006 meldde de Britse omroep BBC dat Chavez bekendmaakte de licentie van RCTV niet te zullen vernieuwen. Hij zou niet dulden dat media-instellingen een nieuwe coup tegen hem voorbereiden, zei hij volgens de BBC. De chef van RCTV verklaarde dat er een vergissing in het spel moest zijn, omdat er geen vernieuwing van de licentie van de omroep voorzien is.
“Kunstjes”
Terwijl de lokale media optraden als propagandabureau voor Rosales, verdienen ook vele grote media in het buitenland een kritische vermelding. Heel wat commentatoren hadden het moeilijk met de nieuwe stembuszege van een man die zij kennelijk misprijzen of nauwelijks serieus willen nemen. Voor hen volstaat het kennelijk dat een president als Chavez scherp uithaalt naar de Amerikaanse regering, om hem te bestempelen als een politicus wiens democratische geloofsbrieven twijfelachtig zijn. Een ,”dictator” kunnen ze hem moeilijk noemen, gezien de rechten en vrijheden die zijn tegenstanders genieten. Is hij het niet, dan zal hij het wel worden, oordeelde het NRC-Handelsblad dan maar. “Een oliedictator in wording”, schreef zijn commentator. En ook al stemmen de Venezolanen keer op keer voor de man, “alleen zijn volk kan hem afremmen”. Een week na de verkiezingen meldde het VRT-programa Panorama neerbuigend dat het oliegeld “Chavez in staat stelt zijn kunstjes te vertonen”.
Afgaande op de lokale reacties op Chavez’ overwinning zijn de mensen in de armenbuurten maar wat blij met de “kunstjes die Chavez voor hen met oliegeld uithaalt: hulp aan en oprichting van coöperatieven, landhervorming, voedselvoorziening, onderwijsprogramma’s en gezondheidszorg (honderden Cubaanse artsen werken bv. in armenwijken in ruil voor goedkope Venezolaanse olie voor Cuba).
Omdat veel mediamensen Chavez niet goed kunnen thuisbrengen en wantrouwen, noemen ze hem gemakshalve “populist” of “flamboyant” en, om hun vermeende kennis van het terrein te etaleren, “een van de laatste caudillo’s”. Sommigen spreken ook over een “verdeeld Venezuela”, en vergeten te vermelden dat het gaat om 78 procent armen die veelal voor Chavez zijn, en 22 procent mensen van de middenklassen en rijke bevolkingslagen.
Niet het vermeend anti-Amerikanisme van Chavez is het probleem (Chavez is niet gekant tegen de Verenigde Staten, wel tegen de Amerikaanse regering en haar imperialistisch optreden). Veeleer het sluimerend pro-amerikanisme van heel wat “opiniemakers” is het probleem, omdat het hen belet een situatie als de Venezolaanse met nuchtere ogen te bekijken en ze daardoor hun kijkers en lezers vertekende informatie dreigen te verschaffen. Terwijl de Amerikaanse regering de enige in de Amerika’s was die, tegen haar met de mond beleden princiepen in, de poging tot staatsgreep tegen Chavez weigerde te veroordelen, blijven die opiniemakers haar het voordeel van de twijfel toekennen, in sommige gevallen gewoon omdat ze toch verzekert dat ze overal “vrijheid” en “democratie” wil bevorderen. De beschamende verslaggeving is niet onschuldig: wetend of onwetend past ze in de Amerikaanse strategie om Chavez, net als andere leiders die weigeren in de neoliberale pas te lopen, te “verwijderen”.
Oliegeld
Hoewel de oppositie voorlopig sterk verzwakt is, valt een nieuwe poging om Chavez op anti-democratische manier te “verwijderen” niet uit te sluiten. In Chili ondernamen de welgestelden patroonsstaking en een economische sabotagecampagne om het terrein voor de staatsgreep tegen Allende voor te bereiden. In Venezuela hebben hun politieke verwanten dat geprobeerd met een staking in 2002-2003 in de cruciale oliesector, die voor hen evenwel verkeerd afliep. Het resultaat was dat de staat, onder Chavez, zijn greep op de sector verstevigde. Anders dan Allende, beschikt Chavez over middelen om een eventuele economische sabotage door de rijke oppositie het hoofd te bieden. Als die zou besluiten tot staking van investeringen en haar kapitaal systematisch zou weghalen, dan is er voor Chavez nog altijd het oliegeld om dat te compenseren. Daarbij komt dat de oppositie in eigen land zowat alle geloofwaardigheid is kwijtgespeeld: haar mislukkingen, haar politieke fouten en haar ruzies hebben zelfs in eigen gelederen twijfels veroorzaakt. En ook in Washington, de grote macht achter de schermen van het anti-Chavez-kamp, groeien twijfels over het vermogen van de huidige oppositieleiders om een alternatief voor Chavez te vormen.
Het gevaar voor Chavez schuilt voorlopig meer bij de politieke traditie van cliëntelisme in Venezuela en bij daarmee samenhangende misbruiken in de eigen gelederen. Hervormingen bij de strijdkrachten zijn al tegen dit euvel ingegaan. Ze hebben ervoor gezorgd dat de Venezolanen niet langer bang zijn als ze militairen zien (die waren bijna altijd tégen hen ingezet voordat Chavez aan de macht kwam). Maar de politie, die berucht is om haar corruptie en die gecontroleerd wordt door lokale besturen, blijft een zorgenkind.
(Uitpers, nr. 82, 8ste jg., januari 2007)