Drie maanden na het zinken van de olietanker prestige, blijven de oliebollen aanspoelen op de Spaanse, Portugese en Franse kusten. Dat is op zichzelf al zeer catastrofaal. Maar bovendien komt daar nu nog bovenop dat de slachtoffers niet veel schadevergoeding moeten verwachten. Zo heeft het Russische Alfa, onrechtstreeks opdrachtgever van het transport, zich door een transactie in Zwitserland onttrokken aan de schadeclaims. Van het Internationaal fonds voor de vergoeding van schade door olie valt ook al niet vele te verwachten.
De staat zal de factuur aanbieden aan Fipol, verklaarde de Franse minister van Milieuzaken, Roselyne Bachelot, verwijzend naar de Franse benaming van dat fonds voor schadeloosstelling. Maar die Fipol heeft een laag plafond, namelijk 180 miljoen euro. En dat zal lang niet volstaan, want alleen al het schoonmaken van de kusten kost veel meer. De schade op termijn voor de visserij, het toerisme enzovoort is een veelvoud ervan.
Na de ramp met de Erika bij de Bretoense kust, eind 1999, was beslist het plafond op te trekken van 180 naar 270 miljoen euro. Maar dat gaat pas op 1 november van dit jaar in en geldt dus nog niet voor de Prestige. Bovendien weten de slachtoffers nu al dat er waarschijnlijk nog vele olierampen zullen gebeuren eer ze een cent van die 180 miljoen zien.
Schijnverkoop
Er zijn natuurlijk ook verantwoordelijken voor die ramp. Na de catastrofe met de Erika kon TotalFinaElf nog ter verantwoording worden geroepen. Maar niet zo met de Prestige, want de opdrachtgevers voor het transport hebben, als kapitalisten van de maritieme jungle, geen last van enig schaamtegevoel. Terwijl duizenden en duizenden tonnen olie uit de op 19 november gezonken ‘Prestige’ de kusten van drie landen besmeurden, had in het Zwitserse Luzern in alle discretie een operatie plaats waardoor "Crown Resources" zogenaamd van eigenaar veranderde. Crown Resources was de opdrachtgever voor het olietransport met de Prestige. Die maatschappij was eigendom van de Alfa Groep, de grootste financiële groep van Rusland, in handen van Michail Friedman. Die bouwde een enorm fortuin op met de hulp van zijn vrienden in het Kremlin, Jeltsin en Poetin. Crown Resources vestigde in 2000 zijn zetel in het Zwitserse kanton Zug, een apart fiscaal paradijsje dat slechts een halftijdse onderzoeksrechter in dienst heeft…(zie Uitpers december 2002, Van Erika tot Prestige).
De Zwitserse advocaat Jost Villiger, een stroman die ook aan het hoofd staat van een twintigtal andere bedrijven, was van de zomer van vorig jaar tot Kerstmis officieel de voorzitter van Crown Resources. Hij en vijf andere directeurs kochten kort na de ramp met de Prestige alle Crown-aandelen van Alfa over. Ze herdoopten de maatschappij tot ERC Trading die zich naar eigen zeggen zou specialiseren in "propere" transporten. Het bedrag van de "verkoop" is niet bekendgemaakt. Crown Resources zou zelfs vóór de "verkoop" het verzekeringsgeld opgestreken hebben voor het verlies van de 77.000 ton olie uit de Prestige – van cynisme gesproken.
Na die schijnverkoop zegden ze bij Crown Resources en Alfa dat ze niets met de ramp van de Prestige te maken hebben. "We namen een tanker die aan de internationale normen voldeed. Tijdens de vaart is de eigenaar van het schip verantwoordelijk", is de uitleg waarmee elke eis tot schadevergoeding aan hun adres wordt afgewezen.
Crown Resources is intussen opgedoekt, Alfa staat daar officieel volledig buiten, die lieden hebben alvast een waterdicht beschot opgetrokken tegenover schadeclaims.
Alfa had Crown Resources in 1996 opgericht in Gibraltar en de zetel daarna op de Maagden Eilanden gevestigd. De vermoedelijke eigenaar van de Prestige, Mare Shipping Inc., is eigendom is van een Griekse redersfamilie die haar zetel heeft in Liberia; de Prestige vaarde onder de vlag van de Bahamas. Allemaal fiscale paradijzen, bijgestaan door onder meer de Londense firma, Petriam, die bemiddelde tussen Crown en Mare Shipping en die daarbij genoegen nam met het certificaat voor zeewaardigheid afgeleverd door het American Bureau of Shipping.
Loze beloften
Pas nu overwegen de Europese Unie en de Internationale Maritieme Organisatie de verantwoordelijkheid bij dergelijke rampen uit te breiden tot de opdrachtgevers. De Commissie van de EU wil strengere bestraffing van de schuldigen aan olievervuiling en dergelijke. Ze stelt de lidstaten ook voor dat ze meer informatie uitwisselen om schuldigen op het spoort te komen en te bestraffen. Men zou denken dat zoiets al lang gebeurt, maar toch niet. Na de ramp met de Erika drie jaar geleden werden nochtans allerlei maatregelen aangekondigd, maar nu merken we weer dat daar weinig van in huis kwam.
Zo blijkt er jaarlijks tussen 700.000 en 1,3 miljoen ton vuile olie te worden geloosd in de Middellandse Zee. Dat is tussen tien en bijna twintig keer de lading van de Prestige die vaartuigen welbewust, niet bij rampen, in zee lozen. Aan een ritme van gemiddeld vijf opzettelijke lozingen per dag. Volgens experts van het World Wildlife Fund (WWF) kan dat worden teruggedrongen door een eenvoudig onderzoek in elke haven. Maar dat gebeurt niet. De EU vaardigde in 2001 wel een richtlijn uit die elke haven verplicht een recuperatiedok te installeren voor het lozen van de verbrandingsresten, maar dat kost natuurlijk zodat veel havens dat nog niet deden, terwijl de kapiteins "geen tijd willen verliezen".
Waarom zou men nu, na de Prestigeramp, concretere maatregelen mogen verwachten? Met de nakende uitbreiding krijgt de Europese Unie er twee lidstaten bij die van de EU een nog veel grotere maritieme macht maken: Malta en Cyprus. Er varen bij voorbeeld nu al niet minder dan 1.600 vrachtschepen onder Maltese vlag, waarvan ca. 350 olietankers. Op Malta zijn er enkele gespecialiseerde firma’s die zorgen voor een registratie van de schepen zonder al te veel onderzoek naar de staat van de vaartuigen. De Malta Maritime Authority beweert dat sinds de ramp met de Erika, die onder Maltese vlag vaarde, het toezicht veel strenger is geworden. Blijkbaar zijn de toekomstige partners van de EU daar niet van overtuigd, want de jongste weken worden vaartuigen met de Maltese vlag stelselmatig onderzocht.
(Uitpers, nr. 38, 4de jg., februari 2003)