Tussen 26 en 28 maart 1918 verkiezen de Egyptenaren een nieuwe president. We kunnen met een gerust gemoed voorspellen dat huidig president Abdel Fattah al-Sisi aan een tweede termijn kan beginnen. Er is immers slechts één tegenstander. Op de valreep stelde een vrijwel onbekende politicus, de voorzitter van de Ghad partij Moussa Mustafa Moussa zich kandidaat. Een week eerder voerde de man nog campagne voor al-Sisi. Toen Moussa onlangs in het centrum van Caïro een bijeenkomst voor eigen rekening hield kwamen er 30 mensen opdagen.
Andere potentiële kandidaten werden eerder al vakkundig ontmoedigd. Zo waren initieel voormalig stafchef generaal Sami Anan en generaal Ahmed Shafiq ook kandidaat. De eerste werd gearresteerd en de tweede, een voormalig premier, gaf uiteindelijk forfait nadat hij onder druk gezet werd i.v.m. corruptiezaken. Mensenrechtenverdediger Khaled Ali, in 2014 ook al kandidaat was, werd veroordeeld tot drie maanden gevangenis voor een ‘onzedig gebaar’ en kon als veroordeelde niet opkomen. Mohamed Anouar al-Sadat, neef van de voormalige president Sadat en voorzitter van een centrumpartij die kritisch staat tegenover al-Sisi en zijn regering, trok zich terug uit angst voor de veiligheid van zijn campagneteam.
Het resultaat staat dan ook al al bij voorbaat vast. Het referendum (een echte verkiezing kan je dit onmogelijk noemen) is een test. De vorige keer verzamelde al-Sisi weliswaar 97% van de stemmen achter zijn naam maar de opkomst bedroeg slechts 47,5%. Ook dit keer is er, net zoals bij de verkiezingen in 2014, opgeroepen tot een boycot. In Egypte is niet gaan stemmen nagenoeg de enige manier om je stem te laten horen. Het aantal kiezers is een belangrijker cijfer dan het percentage dat voor al-Sisi zal stemmen.
President Abdel Fattah al-Sisi
De ‘redder van het vaderland’ Abdel Fattah al-Sisi had zich sterk gemaakt Egypte zijn groots verleden terug te geven en de bevolking, tenminste dat deel dat voor hem stemde, hoopte dat hij woord zou houden. Helaas, het beleid dat het regime de afgelopen jaren voerde wordt over het algemeen, zelfs in de machtskringen die al-Sisi gunstig gezind zijn, gezien als een complete mislukking. Ondanks al-Sisi’s beloften zijn de levensomstandigheden van de bevolking niet verbeterd. Integendeel, de economische en sociale situatie is nog nooit zo slecht geweest. De veiligheidssituatie is verslechterd, de armoede toegenomen en de individuele vrijheden worden systematisch met de voeten getreden. De hoop gewekt door de revolutie van 25 januari 2011 is omgeslagen in bitterheid, frustratie en woede.
Op veiligheidsniveau heeft de dreiging van jihadistische groepen, die zich aanvankelijk beperkte tot het noorden van de Sinaï, zich geleidelijk verspreid naar de rest van het land. Tijdens de laatste twee jaar werden Cairo en Alexandrië regelmatig getroffen door bijzonder dodelijke terroristische aanslagen. De veiligheidssituatie in het grensgebied met Libië is er ook niet op verbeterd, integendeel. De Egyptenaren raken uitgeput door de economische hervormingen die hun situatie geen stap vooruit heeft geholpen.
Een permanent structureel onevenwicht
In Egypte is het leger almachtig. Na de machtsovername in 2013 infiltreerde het de ministeries en overheidsinstellingen. Gepensioneerde hogere officieren werden aangesteld tot adviseurs en hebben er uiteindelijk het laatste woord. Het bleef daar niet bij. Ook het economische leven kwam onder druk te staan. Ziekenhuizen en bedrijven werden genationaliseerd of overgenomen. Het leger ging zelfs jam, koekjes en drankjes produceren. De militaire projecten beheersen volgens sommigen nu al meer dan 60 procent van de Egyptische economie.
Nochtans of dank zij de militaire inmenging is de economische situatie er sinds 2015 constant op achteruit gegaan. Het beleid van de ‘grote werken’ van al-Sisi die soelaas moesten brengen hebben integendeel de van de vorige periode geërfde disfuncties gewoon verder gezet. Op vijf jaar tijd zijn de overheidsuitgaven verdubbeld. De overheidsschuld bedraagt nu meer dan 95% van het bbp. De uitgaven hebben vooral gediend om de lopende kosten van de overheidssector te financieren. Slechts een klein deel ervan (10% in 2015) diende voor investeringen. Het merendeel naar de grote projecten die niet altijd resulteerden in wat ervan verwacht werd. Het graven van een tweede waterweg van het Suezkanaal kostte meer dan 8 miljard dollar en moest naar verluidt de omzet in 2023 met 259% doen toenemen. Voorlopig liggen de inkomsten rond 3,1 miljard dollar terwijl ze vóór 2011 5 miljard dollar bedroegen. De bouw van een nieuwe hoofdstad, draagt wel bij aan de verbetering van de macro-economische situatie en trekt buitenlandse financiering aan maar de bevolking ziet er zijn precaire situatie niet door verbeteren.
De grote projecten zijn vooral het leger en de nieuwe businessklasse van het regime ten goede gekomen. Sommige Egyptische zakenlieden werden gedwongen hun bedrijf te sluiten. Anderen moesten voor het leger gaan werken omdat ze niet in staat waren om te concurreren tegen dit geprivilegieerd apparaat dat meestal de voorkeur kreeg bij de gunning van overheidsopdrachten. En een laatste groep koos er liever voor om zijn kapitaal in het buitenland in veiligheid te brengen.
Die kapitaalvlucht in combinatie met het opdrogen van de belangrijkste bronnen van deviezen (toerisme, geldtransfers van emigranten in de Golfregio, enz.) hebben ervoor gezorgd dat de koers van het Egyptische pond tenslotte instortte, wat tot een devaluatie van 32,5% ten opzichte van de dollar leidde. Ondertussen is de vrije koers van het pond alsnog verder gezakt tot op 50% van zijn oorspronkelijke waarde waardoor de import van goederen nog duurder is geworden.
Op het eerste zicht speelde dit in de kaarten van de regering. Om de ‘lokale economie te stimuleren’ nam die immers maatregelen om de import te beperken en controle uit te oefenen op de buitenlandse valuta. Maar de inmenging van het leger in die lokale economie en allerlei andere maatregelen waren funest voor de economische activiteit. Neem als voorbeeld de herfst van 2016. Toen werd besloten de import van een reeks goederen te verbieden of sterk te ontmoedigen door het heffen van forse douanerechten. Dit moest de binnenlandse productie – en vooral de bedrijven gecontroleerd door het leger – bevoordelen. Er ontstonden tekorten en een zwarte markt die bestreden werd door o.a. inbeslagnames van bepaalde grondstoffen (suiker bijvoorbeeld) waardoor de tekorten nog nijpender werden. De inflatie waarin het land beland was werd daardoor aangewakkerd. Tussen 2016 en 2017 bedroeg die meer dan 30%. Ondertussen zou die wel weer gezakt zijn naar 14.4% in februari 2018 maar de schade is aangericht.
Veel bedrijven hebben de crisis niet overleefd. In het ‘minst slechte geval’ vielen er ontslagen. Andere bedrijven konden dan weer bijvoorbeeld hun franchiserechten niet meer betalen of de goederen die ze nodig hadden voor hun eigen productie niet meer invoeren. De officiële statistieken schatten de werkloosheid op 12%, de jeugdwerkloosheid (15-24 jaar) overschrijdt de 33% terwijl 50% van de Egyptenaren jonger is dan 25 jaar. De specifieke situatie van de vrouwen is nog dramatischer. De werkloosheid bedraagt daar 23% en bovendien volgt meer dan 35% van de vrouwen geen onderwijs, is niet in opleiding en werkt niet. Meer dan een kwart van de Egyptenaren leeft onder de armoedegrens. De prijsstijgingen hebben de armste huishoudens het zwaarst getroffen maar ook de middenklasse is steeds meer bedreigd.
De geldstromen uit de Golfregio zijn opgedroogd waardoor de regering zich gedwongen zag beroep te doen op leningen van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Wie IMF zegt, zegt in een adem herstructureringen, besparingen en privatiseringen. In ruil voor een lening van 12 miljard dollar moesten de steunmaatregelen voor brandstof en elektriciteit verlaagd worden, de belastingen omhoog (met inbegrip van de invoering van de BTW) en de hoger vermeldde devaluatie doorgevoerd. Die leningen verbergen belangrijke risico’s. De buitenlandse schuld die bij het aantreden van al-Sisi in 2014 14,6 miljard dollar bedroeg, is ondertussen eind februari 2018 tot 80,8 miljard dollar gestegen.
Wat blijft er over van de ‘geest van 25 januari’?
Na zich eerst te hebben gepositioneerd als de garant voor de revolutie is het leger geëvolueerd tot de boodschapper van de contrarevolutie. Na bijna vijf jaar al-Sisi aan het hoofd van Egypte is het revolutionaire hoofdstuk definitief afgesloten. Het land is op een autoritaire manier terug in de pas gedwongen. Het nieuwe regime ging er al snel toe over om de Egyptische samenleving terug tot de orde te roepen. In de herfst van 2016 heeft het veiligheidsapparaat trouwens bewezen dat het in staat is om potentiële nieuwe volksopstanden te ontmoedigen. Duizenden Egyptenaren trokken de straat op in verboden betogingen tegen de armoede en de stijgende kosten voor levensonderhoud. Het leger maakte er korte metten mee en arresteerde tientallen manifestanten. Half januari van dit jaar werden 71 van hen veroordeeld tot gevangenisstraffen van 10 jaar.
Het ‘herstel van de instellingen’ heeft geleid tot een sterke uitvoerende macht die vooral de belangen van het leger verdedigt. De nieuwe grondwet had de uitvoerende macht veel slagkracht. De daaropvolgende presidentiële en wetgevende verkiezingen liepen uit op massale steun voor generaal al-Sisi. Het parlement is hem overwegend gunstig gezind en beperkt zich er meestal toe om de presidentiële decreten te bekrachtigen.
Het doel van al-Sisi’s regime is alle vormen van bestaande tegenmacht te onderdrukken. Daarvoor kan hij rekenen op de loyaliteit van de drie belangrijkste veiligheidsdiensten. Niet dat dit verhindert dat ze in een permanente hevige concurrentiestrijd zijn verwikkeld. De militaire inlichtingendienst die tussen 2010 en 2012 door al-Sisi werd geleid, heeft de neiging om de almacht van de staatsveiligheid in vraag te stellen Binnen de staatsveiligheid is er dan weer een strijd tussen de aanhangers van de harde lijn en die van een meer politiek-diplomatieke lijn.
Tussen 2013 en 2016 zijn er meer dan 500 burgers en veiligheidstroepen gedood bij aanslagen door Wilayat Sinai, een filiaal van ISIS. Een van de dodelijkste terreurdaden gebeurde eind november 2017 toen er 311 slachtoffers vielen bij een aanslag op een moskee in het noorden van het Sinaï-schiereiland. Ondanks dat de harde lijn er niet in slaagt de bedreigingen en de terreur in te dammen lijkt die harde lijn toch de gunsten van de president weg te dragen.
De Moslimbroeders zijn sinds september 2013 een ‘terroristische beweging’ verklaard. De leiders en tienduizenden leden werden gearresteerd en veroordeeld maar daar bleef het niet bij. De repressie werd al snel uitgebreid tot academici en intellectuele kringen die van plan waren de ‘geest van 25 januari’ te laten verderleven. Onafhankelijke vakbonden werd hun recht op vertegenwoordiging ontzegd en door een hervorming van de rechterlijke macht kan de president nu zelf de belangrijkste rechters benoemen. Civiele en militaire rechtbanken zijn al-Sisi dan ook volledig toegewijd. De doodstraf en levenslange gevangenisstraffen (25 jaar in Egypte) wordt regelmatig uitgesproken (en toegepast). Banden hebben of gehad hebben met de Moslimbroeders is een bezwarend element. Sinds 2013 rotten er tienduizenden Moslimbroeders weg in gevangenissen als ze al niet tot de tientallen behoren die geëxecuteerd werden.
In de overheidsdiensten werd een ware heksenjacht georganiseerd tegen elementen die verdacht werden van sympathieën voor de Moslimbroeders. De overname van de macht is uitgelopen op een campagne van intimidatie en repressie van zowel NGO’s die de mensenrechten verdedigden, journalisten en meer in het algemeen tegen elke stem die van het officiële discours durft afwijken. Oneerlijke processen, martelingen, verdwijningen, standrechtelijke executies zijn gewone praktijken. Dat alles in naam van de veiligheid. Soms sijpelt er iets over door naar de Westerse pers. Maar meestal alleen als het om een buitenlander gaat. Zoals toen de Italiaanse student Giulio Regeni die aan een doctoraat over de arbeidersbeweging in Egypte werkte op 4 februari 2016 dood werd teruggevonden. Hij bleek gemarteld te zijn. Iedereen was ervan overtuigd dat de Egyptische veiligheidsdiensten verantwoordelijk waren maar die blijven tot op de dag van vandaag ontkennen.
Het leger is overal, in de media en op de sociale netwerken maar ook op straat, in de scholen en op de universiteitscampussen. De officieren nemen actief deel aan de promotiecampagne van hun eigen korps op de sociale netwerken. Vijftien polytechnische middelbare scholen zijn omgevormd tot militaire academies; de universiteiten worden ’beveiligd’ en afwijkende meningen worden gemuilkorfd.
De media kregen het bevel terug binnen de lijnen te kleuren. Het iconische praatprogramma van de Morsi-periode (Al Barnamij – ‘het programma’) werd geschrapt en de populaire presentator Bassem Youssef zag er zich toe verplicht naar de Verenigde Staten uit te wijken. De kantoren van Al-Jazeera dat er van beschuldigd werd tweedracht te zaaien zijn gesloten. De stemmen van het regime worden gebruikt om de ‘verraders‘ aan te klagen en de verdiensten van het leger en zijn leider te verheerlijken. Volgens RSF (Reporters sans Frontières) zijn er sinds 2011 tien journalisten vermoord en is Egypte nu een van ’s werelds grootste gevangenissen voor journalisten. Egypte neemt de 161ste plaats (op 180) in wat betreft persvrijheid in de wereld. Het kleine gaatje van relatieve vrijheid dat de revolutie had geopend is vakkundig terug dichtgemetseld, het publieke debat monddood gemaakt. Zelfs de Al-Phara’in-mediaketen die in de voorhoede stond bij de strijd tegen de Moslimbroeders werd gesloten. De propaganda van het regime heeft de exclusiviteit op het ‘vrije’ woord. Niet alleen beheerst het de media door het aanleveren van reportages met de officiële versie van gebeurtenissen maar de inlichtingendiensten richtten in 2017 de Falcon Group International op, hebben hun eigen televisiezenders opgezet en daarnaast alle privé-satellietkanalen opgekocht. Een effectief middel om alle media onder controle te houden.
De sociale netwerken worden uiteraard ook in de gaten gehouden. Volgens statistieken zitten er meer dan 34 miljoen Egyptenaren op Facebook, wat neerkomt op 23 procent van alle Arabische Facebook-gebruikers. Al-Sisi en zijn regime zijn niet vergeten welke belangrijke rol de sociale media hebben gespeeld bij de revolutie van 2011. Sinds 2014 koestert Egypte plannen om Facebook en andere sociale media ‘die oproepen tot geweld tegen overheidsinstellingen en veiligheidstroepen’ te sluiten. In 2017 blokkeerde Egypte tientallen websites voor inhoud waarvan werd beweerd dat ze terrorisme en extremisme ondersteunden. Vorige week gaf de procureur-generaal Nabil Sadek de officieren van justitie opdracht op te treden tegen de (sociale) media die opzettelijk nepnieuws verspreiden met het doel de openbare orde te verstoren, burgers angst aan te jagen en het ‘algemeen belang‘ van het land te schaden. Kers op de taart was de aankondiging door de minister van Communicatie dat Egypte binnenkort zou starten met een eigen ‘Egyptisch Facebook’. Uiteraard zou de privacy van de gebruikers op het voorplan staan. Een anonieme bron vertelde aan NileInternational dat het nieuws bekend maakte dat het plan een onderdeel is van het doel om ‘de technologie-industrie te temmen’.
.
Op religieus gebied koos het regime ervoor om een gematigde, ‘vernieuwde‘ islam te promoten, tegen de Moslimbroeders en salafistische-jihadistische bewegingen in. Aanvankelijk toonde het zijn sympathie voor resoluut modernistische benaderingen van de Islam. Er kwam echter al snel tegenstand. De grote meerderheid van de Egyptische bevolking is meestal zeer vroom en wantrouwig tegenover elke vorm van secularisme of het ter discussie stellen van de plaats van de religie binnen de samenleving. Om niet vervreemd te raken van dat deel van de bevolking reorganiseerde de regering geleidelijk haar banden met de belangrijkste ‘officiële’ religieuze instellingen. Die kregen de exclusieve zeggenschap over het uitvaardigen van fatwa’s, vooral over zaken die van invloed zijn op staatszaken en het ‘algemeen belang’. Daardoor verzekerde de regering zich van een grote invloed op de samenleving.
De terugkeer tot de oude orde vindt ook zijn vertaling op wettelijk gebied. De nieuwe normen hebben de neiging om een ‘politieke correctheid’ voor te staan met ultraconservatieve accenten die de islamitische waarden bevestigen. Vooral vrouwen worden extra gediscrimineerd in de wet en in de praktijk. Belediging van de religie en ‘losbandigheid’ zijn misdaden net zoals een ‘afwijkende’ seksuele geaardheid. In het parlement pleiten volksvertegenwoordigers voor het criminaliseren van het beledigen van de president of de staatsinstellingen en strenge controles op de sociale media. Sommige recalcitrante parlementsleden werden door de parlementaire tuchtcommissie eenvoudigweg uitgesloten. Dat terugkeren naar een grotendeels denkbeeldige traditie gebeurt ook ten koste van de minderheden (Kopten, sjiieten, leken) wat de spanningen tussen de verschillende groepen aanwakkert. Sinds de aanslagen begin april 2017 op twee kerken in Tanta en Alexandrië is de angst duidelijk voelbaar bij de Kopten.
Het ‘herstel van de samenleving’ is ook ideologisch. In een poging om een vorm van orde te herstellen die meer geïnspireerd is door de Nasser-periode dan het Mubarak-tijdperk, heeft al-Sisi’s regime ervoor gekozen om de structurele factoren te negeren die leidden tot de revolutie van 25 januari 2011.
De maatschappij die het regime voorstaat bestaat echter al lang niet meer. Ook in Egypte hebben stille mutaties over de jaren heen bijgedragen tot ingrijpende veranderingen in de sociale verhoudingen: een toenemende alfabetisering, de emigratie en het opduiken van nieuwe ideeën en levensstijlen (ook op het platteland). Dat alles heeft bijgedragen tot een bewustwording en sociale en economische ambities die niet aan bod konden komen. Die opeenstapeling van frustraties over een oneerlijk systeem dat geen rekening hield met een bevolking die trachtte te overleven leidde uiteindelijk tot de revolutie van 25 januari 2011.
Helaas, na een kort moment van nationale eenheid ontstonden er al snel meningsverschillen over hoe de nieuwe samenleving er zou moeten uitzien. Ondertussen keek het leger achter de schermen met grote belangstelling toe en wachtte het het juiste moment af om terug te keren op het voorplan. Het al-Sisi-regime was de laatste fase van een militaire confiscatie van de macht.
Al-Sisi gaat er nu vier jaar bijdoen. Er kan verwacht worden dat zijn aanhangers in het parlement een wijziging in de grondwet zullen voorstellen om de regel van twee presidentiële termijnen te schrappen en zijn bevoegdheden nog verder te versterken. Die maneuvers zouden de groeiende oppositie binnen het regime van al-Sisi kunnen aanwakkeren. Dat die er is werd duidelijk door de recente afzetting van verschillende hoge inlichtingen- en militaire functionarissen. Als al-Sisi het volk het recht op persoonlijke vrijheid en een leefbaar leven blijft ontzeggen zal hij op termijn onder grote druk komen te staan. De Egyptenaren koesteren immers nog steeds de wensen die ze tijdens de revolutie hadden en ze zijn zeker nog niet vergeten hoe dicht ze er toen bij waren.