De Portugese president Anibal Cavaco Silva gaf aftredend premier Pedro Passos Coelho (zie foto), de leider van rechts, de opdracht te onderzoeken hoe er na de parlementsverkiezingen van zondag 5 oktober een stabiele regering kan worden gevormd. Rechts had zich al direct tot overwinnaar uitgeroepen, maar moest nadien vaststellen dat het over geen meerderheid in het parlement meer beschikt. De “winnaar” kwam wel als grootste partij uit de stembusslag maar verloor wel 12 % van de stemmen en ook 12 zetels.
Het verlies had groter kunnen zijn als de twee regeringspartijen – het rechtse christen-democratische Centro Democratico e social (CDS) en de centrum-rechtse Partido Social Democrata (PSD) -voor de verkiezingen geen cartel hadden gesloten onder de naam Portugal a Frente (PaF), Portugal Vooruit). In Portugal wordt, evenals in België, de “methode D’Hondt” (zo genoemd naar de 19de eeuwse Belgische jurist Victor D’Hondt) gebruikt, die grotere partijen bevoordeligt qua zetelaantal. Omgekeerd, als de oppositie, bestaande uit drie lijsten, eveneens een cartel had gevormd, zou ze makkelijk de rechtse regering naar de oppositie hebben kunnen verwezen. Nu krijgt Passos Coelho nog een kans terug te keren.
Portugal Vooruit behaalde 38,6% van de stemmen tegenover 50,4 % in 2011. De Portugese Socialistische Partij (PSP), de voornaamste uitdager, strandde op 32,4 %. De twee echt linkse partijen, het Links Blok verdubbelde, met 10,2 %, haar stemmenaantal vergeleken met 2011. De Communistische en Groene Partij behaalde 8,3 % een stuk meer dan ooit tevoren. Alles samen kreeg de oppositie 50,9 % van de stemmen en een meerderheid van 121 zetels (op 230) in het parlement.
Als men het nuchter bekijkt sprak de Portugese bevolking zich uit tegen de harde besparingspolitiek van premier Passos Coelho en voor een koerswijziging door de regering. Maar dankzij het cartel van de regering en de verdeeldheid van de oppositie krijgt Passos Coelho alsnog een nieuwe kans aan de macht te blijven. Maar hoe?
Neoliberale consensus
Een logische keuze zou een akkoord met de socialisten zijn. Die behoren in Portugal, zoals vrijwel overal in Europa, tot de neoliberale consensus. Het zijn overigens de socialisten die het harde soverheidsbeleid met uitverkoop van staatsbedrijven, vermindering van lonen en pensioenen, schrappen van sociale voorzieningen, afbouw van de bescherming van de werknemers en besparingen op onderwijs, gezondheid enz., onder leiding van premier José Socrates, zijn begonnen in hun regeerperiode van 2004-2011, in ruil voor een steunpakket van 78 miljard € van de Europese Unie en van het Internationaal Muntfonds.
Premier Passos Coelho heeft dit beleid zeer strikt en onverbiddelijk voortgezet ondanks de vele protesten. Met welk resultaat? Dat de openbare schuld van Portugal nog met bijna 20 % is toegenomen in de voorbije regeringsperiode, van 111,4 van het bruto binnenlands product in 2011 tot 130,3 % dit jaar. Officieel is de werkloosheidsgraad gedaald, vooral dankzij truken die ook in België worden gebruikt, zoals werklozen die geen uitkering meer krijgen niet meer als werklozen mee te tellen. En Portugal heeft de voorbij jaren een half miljoen hoog opgeleide jongeren naar het buitenland zien vertrekken. Maar ondanks dat alles zijn er in Portugal, zoals nu ook in België, toch een pak jobs minder ten gevolge van het neoliberale beleid, ook al wordt beweerd dat er een economische heropleving is.
Dat de Portugese socialisten het in de verkiezingen van zondag minder goed deden dan het regeringscartel heeft te maken met hun beleidskeuzes vóór 2011. Keuzes die de socialistische leider Antonio Costa nog altijd niet desavoueert. Integendeel, hij werkte een economisch model uit met verlagingen van de loonkosten en van de patronale bijdragen. Hij beloofde enkel geleidelijk aan een einde te willen maken aan het soberheidsbeleid en in afwachting enkel de wijdverspreide bestaansonzekerheid onder de Portugezen te willen aanpakken. De lastenverlagingen zouden gecompenseerd worden door hogere successierechten en door een systeem dat de ondernemingen zou straffen, die teveel arbeiders met contracten van korte duur in dienst zouden hebben. Maar dat sloeg allemaal niet echt aan.
Het hielp zeker ook niet dat Antonio Costa zeer goede relaties had met de vorige socialistische premier, José Socrates, wiens minister van justitie en binnenlandse zaken hij was. Die Socrates zat tien maanden in voorarrest op verdenking van corruptie nadat Parijs, waar hij op grote leefde na het einde van zijn premierschap, hem uitleverde. Hij is nu in voorlopige vrijheid in afwachting van zijn proces.
Linkse coalitie
Of de PS in zee zal gaan met de uittredende regering valt nog af te wachten. Ideologische zit het wel goed, maar er zijn ook de persoonlijke rivaliteiten. De socialisten zouden in theorie ook een coalitie kunnen aangaan met de twee linkse partijen, maar dat lijkt een utopie. Daarvoor zijn de geschilpunten, zoals over de EU en de euro, te groot. Wat dan uiteraard ook steun of gedoogsteun van die twee partijen voor een nieuwe regering van Pedro Passos Coelho uitsluit.
Passos Coelho kan zich ook niet laten inspireren door de Turkse president Recep Tayyip Erdogan die het niet nam dat zijn islamistische Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) in juni haar meerderheid verloor en daarom alle pogingen tot een coalitie saboteerde en nieuwe verkiezingen uitschreef op 1 november a.s. De Portugese grondwet verbiedt immers de ontbinding van het parlement zes maanden voor en na de presidentsverkiezingen. En deze hebben in januari plaats.