18 mei was een superzondag voor de Europese democratie met verkiezingen in drie landen: Polen, Roemenië en Portugal.
In Lissabon valt er weinig goed nieuws te rapen voor de linkerzijde.
De overwinning ging naar centrum-rechts, de ‘Democratische Alliantie’, waarin de rechtse PSD en de christen-democratische CDS de belangrijkste partners zijn. Ze haalde 32,72 % van de stemmen en 89 zetels, meer dan de 80 zetels van 2024, ondanks de fraude en de belangenvermenging waar Montenegro van beschuldigd werd en waar zijn regering in maart over gevallen was.
De socialistische partij gaat achteruit, met 23,38 % van de stemmen en 58 zetels, 20 minder dan vorig jaar.
Ex aequo staat het extreem-rechtse Chega, met 23 % en eveneens 58 zetels. Het zijn vooral jonge mensen tussen 18 en 24 die voor rechts kiezen, ze hebben 50 jaar na de val van dictator Salazar geen boodschap meer aan die herinnering.
Radikaal links tenslotte gaat één keer vooruit en één keer achteruit. Het linkse blok van Mariana Mortagua zakt van 4,36 % en 5 zetels naar 2 % en één enkele zetel.
Het links-groene Livre van Rui Tavares gaat van 3,16 % en 4 zetels naar 4,2 % en 6 zetels. Het blijft natuurlijk twee keer peanuts.
Montenegro heeft geen meerderheid in het Parlement. Hij moet zich tevreden stellen met een minderheidsregering, zoals vorig jaar, of moet op zoek naar partners, wat in een Parlement van 230 leden niet voor de hand ligt.
De peilsnelle opgang van de uiterst rechtse partij is zeer zorgwekkend, vooral omdat ook die partij geplaagd werd door allerlei schandalen en de roerganger André Ventura twee keer in het ziekenhuis moest opgenomen worden tijdens de campagne.
Jonge mensen zien het echter niet meer zitten, velen van hen willen emigreren. Er is een huisvestingscrisis en zoals elders in Europa worden alle problemen toegeschreven aan migranten.
Even zorgwekkend is de vaststelling dat een goed sociaal programma niet langer volstaat om stemmen te trekken, net zomin als fraude stemmen zou afschrikken.