Op 7 januari 2004 werd de Baskische politieke vluchteling Alexander Akarregi Casas, door Spanje verdacht van ‘samenwerking met ETA’, door de Nederlandse autoriteiten aan Spanje uitgeleverd. Het recht op het instellen van hoger beroep tegen de politieke beslissing van minister Donner van justitie werd hem op laffe en illegale manier onthouden.
Een reconstructie van de ‘zaak Alexander’ laat voor politieke activisten een voorland van volkomen rechteloosheid zien. Nederland gaat steeds meer lijken op andere EU-lidstaten, als Italië en Spanje. Lees en huiver.
Op Schiphol werd op 8 juli de Baskische activist Alexander Akarregi Casas aangehouden. Hij reisde op een vals paspoort richting Venezuela. De Spaanse justitie had een internationaal opsporingsbevel tegen hem uitgevaardigd; Alexander wordt ervan beschuldigd de auto te hebben gehuurd waarin op 23 september 2002 in Bilbao de twee Baskische jongeren Odai Gallagara en Egoiz Gurruchaga om het leven kwamen toen de bom (vermoedelijk bedoeld voor een aanslag van de afscheidingsbeweging ETA) in hun auto te vroeg explodeerde. Alexander werd door de rechter- commissaris in Amsterdam voor 20 dagen in uitleveringsdetentie in de Koepelgevangenis te Haarlem geplaatst, maar werd al snel overgebracht naar de Geniepoort in Alphen aan de Rijn. Binnen 20 dagen diende de Spaanse justitie het officiële uitleveringsverzoek in bij het Nederlandse ministerie van justitie.
Alexander’s zaak is in meerdere opzichten interessant en belangrijk voor politieke activisten in Europa. Hij is waarschijnlijk de laatste geweest die onder de oude uitleveringswetten is uitgeleverd. Officieel zou vanaf 1 januari 2004 immers het Europees Uitleveringsbevel van kracht worden, waar de hele toetsing drastisch zal worden beperkt en mensen in principe direct (binnen 30 dagen) uitgeleverd kunnen worden. De dubbele strafbaarstelling (een delict moet strafbaar zijn in zowel het uitleverende land als het opvragende land) wordt afgeschaft, en onderdanen van bijvoorbeeld Nederland kunnen ter berechting worden uitgeleverd aan bijvoorbeeld Spanje, voor iets wat in Nederland niet strafbaar is, om vervolgens hun straf dan weer in Nederland uit te zetten. Dit dreigt al te gaan gebeuren in de zaak-Maarten, een Nederlandse activist die aan Zweden uitgeleverd gaat worden om daar berecht te worden. Grootste bezwaren in die zaak zijn de lange termijn van voorarrest en de hogere straffen die in Zweden worden uitgesproken. In Spanje overigens kennen ze een voorarrest-termijn die makkelijk kan oplopen tot 4 jaar en zijn de omstandigheden in de bajes allerberoerdst. Om van de straffen die het Audiencia Nacional, de militaire rechtbank die tijdens de Spaanse overgang naar democratie de Franco-rechtbank voor Openbare Orde verving, nog maar te zwijgen.
De datum van 1 januari is in Nederland (en Duitsland) niet gehaald omdat de wetgeving van het aanhoudingsbevel nog niet in het nationale recht is ingevoegd, maar men verwacht dat dit op 1 maart in heel Europa wel geregeld is. Nu al geldt het Europees Aanhoudingsbevel in België, Denemarken, Ierland, Finland, Spanje, Zweden, Portugal en Groot-Brittannië.
Hoe belangrijk zo’n uitgebreide toetsing is bleek onder andere in de zaak van Juanra. Een Amsterdamse rechter liet hem vrij, na het broddelwerk van de Spaanse autoriteiten met de bewijslast. De suggestie dat er achter de schermen enorme Spaanse diplomatieke druk werd uitgeoefend is snel gewekt als blijkt dat deze, kennelijk te liberale, rechter wordt vervangen (één dag voor het proces ziek geworden) in de voortgang van het proces en Juanra weer achter slot en grendel verdwijnt. In Frankrijk werd door een lokale rechtbank de uitlevering van twee Basken aan Spanje geweigerd omdat de rechtbank hun vrees gemarteld te zullen worden erkende. Zij zijn niet de enige officiële instantie die er zo over denkt; de commissie ter voorkoming van marteling (CPT) van de Europese Raad heeft ook recentelijk, net als de Amnesty International afdeling Spanje overigens, weer een lijst met aanbevelingen aan de Spaanse staat overlegd, met maatregelen om marteling te voorkomen. Zo wil het CPT graag dat de zogeheten ‘incommunicado’- (totale isolatie van 5 dagen direct na arrestatie, dan worden de meeste mensen gemarteld) detentie wordt opgeheven; binnen justitie-kringen in Spanje wordt echter gedacht om de duur van de ‘incommunicado’ te verlengen naar een dag of 15. Dit is maar een voorbeeld van hoe de Spaanse autoriteiten mensenrechten aan haar laars lapt. Een ander belangrijk voorbeeld is het opvoeren van verklaringen die anderen beschuldigen, maar die onder marteling verkregen zijn, zoals in de zaak van Juanra en van de Bask Paulo Elkoro, die op 5 november 2003 door Duitsland aan Spanje werd uitgeleverd. Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn zulke verklaringen ontoelaatbaar in rechtszaken. Desalniettemin baseert de Spaanse justitie zo ongeveer al haar bewijslast op zulke verklaringen. In de zaak van Juanra is dit ook het geval. Van de bijna 700 Baskische politieke gevangenen in Spanje en Frankrijk zit bijna 90% vast op zulke verklaringen.
Alexander loopt in Spanje grote kans om gemarteld te worden, wat volgens de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties zeer frequent voorkomt bij gevangenen die verdacht worden van sympathieën voor ETA en het Baskische onafhankelijkheidsidee. Vorig jaar werden tientallen zaken van Baskische arrestanten, voornamelijk jongeren, betreffende marteling (onder andere slaan, schoppen, uitputtende fysieke oefeningen, schijnexecuties, elektroshocks en de meest beruchte methode een zak (La Bolsa) om het hoofd tot het slachtoffer bijna stikt en flauwvalt) in onderzoekende behandeling genomen. Ook organisaties als Amnesty International (AI), de commissie ter voorkoming van marteling van de Europese Raad (CPT) en Human Rights Watch (HRW) rapporteren jaarlijks over marteling van Baskische arrestanten, de straffeloosheid van hun beulen en de justitiële willekeur met haar isolatiedetentie van 5 dagen en het voorarrest van 4 jaar. Ook de aanvallen van de Spaanse politie en bewakingspersoneel op Baskische politieke gevangenen worden steevast aangeklaagd. De Spaanse staat houdt met deze methodes een gewapend conflict in Baskenland in stand; met een zelfs voor bijvoorbeeld Turkse begrippen ongekende definitie van ‘terrorisme’ worden alle Baskische organisaties en personen die actief zijn voor een onafhankelijk Baskenland aan de gewapende organisatie ETA gelinkt en zonder bewijs, proces of rechterlijke toetsing opgerold, gesloten, gemarteld en verspreid over gevangenissen in heel Spanje, gemiddeld zo’n 600 kilometer verwijderd van familie en vrienden. De Spaanse staat weigert steevast een referendum over Baskische onafhankelijkheid te houden en reageert met militaire middelen op het politieke conflict in plaats van te werken aan dialoog, verbetering van de mensenrechtensituatie en het recht op de uitoefening van het recht op zelfbeschikking van Baskenland te erkennen. Het zou dan ook ‘logisch’ zijn als alle EU-lidstaten uitleveringen aan de Spaanse staat op zouden schorten voordat er een grondig onderzoek heeft plaatsgevonden naar bewijsvoering in uitleveringszaken, naar de omstandigheden in de Spaanse bajessen (waar volgens de VN-commissie voor de mensenrechten jaarlijks tientallen ‘aanvallen’ op politieke gevangenen worden uitgevoerd) en naar de situatie in Baskenland, waar jaarlijks tientallen, voornamelijk jongeren, slachtoffer zijn van marteling, maar waar de beulen vrijuit gaan. Maar met het Europees aanhoudingsbevel gaat ze juist met volle kracht vooruit.
Op 23 september vindt voor de rechtbank in Haarlem de eerste zitting in de zaak-Alexander plaats. Op 10 juli (dus 2 dagen na zijn aanhouding) vaardigde de Spaanse justitie een arrestatiebevel tegen hem en 2 andere Baskische jongeren uit: Alexander wordt ervan beschuldigd de auto te hebben gehuurd waarin op 23 september 2002 in Bilbao de twee Baskische jongeren Odai Gallagara en Egoiz Gurruchaga om het leven kwamen toen de bom (vermoedelijk bedoeld voor een aanslag van ETA) in hun auto te vroeg explodeerde. Alexander ontkent deze beschuldigingen. Waarop de Haarlemse rechter zegt dat het dus geen politieke zaak is en Alexander dus ook niet in de risicogroep van ‘Basken die in verband met ETA worden gebracht’, die nogal eens gemarteld worden, valt. Volgens de rechter zou Alexander de auto hebben gehuurd en ter beschikking hebben gesteld aan de 2 jongeren "wetende met wat voor doel deze gebruikt zou gaan worden" en zo hebben "samengewerkt met een gewapende bende". Alexander zei tegen de rechter hier allemaal niks mee te maken te hebben: "Ik heb de auto niet gehuurd, kende die mensen niet, begrijp niet waarvan ik word beschuldigd en ben onschuldig". De rechter constateerde verder dat aan de eisen van dubbele strafbaarheid, nodig in een uitleveringszaak, is voldaan; de ‘feiten’ waarvan Spanje Akarregi beschuldigd zijn ook strafbaar in Nederland, hoewel dit niet het geval is (zie verderop). Nu deed de Officier van Justitie daar nog een schepje bovenop in haar pleidooi voor de rechtbank; Akarregi werd beschuldigd van "medeplichtigheid aan een ontploffing met de dood tot gevolg" (artikel 157 WvS) en "deelneming aan een criminele organisatie" (artikel 140 WvS). Verder stelde de Officier van Justitie vast dat het delict niet verjaard was, dat tussen Spanje en Nederland een uitleveringsverdrag bestaat, dat de strafbaarheid van de ‘feiten’ minimaal een jaar gevangenisstraf bedraagt (vereist in een uitleveringszaak) en dat Spanje het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) heeft ondertekend en ook de uitgangspunten van de Commissie ter voorkoming van Marteling (CPT) van de Verenigde Naties onderschrijft.
De advocaat van Alexander, dhr. Koppe, stelt in zijn pleidooi dat "kennelijk de combinatie van Bask-zijn en explosieven genoeg is om bij een gewapende bende gerekend te worden". Verder zet hij zijn vraagtekens bij het gegeven of er volgens de Nederlandse wet wel van een dubbele strafbaarheid sprake is; de Spaanse autoriteiten beschuldigen Alexander immers van "medewerking aan een criminele organisatie" terwijl de Officier van Justitie "deelname aan een criminele organisatie" hanteert, terwijl daar in Spanje een ander wetsartikel met een veel hogere strafmaat voor bestaat. Het is dus vreemd dat de Spaanse autoriteiten dit artikel niet inzetten tegen Alexander, en wel bijvoorbeeld tegen de 2 andere verdachten, wiens appartementsleutels werden gevonden in het autowrak en waar explosieven zouden zijn gevonden. Het lijkt er sterk op dat er nauwelijks een zaak is tegen Alexander en bovendien is het huren van een auto niet strafbaar in Nederland, overigens nergens in de wereld. Dus de Haarlemse rechtbank zou de beschuldigingen van Spanje moeten onderzoeken en vragen om bewijzen hoe zij wisten dat Alexander wist waarvoor de auto gebruikt zou gaan worden. Koppe overlegde vervolgens rapporten van de Verenigde Naties, de Europese Raad, Human Right Watch en Amnesty International aan de rechtbank en weerlegde tot slot de opmerking van de Officier van Justitie die had gezegd dat het geen politiek delict betrof; Alexander valt juist in de risicogroep door de beschuldigingen van de Spaanse autoriteiten aan zijn adres en heeft dus ernstig te vrezen voor foltering en een oneerlijk proces.
Op 7 oktober keurt de Haarlemse rechtbank het uitleveringsverzoek van Spanje voor Alexander Akarregi goed, zonder enig bewijs te hebben gezien, maar dat hoeft dan ook niet in een uitleveringszaak. De rechter vergiste zich nog even in het land waar Alexander aan uitgeleverd moest worden (Portugal? O nee, Spanje), en gaf de Minister van justitie het advies mee om ‘bijzondere aandacht’ te geven aan het feit dat Alexander vreest voor marteling in Spanje. Waar die ‘bijzondere aandacht’ uit moest bestaan, werd niet duidelijk. Alexander heeft 2 weken de tijd om in hoger beroep bij de Hoge Raad te gaan, in november keuren die de rechtsgang goed. Minister Donner besliste bij brief van 29 december 2003, gericht aan Alexander in de bajes, dat hij geen bezwaren zag om Alexander uit te leveren. Deze brief kwam echter pas op 6 januari 2004 bij de advocaat van Alexander, Victor Koppe, aan. Direct tekende deze beroep bij de landsadvocaat aan voor een kort geding tegen de beslissing van de minister. Hiervoor zijn voldoende gronden aanwezig en bovendien is het een grondrecht van Alexander. De landsadvocaat vond echter, op aansturen van minister Donner, dat de termijn van 7 dagen voor een beroep verstreken was en dat er toch onvoldoende argumenten van Alexander en Koppe zijn voor een kort geding.
Dat Donner en de landsadvocaat het verweer in het kort geding van Koppe en Alexander al kunnen voorspellen is te bizar voor woorden. Alexander heeft recht op een beroep tegen de beslissing van de minister. Nu worden zijn rechten geschonden en kiezen de Nederlandse autoriteiten overduidelijk weer een repressieve weg inzake het conflict in Baskenland. Om op zo’n manier met de rechten van een politiek vluchteling om te gaan, tijdens feestdagen en het parlementaire reces zo’n belangrijke beslissing te nemen, getuigt van grote onzorgvuldigheid en op een slaafse houding ten opzichte van de Spaanse autoriteiten. Deze Spaanse autoriteiten lijken Alexander maar al te graag in handen te willen krijgen, nu zij op volle ramkoers alle dialoogvoorstellen en de groeiende hang naar zelfbeschikkingsrecht in Baskenland, de kop wil indrukken. Door Alexander ‘stevig te ondervragen’ zullen zij hun fabricages tegen Baskische activisten kunnen doorzetten en een nieuwe golf van arrestaties kunnen plegen. Wij houden de Nederlandse autoriteiten verantwoordelijk voor wat Alexander Akarregi tijdens zijn detentie in Spanje kan overkomen. Als de Nederlandse autoriteiten zich niet aan de regels van de rechtspraak houden en geen respect hebben voor de individuele burgerrechten van Alexander, waarom zouden de Spaanse autoriteiten dat dan doen?
Wij hebben geprobeerd voor Alexander een solidariteitscampagne op te zetten; in augustus en oktober werd er gedemonstreerd bij de bajes in Alphen a/d Rijn, we hebben een website bijgehouden over zijn zaak, zijn een kaartenactie richting pers en politiek gestart en vele persberichten over zijn zaak uitgegeven. Dit alles kon op bitter weinig reactie van zowel de Nederlandse actiescène, als de parlementaire politiek en ook de pers rekenen. Terwijl de fabricage waarvan Alexander slachtoffer werd, een ieder in Nederland (en Europa) die zich verzet tegen repressie, als anders-globalist, anarchist etc kan overkomen. Baskenland is al eerder de proeftuin van de repressie in Europa genoemd. Aan ons om samen eens flink te gaan wieden.
(Uitpers, nr. 50, 5de jg., februari 2004)
Jeroen Bosch is lid van het Baskenland Informatie Centrum (BIC)
Postbus 2884 3500 GW Utrecht
Het BIC verspreid een gratis Nieuwsbrief over Baskenland
http://www.baskinfo.org (3-wekelijkse update twee-talig nieuwsoverzicht)
info@baskinfo.org