INTERNATIONALE POLITIEK

Politici zwijgen ‘neen’ tegen Europese grondwet dood

Operatie doodzwijgen. Zo mag men de reactie van de Europese politici op het Franse en Nederlandse ‘neen’ tegen de Europese grondwet noemen. Over het waarom van die neen-stemmen valt op het politieke front niets te vernemen. Tenzij enkele klassieke dooddoeners, zoals: een referendum is geen geschikt middel om de bevolking te raadplegen; de mensen begrijpen er niets van; het ‘neen’ was uiterst dubbelzinnig, want zowel uiterst links als uiterst rechts stemden neen; de neen-stemmers lieten zich vooral door nationale motieven leiden.

Eén politicus gehoord die iets dieper is ingegaan op de redenen waarom een meerderheid van de Fransen en de Nederlanders het verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa verwierp? Niet een. De officiële reacties beperkten zich tot algemeenheden waarin de uitslag van de referenda in Frankrijk en Nederland werd betreurd; op de ernstige crisis werd gewezen waarin de Europese Unie nu zou zijn terechtgekomen en op alarmerende toon de vraag werd gesteld hoe het nu verder moet.

Dat laatste is voor de regeringen van de 25 lidstaten van de Europese Unie het belangrijkste. De vraag waarom de burgers van twee stichtende lidstaten van het verenigde Europa, die meer dan vijftig jaar ervaring hebben met dit eengemaakte Europa, die al die tijd de officiële propaganda over de weldaden van de Europese eenwording moesten ondergaan en er door het hele politieke en economische establishment, en zelfs door de vakbonden toe aangezet werden ja te zeggen tegen de grondwet, toch neen zegden, werd niet gesteld.

De Europese Raad (bijeenkomst van de regeringsleiders van de 25 EU-lidstaten) van juni, die twee weken na de referenda plaatsvond, bood daartoe nochtans een ideale kans. Maar voor enige analyse van het Franse en Nederlandse ‘neen’ was op die Raad geen tijd. De regeringsleiders liepen letterlijk weg van dit ‘neen’ en namen hun toevlucht tot een geniale vondst: we lassen een ‘bezinningsperiode’ van een jaar in. Het kleinste kind weet dat die bezinning geenszins op de motieven van de neen-stemmers zal slaan, maar wel op allerlei technieken en trucjes om de grondwet toch door de strot van de EU-burgers te duwen. Zowel de Luxemburgse eerste minister, Jean-Claude Juncker, die de Raad voorzat, als de Franse president Jacques Chirac lieten er geen twijfel over bestaan: er komen geen nieuwe onderhandelingen over de grondwet, er komt geen nieuwe tekst, er komt alleen tijd voor ‘debat’, lees propaganda.

Zand erover en over een jaartje zien we wel. De referenda die in een aantal andere lidstaten moesten plaatsvinden werden opgeschort in de hoop dat de burgers van die landen het Franse en Nederlandse ‘neen’ de komende maanden vergeten en zich over een jaar alleen door de kreten over de zogenaamde Europese crisis laten leiden om toch ja te zeggen. Zelfs toen een meerderheid van de Luxemburgers zich op 10 juli voor de grondwet uitsprak, was de voormalige Belgische eerste minister, Jean-Luc Dehaene, er als de kippen bij om tegen ieder ‘activisme’ te waarschuwen. Het Luxemburgse ‘ja’ mocht geen aanleiding geven tot al te veel triomfalisme, want dat zou het verzet tegen de grondwet misschien kunnen aanwakkeren.

Het goede antwoord

Een aantal politici speelt met het idee de Fransen en Nederlanders over een jaar dezelfde Europese grondwet opnieuw voor te schotelen. Zoals men doet met kinderen die ’s middags hun bord niet leegeten en dit ’s avonds opnieuw voorgeschoteld krijgen. De Luxemburgse eerste minister Jean-Claude Juncker is een uitgesproken voorstander van die opvoedkundige methode. Tijdens een persconferentie zei hij letterlijk: ‘In de lidstaten die neen stemden kan een goed antwoord op de Europese grondwet er niet komen voor midden 2007’. Het komt er dus op aan te wachten tot de burgers het ‘goede’ antwoord geven. En dat is uiteraard een ja voor de grondwet. Hoe kan een man die toch graag als zeer schrander wordt aangezien zoiets zeggen? Bij een referendum is er immers geen goed of slecht antwoord. De uitslag is de uitslag.

Politici en journalisten die het na het Franse en Nederlandse ‘neen’ over een ‘negatieve’ uitslag hadden, hebben het dus bij het verkeerde eind. Bij een referendum kunnen de burgers ja of neen zeggen. Dit ‘ja’ of ‘neen’ kan positief noch negatief worden genoemd. De uitslag van een referendum kan wel tegen de visie of belangen van bepaalde groepen ingaan, maar daarom is hij nog niet negatief. De uitslag van een referendum moet worden gerespecteerd en vooral geanalyseerd om er de nodige lessen uit te trekken. Maar dat gebeurt helaas ook nu weer niet.

Als Fransen en Nederlanders zich opnieuw over de Europese grondwet moeten uitspreken, zou zo’n tweede referendum geen primeur zijn in de Europese geschiedenis. Toen de Denen neen zegden tegen het Verdrag van Maastricht, moesten ze zich hierover een jaar later opnieuw uitspreken. Maar ze werden wel op hun wenken bediend, want alle hoofdstukken die de Denen niet aanstonden zouden niet voor Denemarken gelden. Tegen dit op hun maat gesneden verdrag zegden de Denen ja. De Ieren verging het enkele jaren geleden helemaal anders. Nadat ze zich in een referendum tegen het Verdrag van Nice hadden uitgesproken, kregen ze een jaar nadien hetzelfde ongewijzigde verdrag opnieuw op hun bord. Dankzij een verwoede campagne voor het ‘ja’, kwam het ‘goede’ antwoord uit de stembus. Dat is Europese democratie: stemmen tot je ja zegt.

Europese cenakels

Het verenigde Europa en democratie zijn nooit goede maatjes geweest. Dat was al zo van bij de start van het Europese eenwordingsproces. De Fransman Jean Monnet, een van de grondleggers van de Europese eenmaking, stoelde die eenmaking op een methode die alles behalve democratisch kan worden genoemd. De methode-Monnet is die van de ‘kleine stapjes’. Daarmee bedoelde hij dat de eenmaking van Europa niet op grond van een definitief plan moet worden verwezenlijkt, maar dat van dag tot dag op pragmatische wijze moet worden uitgemaakt welke richting het eengemaakte Europa uit moet. Een van de nadelen van die methode is dat men na meer dan vijftig jaar eenmakingsproces nog altijd niet weet waar het met dat eengemaakte Europa naartoe moet: wordt het een federatie of niet; welke zijn de geografische grenzen van het verenigde Europa enz.

Veel schadelijker is het ondemocratische karakter van die methode-Monnet. Krachtens de structuur van het eengemaakte Europa (achtereenvolgens de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal; de Europese Economische Gemeenschap; de Europese Gemeenschap en nu de Europese Unie), worden die ‘kleine stapjes’ immers door een kleine elite gezet. Of het nu om de Europese Commissie gaat, die de voorstellen voor de Europese wetgeving formuleert, of om de Europese ministerraad, die die voorstellen moet goed- of afkeuren, telkens wordt door kleine groepen politici, diplomaten en ambtenaren achter gesloten deuren en ver van iedere democratische controle de Europese koers uitgezet. Decennialang wordt Europa aldus in geheime cenakels uitgebouwd.

De nationale parlementen haakten al van bij het begin van de Europese eenmaking af. Die is voor de nationale parlementsleden werk voor Europese ‘specialisten’, wat betekent dat iedere nationale parlementaire beïnvloeding van en controle op het Europese doen en laten ontbreekt. Ministers van Buitenlandse Zaken moeten haast nooit voor hun nationaal parlement verantwoording afleggen over hun Europees beleid. Dat wordt in de grootste onverschilligheid altijd goedgekeurd, want in de parlementen van de EU-lidstaten wordt ervan uitgegaan dat alles wat Europa doet goed is. Het Europees Parlement, dat in de loop der jaren weliswaar meer bevoegdheden verwierf, is nog altijd geen volwaardig tegenspeler voor de Europese ministerraad. Daar komt nog eens bij dat Europese en nationale ambtenaren en parlementsleden steeds meer onder druk staan van ontelbare lobbygroepen die doorgaans de openbaarheid schuwen en het algemeen belang geenszins in hun vaandel dragen.

Waarom een referendum?

Voor het kleine Europese wereldje dat Europa al jaren in de grootst mogelijke beslotenheid en met de nodige zelfgenoegzaamheid uitbouwt, is democratische inspraak een luis in de pels. Zeker een referendum, waarbij onbevoegde burgers zich moeten uitspreken over het werk van bekwame specialisten. Nu valt er over het organiseren van referenda vanuit democratisch oogpunt wel een en ander te zeggen. Om te beginnen kan worden gesteld dat in een parlementaire democratie de burgers vertegenwoordigd worden door hun verkozen mandatarissen. Die kunnen zich in naam van het volk uitspreken en beslissingen nemen. Zo gebeurt het meestal ook. Daarnaast kan eveneens worden gesteld dat een referendum geen eenvoudig instrument is om de bevolking te raadplegen. De burgers ja of neen laten antwoorden op een soms ingewikkelde vraag is een gewaagde onderneming.

Is het dan wel een goed idee referenda over de Europese grondwet te organiseren? Dergelijke referenda moeten er normaal gesproken in 10 van de 25 EU-lidstaten komen. In de overige lidstaten beslissen de nationale parlementen. In de 10 landen met een referendum wordt een zeer eenvoudige vraag gesteld: keurt u het verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa goed? Die eenvoudige vraag slaat evenwel op een zeer ingewikkelde materie: de Europese grondwet, een kanjer van 482 bladzijden, geschreven in een alles behalve toegankelijke taal en handelend over moeilijke onderwerpen. Rijst meteen de vraag: kan de doorsnee-burger zich met kennis van zaken over zo’n grondwet uitspreken? Wie is in staat zo’n tekst te lezen, te ontleden en er de ware draagwijdte van te begrijpen? Antwoord: zeer weinig mensen.

Maar daar staat meer dan één argument voor het referendum tegenover. Een referendum biedt op zijn minst de kans een maatschappelijk debat over de Europese Unie op gang te brengen. Zeker in Frankrijk en Nederland vond dit debat plaats en niet alleen in intellectuele kringen. De burgers werd de tekst van de grondwet bezorgd en voor- en tegenstanders zorgden voor de nodige commentaren. In België, waar geen referendum plaatsvond, was er geen informatie en geen debat. Hopelijk noemt men de propagandateksten die de perrons van enkele Belgische stations ontsierden geen informatie. Op die reclameborden kon men immers lezen dat de Europese grondwet voor meer werkgelegenheid en meer democratie zou zorgen. Europese humor.

Belgen zonder stem

Bovendien biedt een referendum de burgers de kans zich over de Europese eenmaking uit te spreken. In een land als België had dit voor de eerste keer in 55 jaar geweest. Want sinds het ontstaan van het verenigde Europa in 1950 werd de burger hierover nooit zijn mening gevraagd. De Belgische regeringen en het Belgische parlement zegden ononderbroken ja tegen Europa en pleitten zelfs kritiekloos voor ‘Meer Europa’, zonder zich af te vragen welke richting het met Europa uitgaat. Zelfs als men ervan uitgaat dat het het parlement toekomt in naam van de burgers te beslissen of België zich bij het verenigde Europa aansluit en blijft aansluiten, zou het toch niet van een overdreven luxe getuigen de burger eens om de 55 jaar de kans te geven zich uit te spreken over alles wat gedurende decennia boven zijn hoofd werd beslist.

En wie met recht en reden beweert dat in een representatieve democratie het parlement zich over politieke aangelegenheden moet uitspreken, zal het toch niet ontgaan zijn dat het zogenaamde debat over de Europese grondwet in het Belgische parlement een schertsvertoning was. Van een debat was helemaal geen sprake. De vertegenwoordigers van de onderscheiden fracties kwamen een geprefabriceerde tekst aflezen en daarmee was de kous af. Het uitblijven van een volwaardig debat over de Europese grondwet in het parlement vloeit uiteraard voort uit de afwezigheid van ieder Europees debat binnen de politieke partijen. Mia De Vits, Europees parlementslid voor de SP.A, gaf in De Morgen toe dat het SP.A-partijbestuur nooit een debat over de Europese grondwet voerde.

Wie een referendum afwijst omdat weinig burgers de Europese grondwet hebben gelezen en begrijpen, kan als tegenargument zeker niet naar de Belgische parlementsleden verwijzen. Hoeveel volksvertegenwoordigers zouden die grondwet hebben gelezen? Twee of drie? De dames en heren parlementariërs gaven op televisie trouwens ruiterlijk toe de tekst niet te hebben gelezen. Dat gold ook voor de journalisten die ze ondervroegen. Die kwamen niet verder dan enkele onbenullige quizvraagjes, zodat de inhoud van de grondwet zorgvuldig werd vermeden.

Welk Europa?

Wie zich tegen een referendum over de Europese grondwet verzet; vergeet vooral dat de burger hierdoor de kans krijgt zich over het reilen en zeilen van de Europese Unie uit te spreken. Want de Europese grondwet is een politiek programma. In tegenstelling tot wat een grondwet zou moeten zijn, bevat hij niet alleen de algemene beginselen waarop de Europese Unie is gestoeld, maar stippelt hij ook tot in de details het beleid uit dat moet worden gevoerd.

De burger die zich over dit beleid uitspreekt, spreekt zich bijgevolg ook over de grondwet uit, ook al zou hij die niet hebben gelezen. Het beleid spruit immers voort uit de grondwet en aan de vruchten kent men de boom.

Vele burgers die voor een verenigd Europa zijn, ervaren sinds jaren dat het met Europa de verkeerde kant uitgaat. Ze nemen het niet dat de Europese Unie steeds meer de liberale toer opgaat; dat ze uitsluitend een markt is; dat ze de motor werd van liberaliseringen en privatiseringen; dat het begrip openbare dienstverlening wordt uitgehold en dat de wet van de concurrentie de enige wet van de EU werd. Die noemt zich in haar grondwet trouwens herhaaldelijk een ‘open markteconomie met vrije mededinging’.

De burger ervaart wat dit oplevert: druk op de lonen, onzekere arbeidsstelsels; afbraak van de arbeidswetgeving, ontmanteling van de sociale zekerheid, sluiting en verplaatsing van bedrijven, geschenken aan de kapitaalbezitters door lastenverlagingen enz. Vele burgers ervaren dat de EU geen waarborgen voor de toekomst biedt en zeggen neen. Ze voelen zich onveilig omdat ze geen greep hebben op de Europese Unie. Hun nationale regeringen en parlementen zijn buiten spel gezet en de Europese instanties ontsnappen aan een afdoende democratische controle. Dat uit de jongste enquête van de Europese Commissie blijkt dat nog maar 47 procent van de EU-burgers vertrouwen heeft in de EU is dan ook geen wonder.

 

Europa dicteert de nationale wet

 

De meest doorzichtige drogreden die tegen het referendum over de Europese grondwet werd ingeroepen is wel dat het Franse en Nederlandse neen vooral door nationale motieven was ingegeven. De neen-stemmers zouden tegen hun nationale regering hebben gestemd en niet zozeer tegen de Europese Unie. Bijna alle politici pakken met die drogreden uit. Ze vergeten daarbij dat het overgrote deel van de nationale wetgevingen gewoonweg de omzetting zijn van Europese wetten. De nationale regeringen doen wat Europa ze oplegt. Het monetair beleid van de Europese Unie is voor honderd procent in handen van de Europese Centrale Bank en die dicteert welk economisch beleid de lidstaten in overeenstemming met dit monetair beleid moeten voeren.

Nationale wetten over privatisering, liberalisering, concurrentie, subsidies enz. worden door Europa opgelegd. Wie dus tegen het beleid van zijn nationale regering stemt, stemt in feite tegen de Europese Unie. Wie zich tegen de stijgende werkloosheid, de sociale uitsluiting, de daling van de koopkracht en de verloedering van het leefmilieu in eigen land verzet, kan niet anders dan tegen de Europese Unie stemmen of moet zich op zijn minst afvragen waar die EU voor nodig is.

Het pseudo-argument dat de neen-stemmen tegen de Europese grondwet door nationale motieven worden ingegeven, wordt helemaal een lachertje als men vaststelt hoe de politici zelf van het referendum over de Europese grondwet een nationale en zelfs een persoonlijke zaak maken. De koploper op dit gebied is ongetwijfeld de Luxemburgse eerste minister Jean-Claude Juncker. Die vond er niet beter op zijn eerste ministerschap aan de uitslag van het referendum te koppelen. Hij liet zijn landgenoten weten dat hij zou aftreden als ze tegen de Europese grondwet durfden stemmen. Juncker ontnam de Luxemburgers daardoor de kans om zich ondubbelzinnig voor of tegen de grondwet uit te spreken. Ze moesten in eerste instantie beslissen of Juncker al dan niet eerste minister mocht blijven. Wie maakte dan van het referendum een nationale en zelfs persoonlijke zaak? Even lachwekkend was de reactie van de Franse president Jacques Chirac. Die zei zich niet vernederd te voelen door het Franse ‘neen’ tegen de grondwet. Werd de Fransen gevraagd Chirac al dan niet te vernederen of al dan niet de Europese grondwet te aanvaarden?

Wat evenzeer opvalt in de reacties van politici en journalisten is dat ze het uitsluitend over de neen-stemmers en hun dubbelzinnige motieven hebben, maar niet over de ja-stemmers. Want met die laatsten is uiteraard niets aan de hand. Die hebben allemaal de Europese grondwet van A tot Z gelezen; ze doorgronden die tekst volledig en bij hen spelen helemaal geen nationale motieven. Voor een ontroerende illustratie van die stelling zorgde een Luxemburgse dame die op televisie verklaarde dat zij wel ja moest stemmen, omdat Europa voor de Luxemburgers toch zoveel zaad in het bakje brengt. Denk maar aan de goede zaken die Luxemburgse hoteliers en restauranthouders doen dank zij de aanwezigheid van vele Europese instellingen op Luxemburgse bodem. Zowaar een afdoende reden om ja te zeggen tegen de grondwet.

En wat te denken over de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken, Johan Remkes, die het neen-kamp opriep de burgers geen vrees voor Europa meer aan te jagen, terwijl de Europese parlementsleden van zijn partij een propagandafilm voor de grondwet verspreidden, waarin naar de slachtoffers van de holocaust, van Srebrenica en van de aanslagen in Madrid werd verwezen. De Nederlandse minister van Justitie Piet-Hein Donner was al even objectief toen hij waarschuwde voor Joegoslavische toestanden als het ‘neen’ het zou halen.

Links en rechts

Wat kregen we nog zoal te horen na de Franse en Nederlandse referenda? Oh ja, de grondwet had Europa op de wereldkaart geplaatst, maar nu die grondwet afgeschoten werd, staat Europa plots nergens meer. Begrijpe wie kan. Een voorbeeldje maar: hadden de EU-lidstaten anders beslist over hun deelname aan de oorlog tegen Irak als er in 2003 een Europese grondwet was geweest? Uiteraard niet. De verdeeldheid was even groot geweest. En zal het Europees veiligheids- en defensiebeleid zoveel kloeker worden door de grondwet? De officiële propaganda beweert dat dit het geval zal zijn. Maar wie de moeite neemt de talloze protocollen te lezen die aan de grondwet werden toegevoegd (de kleine lettertjes), krijgt wat anders te horen.

We citeren twee paragrafen uit protocol 23: ‘Memorerend dat het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Unie de uit het Noord-Atlantisch Verdrag voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten die van oordeel zijn dat hun gemeenschappelijke defensie gestalte krijgt in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, eerbiedigt en verenigbaar is met het in dat kader vastgestelde gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid’ en ‘In de overtuiging dat een meer nadrukkelijke rol van de Unie op het gebied van veiligheid en defensie de vitaliteit van een hernieuwd Atlantisch bondgenootschap ten goede zal komen, in overeenstemming met de Berlijn-Plus-regeling’.

In mensentaal betekent de eerste paragraaf dat het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie nooit in tegenspraak mag zijn met dat van de NAVO, lees van de Verenigde Staten van Amerika. De tweede paragraaf gaat nog een stapje verder en stelt dat het EU-beleid de NAVO moet versterken. Dank zij de grondwet wordt de EU blijvend onderworpen aan de NAVO, lees de VS. Dit is des te absurder omdat niet alle EU-lidstaten lid zijn van de NAVO en omdat niet alle Europese NAVO-landen lid zijn van de Europese Unie. De grondwet verbiedt de EU bijgevolg een eigen veiligheids- en defensiebeleid te ontwikkelen. Wie voor zo’n eigen Europees beleid gewonnen is, moet dus tegen de grondwet stemmen.

Nog even iets over de drogreden als zouden de neen-stemmen tegen de Europese grondwet niets waard zijn omdat zowel uiterst rechts als uiterst links neen stemden. Wie zoiets beweert kent de geschiedenis niet. Vooral de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw hebben geleerd dat mensen altijd op twee wijzen kunnen reageren op economische crises en sociale achteruitgang. Ze kunnen zich in partijen en vakbonden organiseren om de oorzaak van de onzekerheid en onveiligheid, het kapitalisme, te bestrijden, of ze kunnen zich laten meeslepen door de lokroep van het nationalisme, het racisme en fascisme. De Europese Unie die beweert dat ze de verzoening en vrede tussen de Europese volkeren waarborgt, zou door haar blind geloof in de markt en de wet van de concurrentie wel eens het vuur van het nationalisme kunnen aanwakkeren en daardoor precies het omgekeerde bereiken van wat haar officiële doelstelling is. Het gevaar op een toenemende verrechtsing wordt bovendien des te groter omdat de sociaal-democratie zich volledig bij het liberale model heeft neergelegd en ook de vakbonden geen weerwerk meer bieden.

Toegevingen?

In de hoogste Europese kringen lijken sommigen zich te realiseren dat ze enkele bruggen te ver zijn gegaan of doen toch, al dan niet bij wijze van manoeuvre, enkele toegevingen. Zo kwam de Europese Commissie in juli (na de Franse en Nederlandse referenda en na verzet van het Europees Parlement) terug op een eerder voorstel dat steden wou verbieden hun stadsvervoer als openbare dienst in eigen beheer te organiseren en te exploiteren. In haar oorspronkelijk voorstel wou de Commissie de verplichting opleggen om iedere openbare dienst aan te besteden en per contract toe te kennen, met andere woorden te privatiseren.

Eveneens in juli versoepelde de Commissie de regels voor de toekenning van financiële overheidssteun aan openbare diensten. Overheidssteun aan leveranciers van openbare diensten met een omzet van minder dan 100 miljoen euro moet niet meer door de Commissie worden gecontroleerd, als die steun minder dan 30 miljoen euro beloopt. Die plafonds liggen eens zo hoog als in het oorspronkelijke voorstel dat de Commissie vorig jaar indiende. De openbare dienstverlening was vooral in Frankrijk een belangrijk thema in de campagne rond het referendum over de Europese grondwet. Daar had het voorstel van voormalig Europees commissielid Frits Bolkestein voor een liberalisering van de dienstensector voor gezorgd.

Deze voorzichtige bijsturingen betekenen evenwel nog niet dat de politieke klasse rekening wil houden met de openbare opinie. Kampioen van het negeren hiervan is ongetwijfeld de Britse eerste minister Tony Blair. Tegen de wil van het Britse volk stortte hij Groot-Brittannië in de oorlog tegen Irak en na de jongste aanslagen weigerde hij te aanvaarden dat die een gevolg waren van de Britse deelname aan die oorlog. De vraag is dan ook wat de bijeenkomst van de Europese Raad zal opleveren die Blair, als huidig voorzitter van die Raad, in de herfst wil organiseren om uit te zoeken hoe het met de Europese grondwet en met de Europese Unie verder moet na het Franse en Nederlandse ‘neen’. Zullen de regeringsleiders rekening willen houden met dit ‘neen’? Zullen ze toegeven dat niet dit ‘neen’ de Europese Unie in een crisis heeft gestort, maar dat het ‘neen’ het gevolg is van de crisis waarin de EU zich sinds jaren heeft klemgereden?

De kans hierop is uiterst klein. De Luxemburgse eerste minister Jean-Claude Juncker, die de Europese Raad van juni voorzat, zei na afloop hiervan ‘niet te willen geloven dat Fransen en Nederlanders de grondwet hadden verworpen’. Ze hadden dat nota bene wel gedaan. Van zijn kant pleit Europees Commissielid Louis Michel voor de verdere uitbouw van een liberaal Europa, hoewel vele neen-stemmers zich precies tegen de liberale koers van de EU kanten. Willen de politici inzien dat de neen-stemmers ja hebben gezegd tegen een ander Europa? Een Europa dat van een formele naar een reële democratie overstapt en het zo geroemde ‘Europees sociaal model’ verder uitbouwt in plaats van het te laten platwalsen door de kapitalistische globalisering.

(Uitpers, nr. 67, 7de jg., september 2005)

Relevant

De nieuwe EU-lijst van belastingparadijzen: een maat voor niets

Recent hebben de Europese ministers van Financiën de Europese lijst van belastingparadijzen herzien. Ze voegen Antigua, Barbuda, Belize en de Seychellen aan de zwarte lijst toe en schrapten de…

Gaza: de ondergang van het internationaal rechtssysteem?

Zijn we getuige van een trieste primeur in de geschiedenis en de definitieve teloorgang van het internationaal rechtssysteem? Voor de ogen van de camera’s rollen de beelden van oorlogsmisdaden…

De dwaalsporen van de Europese Unie

Dat de oorlog in Oekraïne ook een geopolitiek mijnenveld is geworden, wie kan het nog ontkennen? Naar wat voor wereld zijn we nu op weg? Hoe kunnen de risico’s…

Laatste bijdrages

VN Secretaris-generaal Guterres bezoekt grootste vluchtelingenkamp ter wereld met slecht nieuws van Trump

Van 13 tot 16 maart bezocht Dr. António Guterres Bangladesh. Het bezoek van Guterres kwam op een kritiek moment, nu Bangladesh worstelt met zowel interne als externe uitdagingen die…

Rearm Europe. Amerika achterna?

Toen Donald Trump de militaire hulp aan Oekraïne even stop zette was het duidelijk. Zonder de Amerikanen zit de Europese defensie vol gaten: intelligentie om troepen te coördineren en…

Gaza: Vijfhonderd doden voor een staatsbudget.

Het Israëlische verrassingsoffensief van luchtbombardementen op de Gazastrook in de nachten van maandag, dinsdag en volgende, was een al lang en van ver aangekondigde massamoord op in grote meerderheid…

Ooggetuigen van het antisemitisme.

You May Also Like

×