Wat hebben oorlog, leden van het Congres, Senaat en de wapenindustrie met elkaar gemeen? Het antwoord, mocht u het nog niet geraden hebben, is profijt. Oorlogswinsten bezoedelen de hebzuchtige handen van meer dan een kwart van de Amerikaanse leden van het Congres en de Senaat.
Conflicten zijn een bron van inkomsten voor het militaire industriële complex maar ook voor zijn boezemvrienden in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, de Senaat en het Witte Huis.
Uit een recent onderzoek van Ralph Forbes, van American Free Press (5 mei 2008), blijkt dat meer dan een vierde van de VS senatoren en congresleden tenminste een totaal van 196 miljoen dollar van hun eigen kapitaal hebben geïnvesteerd in bedrijven die zaken doen met het Ministerie van Defensie, en dus winsten genereren met de oorlog en miserie in Irak.
In het rapport staat te lezen dat in 2006, 151 leden van het Congres ongeveer een kwart miljard dollar specifiek in bedrijven hebben geïnvesteerd die contracten van het Pentagon binnenrijfden van elk minsten 5 miljoen dollar. Deze ondernemingen ontvingen in totaal trouwens meer dan 275,6 miljard dollar aan overheidsgeld in 2006. Dat is 755 miljoen dollar per dag.
In 2004, het eerste jaar van de oorlog in Irak, hebben zowel Republikeinse als Democratische afgevaardigden -zowel haviken als duiven- geïnvesteerd voor een bedrag dat schommelt tussen de 74,9 miljoen en 161,3 miljoen dollar in ondernemingen die contracten hadden met het Ministerie van Defensie. Het is dan toch moeilijk verwonderlijk te noemen dat de toenmalige Congresleden hun goedkeuring gaven aan de gevraagde oorlogsuitgaven. Een groot deel ervan eindigde uiteindelijk immers in eigen zak.
Het rapport toont verder aan dat de investeerders-Congresleden -via dividenden, kapitaalswinsten, royalty’s en intresten- een persoonlijk inkomen verkregen dat schommelt tussen de 15,8 miljoen en 62 miljoen dollar voor de periode van 2004 tot 2006. Ze hebben alvast een simpele zekerheid: als de oorlog blijft duren en escaleert, dan zullen ook hun winsten stijgen.
Interessant is dat ook de senatoren van de Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen en Defensie, die toezicht over het verloop van de oorlog in Irak moeten houden, een bedrag hebben geïnvesteerd dat schommelt tussen 32 miljoen en 44 miljoen dollar in bedrijven die contracten hadden van het Ministerie van Defensie. Bijvoorbeeld de oorlogshavik senator Joe Lieberman, voorzitter van het ‘Defense-related Senate Homeland security and Governmental Affairs Committee’, heeft ten minste 51.000 dollar in deze ondernemingen geïnvesteerd. Hillary Clinton -die als senator trouwens voor de oorlog van Bush gestemd heeft- had aandelen in wapenbedrijven zoals Honeywell, Boeing en Raytheon. Ze heeft die echter verkocht in mei 2007. Zeker om haar verkiezingscampagne niet te belasten.
Voor zover we weten is er niet één van de 151 congresleden met financiële linken met de defensie-industrie, die zijn bloedovergoten winsten geschonken heeft aan de Amerikaanse schatkist om de ondertussen immense nationale schuld te verlichten.
Vele mensen in de VS blijven zich afvragen of de politici nog enige ethiek hebben? Kunnen ze zich nog wel een bestaan zonder oorlog inbeelden? Het antwoord is boudweg neen, omdat oorlog in belangrijke mate bijdraagt tot hun sociale status en eigen verrijking. Door te stemmen voor een beleid van geostrategische veranderingen kunnen ze het profijt van de elite (en zichzelf) verzekeren, terwijl de burgers onder de knoet worden gehouden, en sociale programma’s verminderd worden.
In werkelijkheid, maakt het geen verschil uit welke van de twee grote partijen het politieke roer in handen heeft in de Verenigde Staten. Ondanks het verschil in retoriek. Beide partijen maken immers deel uit van de dividendenlijst van de globale meesters (lees het militair-industrieel complex) en volgen dezelfde beleidsagenda. Laten we niet vergeten dat een persoon om verkozen te worden als congreslid of senator, heel gehaaid moet zijn. Aanpassingsvermogen en loyauteit zijn belangrijke eigenschappen, of beter gezegd kameleoncapaciteiten en omkoopbaarheid. Op die manier kan de politicus zijn of haar carrière op vruchtbare wijze uitbouwen. Als tegenprestatie moeten de bevelen van de financierders van de verkiezingscampagnes gehoorzaamd worden. Het machiavellistische systeem belet dat de politicus gauw in de hand zal bijten die hem/haar voedt. Als politicus zelf ook nog geld verdienen door bepaalde politieke beslissingen te nemen ten voordele van ondernemingen, heet over het algemeen corruptie. Het is op zijn zachtst gezegd minstens een bewijs van slecht bestuur.
Uiteraard moeten we ‘de politicus’ niet met alle zonden van de wereld beladen. Er is natuurlijk ook de corrumperende partij: de wapenproducent, het militair-industrieel complex. De absolute nood om op korte termijn veel winst te maken is een bijkomende druk op het management om alles, maar dan ook alles in het werk te stellen dit doel te bereiken. Het beleid van ‘corporate governance’ waarbij de manager voor een belangrijk deel in waardepapieren wordt betaald, zodat hij dezelfde onmiddellijke belangen heeft als de institutionele beleggers en aandeelhouders, draagt hier nog meer toe bij. De onmiddellijke winsten worden gegenereerd door zoveel mogelijk en zo groot mogelijke (overheids)contracten binnen te proberen rijven. Een elegante manier om aan deze hoge nood aan contracten te voldoen, is zorgen dat beleidsmakers en politici mee profiteren van de beslissingen die de ondernemingen veel winst opleveren. Dit is kennelijk het systeem in de VS. Een nieuwe president, een vernieuwd Congres of Senaat, zullen alleen maar een nieuwe cirkel van corruptie, en profijtzoekers tot stand brengen.
(Uitpers, nr 101, 10de jg., september 2008)
Bronnen:
R.Forbes (05-2008) – American Free Press, Issue 18
Rev Richard Skaff is de auteur van ” The Human Manifesto”