De auteur (°1969), onderzoeker aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, woonde tussen 1991 en 2001 vele maanden en tussen 2002 en 2016 permanent in Rusland. Hij kwam er voor het eerst in 1991, toen de SU uiteen viel en vele Russen hoopten dat ze nu een ‘normaal’ land zouden krijgen met goedgevulde winkels, vrijheden en welvaart. Zijn boek gaat over het tijdperk dat hoopvol begon in 1991 en treurig eindigde met de oorlog tegen Oekraïne in februari 2022.
De vijf hoofdstukken behandelen vijf thema’s: de vrijheden die de Russen kregen in 1991, de nog aanwezige Sovjetmentaliteit, de omvorming van een staatseconomie naar een kapitalistische markteconomie, de mislukte poging om over te gaan van een eenpartijstaat naar een democratische rechtsstaat en de overgang van een van de buitenwereld afgesloten maatschappij naar een open samenleving. En tenslotte de vraag of het land gedoemd is tot onvrijheid en onverschilligheid voor mensenlevens.
Tot 1991 kon je de SU enkel bezoeken via georganiseerde reizen, verplichte gidsen en verplichte hotels en konden de Russen problemen krijgen als ze contact hadden met buitenlanders. In de jaren ’90 kwam dan de vrijheid en het uitgaansleven, maar de winkels waren leeg en westerse artikelen peperduur: een maandsalaris voor een lippenstift (p. 22). De economische onzekerheid was groot, de inflatie verwoestte de pensioenen, de criminaliteit tierde welig, alles werd gestolen. Diverse maffia’s hadden de stad verdeeld in invloedszones.
Niemand groette mekaar nog, verkopers waren onvriendelijk en bot. Fabrieken werden leeggeroofd door de top en gingen dan failliet. Of ze werden overbodig omdat niemand nog naar hun producten vroeg. Alcoholisme, drugsgebruik en aanwezigheid van clochards namen toe. De gemiddelde levensverwachting voor mannen daalde tot 57 jaar! De gratis medische zorg verdween, artsen werden onderbetaald, medicijnen ontbraken. De ontgroening van dienstplichtigen was een brute terreur, die hen verminkte of tot zelfmoord dreef (p. 34-37).
In het nieuwe millennium kwam er verandering: de welvaart nam toe door de veel hogere olieprijzen, mensen begonnen elkaar te groeten. Het autoverkeer nam toe, er ontstonden urenlange files. Homoseksualiteit is sinds 1992 niet meer verboden, maar wordt met tegenzin aanvaard en door een wet van 2013 gestigmatiseerd (p. 46-49).
Het Sovjetbestel, dat de mensen verzorgde van wieg tot graf, werkt volgens sommigen bij velen nog door en beperkt hun zelfredzaamheid. Kessler ontkent dit: de meesten hebben zich snel aangepast aan de markteconomie en in mindere mate aan de democratie en de rechtsstaat. Geletterdheid, onderwijs en cultuur staan hoog in aanzien (p. 78).
Het uiteenvallen van de SU betekende een verlies van macht en een vernedering. Ineens woonden 25 miljoen Russen in republieken waar ze niet meer welkom waren, terwijl ze dachten dat ze er veel goeds gedaan hadden. De Russische taal werd in vele republieken vervangen door de lokale taal, die zij nooit geleerd hadden. Een groot aantal, ca. 3,5 miljoen, keerde dan ook terug naar hun moederland. De bevolking vertrouwde de overheid niet, iedereen controleerde iedereen. Dat wantrouwen is een erfenis van het Sovjetsysteem.
De auteur verwijst vaak naar de terreur van Stalin: zijn dekoelakisatie leidde tot de liquidatie van 2 miljoen koelakken (1929-1932), zijn collectivisatie van de landbouw (1932-1933) tot een hongersnood die in Oekraïne en Kazachstan het leven kostte aan 6 tot 11 miljoen mensen. Bij zijn Grote Terreur (1936-1938) werden 1,5 miljoen mensen opgepakt, van wie er 0,7 miljoen gefusilleerd werden. De meeste anderen stierven in de goelag (p. 99-101). Kessler besluit dit hoofdstuk aldus: de schim van de SU blijft op vele manieren aanwezig in het huidige Rusland.
De vrije markt dan. Op 29 januari 1992 legaliseerde Jeltsin ze: iedereen mocht overal verkopen wat hij wou. Dan kwam de grootschalige privatisering: iedere burger kreeg een voucher om aandelen te kopen. Handige jongens en managers van bedrijven kochten die vouchers massaal op en werden zo eigenaar van de bedrijven. Zo werd tussen december 1992 en de zomer van 1994 de Russische economie geprivatiseerd en ontstonden er oligarchen.
Het grootste probleem was de inflatie: de prijzen verdrievoudigden, waardoor tweederde van het spaargeld en van de salarissen weggevaagd werd. Bovendien werden lonen en salarissen soms maandenlang niet uitbetaald. Velen wilden emigreren, maar Russen waren nergens welkom, behalve in Israël als het Joden waren en in Duitsland als ze afstamden van Volksduitsers.
Vanaf 1995 werd de inflatie beteugeld, kreeg de roebel een vaste koers en nam de welvaart toe. Van 1999 tot 2008 groeide de economie jaarlijks met 7%, het gemiddelde inkomen steeg van 79$ per maand in 2000 tot 946$ in 2013, dus x 12! Moskou werd een stad van dure auto’s en dure kleding, niets was er nog goedkoop.
In tien jaar tijd maakten Moskou en de andere steden de overstap van het industriële naar het postindustriële tijdperk. Vanuit het niets ontstonden een restaurantcultuur, shoppen via het internet, mobiel bankieren. Rusland leek een normaal land te worden, maar slaagde er niet in om zelf een maakindustrie op te zetten. De beste programmeurs en wetenschappers weken uit. Succesvolle ondernemers werden gedwongen hun bedrijven af te staan aan FSB’ers. Als ze dat weigerden, vlogen ze de gevangenis in (p. 160-161).
De staat trok zich in de jaren 90 terug uit het openbare leven, met als gevolg dat alles verwaarloosd werd: wegen, trottoirs, parken, toiletten, gezondheidszorg, onderwijs, gerecht. Corruptie en smeergeld waren nodig om iets te verkrijgen, de maffia om zich te beschermen. Ambtenaren en politici misbruikten hun functie om hun zakken te vullen. In 1996 werd Jeltsin enkel opnieuw verkozen dankzij veel geld en veel media-beïnvloeding (p. 165-175).
Op 26 maart 2000 werd premier Poetin tot president gekozen. Met hem kwam de KGB/FSB weer aan de macht. Hij herstelde de macht van de staat en beperkte die van de oligarchen. Chodorkovski, de rijkste en machtigste, werd in 2003 zelfs gearresteerd, onteigend en naar Siberië verbannen omdat hij kritiek had geuit op de corruptie in de regering.
Vanaf 2004 benoemde Poetin zelf de regionale gouverneurs en maakte hij de rechterlijke macht afhankelijk van de regering. Allerlei diensten functioneerden opnieuw en dankzij de olie-inkomsten werden de ambtenaren weer betaald. Maar de corruptie, de leegroof van de staat en de zelfverrijking van Poetin en zijn aanhangers namen grote vormen aan: ca. 1 biljoen dollar belandde op buitenlandse rekeningen, o.a. in Cyprus en Londen (p. 176-189, p. 212).
In december 2011 werden de parlementsverkiezingen zo vervalst dat er grote betogingen volgden in de steden. Ook de presidentsverkiezingen van maart 2012 verliepen met fraude. Echte oppositie werd en wordt monddood gemaakt. De bevolking wantrouwt alle politici en beschouwt hen als zakkenvullers.
Pas sinds Gorbatsjov is Rusland deel gaan uitmaken van de wereld. Tot mei 1991 en de facto tot 1993 mochten de Russen niet op reis gaan en mochten ze geen buitenlanders ontvangen. Toen ze in 1993 eindelijk naar Europa mochten, hadden ze een officiële uitnodiging nodig en moesten ze een pak documenten tonen uit angst voor massamigratie. Tot 1999 was geldgebrek ook een obstakel.
De cultuurshock was groot: het Westen was veel rijker en mooier dan zij geleerd hadden, het aanbod in de supermarkten deed hen helemaal verstomd staan. Vanaf 2000 kwam het toerisme toch op gang, eerst naar Turkije en Egypte, dan naar West-Europa en Amerika. Studenten en wetenschappers volgden.
Tijdens Jeltsin en in de eerste jaren van Poetin zocht Rusland aansluiting bij het Westen, maar sinds 2007 spreekt Poetin vijandige taal, heeft hij oorlog gevoerd tegen Georgië, de Krim ingepalmd, de Donbas op stelten gezet en nu voert hij een vreselijke oorlog tegen Oekraïne. Rusland is dus een eigen koers gaan varen. Tegelijkertijd kan het niet verder zonder contacten met het Westen.
De auteur besluit: tussen 1991 en 2016 maakte Rusland diepe veranderingen door en werd overgrote deel van de bevolking welvarender. Het pluralisme en de tolerantie tegenover subculturen namen toe. Maar Poetin maakte wel een einde aan de politieke vrijheden. En door zijn oorlog tegen Oekraïne is de vrijheid om te reizen zwaar ingeperkt. Idem de onze om naar Rusland te gaan.
Beoordeling
Kessler kent de Russische maatschappij door en door, ook de onderkant en de subculturen en hij beschrijft ze met een rijke taal. Hij heeft voor zijn boek vele wetenschappelijke studies gebruikt: het is dus niet enkel gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Hij kent ook het verleden en geeft precieze cijfers over de miljoenen slachtoffers van het stalinisme. Twee details: de tekst verwijst helaas niet naar de degelijke, leerrijke noten achteraan in het boek en een kaart met de plaatsnamen ontbreekt. Aanbevolen voor wie Rusland en de Russen beter wil leren kennen.
©Jef Abbeel www.jefabbeel.be