Na jaren verwaarlozing heeft het drama in Oost-Congo ineens de voorpagina’s van de kranten gehaald. Het gaat dan vooral om de acute noodsituatie in het Ituri district en het besluit van de VN daarheen een interventiemacht te sturen. Het conflict dat nu oplaait in Ituri is echter slechts een facet van de worsteling die in het Oosten van het land gaande is en waarvan de uitkomst grote gevolgen zal hebben zowel voor Congo zelf als voor heel Centraal Afrika.
Het officieel op 22 october 2002 gepresenteerde rapport van het VN-panel over de plundering van de bodemschatten van Congo heeft bij betrokkenen uiteenlopende reacties opgeroepen. Het bevat zware beschuldigingen aan het Rwandese militaire apparaat, het Oegandese militair-commerciële netwerk, leden van de Congolese en Zimbabweaanse elite en aan een reeks internationaal opererende bedrijven. Van sancties in de vorm van financiële restricties op genoemde bedrijven en personen, waartoe het rapport oproept, is het nog niet gekomen. Wel zijn in Congo enkele hooggeplaatste functionarissen zoals Mwenze Kongolo en Kazadi Nyembe op non-actief gesteld, hangend justitieel onderzoek, en heeft de zogenaamde Commissie-Porter in Oeganda ondermeer generaal Kazini bij president Museveni voorgedragen voor een berisping wegens grootschalige diamantsmokkel uit Congo. Rwanda echter, dat zijn bezetting van een deel van Congo financiert uit geroofde coltan, verwierp het rapport als "politiek gemotiveerd". In België kreeg een senaatscommissie de opdracht de betrokkenheid van Belgische bedrijven en personen na te gaan maar daar is de kwestie voorlopig in het politieke moeras verdwenen. Wel legden Belgische justitiële autoriteiten beslag op een Zwitserse bankrekening waarop coltan-gelden van de Congolese rebellengroep RCD-Goma ondergebracht worden, en werd een Canadees aangehouden die twee keer per week ongeveer US$ 500.000 aan goud uit Bukavu placht wit te wassen via de Brusselse Lambert Bank.
De politiek
Na lange onderhandelingen onder leiding van de speciale gezant van de Secretaris Generaal van de VN, de Senegalees Mustapha Niasse, is op 17 december uiteindelijk door de strijdende partijen een "Accord Global" gesloten, en werd op 2 april in Sun City in aanwezigheid van een tiental Afrikaanse staatshoofden een overgangs-grondwet getekend. Deze regelt in principe hoe het land zal worden bestuurd in een periode van 2 jaar totdat na verkiezingen een echte regering kan worden gevormd. De overeenkomst behelst ook dat de concurrerende legers en strijdgroepen moeten worden samengesmolten tot een Congolees nationaal leger.
De feitelijke uitwerking is echter nog bepaald niet duidelijk. Het is moeilijk te begrijpen hoe een president moet opereren met 4 vice-presidenten, en een regering van 36 ministers en 25 onderministers, die elkaar wantrouwende facties vertegenwoordigen. Winnaar in het politieke spel is voorlopig Joseph Kabila, wiens positie als president van het overgangsbestuur onaantastbaar is geworden. Hij heeft ook de steun van westerse landen zoals België, Frankrijk en de VS, en van de internationale financiële instellingen (Wereldbank en IMF).
Deze laatste hebben al afspraken met de ploeg van Kabila gemaakt over herinpassing van het land in de wereldeconomie, gedeeltelijke schuldkwijtschelding en financiële hulp voor herstel van het land. Uiteraard zijn daaraan voorwaarden verbonden die buitenlandse investeringen en onbelemmerde internationale handel gemakkelijk moeten maken. Congo is immers een land van vrijwel onbegrensde economische mogelijkheden. Alleen al de elektrische energie die kan worden opgewekt in de Congo-rivier bij Inga is voldoende om heel Afrika van energie te voorzien! Voor de ontwikkeling ervan is nu de joint venture Westcor opgericht waarin het grote Zuid-Afrikaanse energiebedrijf Eskom deelneemt naast energiebedrijven uit Botswana, Angola, Namibië en Congo zelf. Dit plan moet een centrale rol spelen in NEPAD ( New Partnership for Africa’s Development), het plan dat door de presidenten van Zuid-Afrika, Nigeria, Senegal en Algerije wordt gepromoot voor de ontwikkeling van het continent en dat op de steun kan rekenen van de Wereldbank en het IMF.
Het is overigens wel de vraag of de bevolking gediend is bij een ontwikkeling die primair gericht is op intensieve deelname aan het wereldhandelssyteem, veeleer dan tegemoet te komen aan de levensbehoeften van de gewone mensen. Het is om die reden dat bijvoorbeeld de verdedigers van het Afrikaans Sociaal Forum erg kritisch staan tegenover NEPAD. Ze vrezen dat dit vooral zal leiden tot de uitverkoop van Afrika’s rijkdommen aan de rijke landen van de wereld.
Ituri
De resultaten in Sun City en de economische herstelplannen van de Congolese regering lijken weinig betekenis te hebben voor de ontwikkelingen in Oost-Congo. Dit is duidelijk als men kijkt naar wat er sindsdien in het Ituri-district gebeurt. Dit gebied werd in 1998 bezet door Oeganda. Ondernemers uit dat land baatten sindsdien door tussenkomst van lokale leiders de bodemschatten (zoals goud, diamant) uit, maar lieten aan de handhaving van de orde weinig gelegen liggen. In tegendeel, Oegandese autoriteiten lieten bewust een toestand van wanorde en bloedvergieten bestaan door nu eens de ene dan weer de andere bevolkingsgroep van wapens te voorzien en militair te ondersteunen.
In november vorig jaar rukten de legers van Jean-Pierre Bemba (nota bene, toekomstig vice-president in de overgangsregering!) en van Roger Lumbala het Iturigebied binnen, daarmee de RCD-ML van Mbusa Nyamwisi terugdrijvend tot een klein gebied rond de steden Beni en Butembo bij de Oegandese grens. Dit ging gepaard met onmenselijke wreedheden, zoals zelfs kannibalisme, waarvan met name de Pygmeëen slachtoffer waren. Er ontstond een grote vluchtelingenstroom in de richting van Oeganda, waarbij tienduizenden Pygmeeën voor het eerst hun beschermende oerwoud verlieten. Hun fysieke nood werd nog verergerd doordat de vluchtelingenkampen waarin ze terecht kwamen niet zijn ingesteld op het voedingspatroon waaraan zij gewend zijn. De schanddaden door de soldaten van Bemba en Lumbala leidden wel tot verontwaardiging in de internationale pers en in de VN-Veiligheidsraad.
Dit is echter niet het enige humanitaire drama dat zich in Ituri afspeelde. Begin maart bestormde het Oegandese leger (UPDF) de stad Bunia die sinds enkele maanden in handen was van de UPC van Thomas Lubanga. Deze laatste was een bondgenootschap aangegaan met RCD-Goma en de Rwandese regering in Kigali, die graag controle wilde over ondermeer de goudmijnen bij Kilo Moto en Mungwala. De verdrijving van Lubanga uit Bunia veroorzaakte grote woede in Kigali en er dreigde een confrontatie tussen Oeganda en Rwanda op Congolese bodem. Deze kon slechts door buitenlandse diplomatieke interventie worden afgewend.
Even leek het er daarna op dat een vreedzame ontwikkeling op gang zou komen. Onder druk uit de VN maakte Uganda zich op om zijn leger (UPDF) daadwerkelijk uit het gebied terug te trekken. De "Ituri Pacificatie Commissie" waarin leden van alle geledingen van de bevolking samenwerken begon zijn werkzaamheden. Er werd een interimbestuur gevormd dat volgens toezeggingen van de VN zou kunnen rekenen op voldoende MONUC-troepen om het machtsvacuum, dat dreigde te ontstaan door het vertrek van de UPDF, op te vullen. Hierin schoot de VN-organisatie echter jammerlijk tekort. Terwijl de UPDF zijn leger van ongeveer 7.000 man terugtrok, zond MONUC een contigent van krap 700 man naar Bunia met een mandaat dat slechts toestaat geweld te gebruiken als het zelf wordt aangevallen. Waarvoor zowel humanitaire organisaties als de Oegandese regering gewaarschuwd hadden, geschiedde: gewapende bendes vielen moordend en plunderend Bunia binnen. De bewoners ontvluchtten massaal de stad, enkele tienduizenden zochten bescherming bij het MONUC-hoofdkwartier in de stad en bij het vliegveld dat ook onder VN-bescherming stond. Tegen deze achtergrond deed Secretaris-Generaal Kofi Annan een beroep op de VN-Veiligheidsraad om een interventiemacht te vormen, naast MONUC, met een mandaat desnoods geweld te mogen gebruiken om burgers te beschermen, om zo een humanitaire catastrophe af te wenden. De interventiemacht (met acroniem IEMF) is thans (eind juni) in opbouw. Hij staat onder Franse leiding, maar ook ander landen zoals Zuid-Afrika, Engeland en België doen mee; hij zal maximaal 1400 man omvatten en in september worden afgelost door een contingent uit Bangladesh. Deze vredesmissie betreft echter alleen de hoofdstad Bunia. In de rest van Ituri (een gebied zo groot als de Benelux) gaan de moorden en gewapende acties door. In tegenstelling tot het beeld dat vaak wordt geschetst gaat het niet zozeer om tribale strijd. De UPC wordt op afstand geleid vanuit de Rwandese hoofdstad Kigali, terwijl hun voornaamste tegenstanders, de Lendu-milities, banden hebben met de RCD-ML en via deze met Oeganda en de centrale regering in Kinshasa.
Rwanda
Terwijl na de invasie van 1998 Oeganda in het Noordoosten van Congo ermee genoegen nam daar condities te creëren waarin het voor zijn zakenlui gemakkelijk is zichzelf te verrijken, richtte de regering in Kigali zich op permanente machtsuitoefening over het aan Rwanda grenzende deel van Congo. De grootschalige uitbating van coltan en diamant via het Rwandese leger is voor het regime van essentieel belang. Deskundigen, zoals van de International Crisis Group (ICG), zijn pessimistisch over de bereidheid van Kagame zijn greep op het gebied los te laten, ook al is hij daartoe op grond van internationale afspraken verplicht.
Zo klaagden kerkleiders en vertegenwoordigers van humanitaire organisaties in Kivu in october 2002 dat Rwandese troepen die pas met veel vertoon het land hadden verlaten, met tienduizenden weer waren binnengetrokken. Het in dergelijke situaties steeds weer opgevoerde argument dat het Rwandese leger (RPA) op zoek is naar Interahamwe en leden van het voormalige Rwandese leger (ex-FAR), wordt door geen weldenkend mens meer geloofd.
De laatste weken is de situatie, met name in Noord-Kivu, alleen maar grimmiger geworden. In dat gebied heeft gouverneur Serufuli met Rwandese hulp een krachtig leger opgebouwd onder de naam "local defence forces" (LDF) dat veel Hutu onder zijn manschappen telt. Gezamenlijk zijn de LDF, het leger van RCD-Goma en de RPA een militair offensief begonnen in noordelijke richting waarbij ze het gebied zijn binnengetrokken dat onder toezicht stond van de RCD-ML van Mbusa Nyamwisi, tegenwoordig bondgenoot van de regering in Kinshasa. Zij hebben inmiddels Lubero ingenomen, één van de grotere steden in het gebied, en bedreigen nu Beni en Butembo en daarmee het centrum van het gebied. Blijkbaar is Rwanda, gebruik makend van de verzwakking van de positie van Oeganda, bezig zijn macht uit te breiden in de richting van Ituri waarvoor eerst het gebied van de RCD-ML onder de voet moet worden gelopen. Als dat lukt zou het hele Noordoosten van Congo met al zijn bodemrijkdommen onder Rwandese controle komen te staan.
Dit alles geschiedt terwijl in Kinshasa vertegenwoordigers van, ondermeer, RCD-Goma aanwezig zijn om zitting te nemen in de voorlopige nationale regering en besprekingen gaande zijn voor de inpassing van de ‘rebellenlegers’ (waaronder die van RCD-Goma) in een nieuw te vormen nationaal leger! Het ziet ernaar uit dat de Rwandese regering een cynisch spel om de macht in Oost-Congo speelt, en zich aan het ‘vredesproces’ in de RDC weinig gelegen laat liggen.
Vrede en het herstel van eenheid in Congo zal pas mogelijk zijn als het politieke regime in Rwanda, dat berust op een kleine agressieve elite rond president Kagame, grondig wordt hervormd. Daartoe is allereerst nodig dat verzoening plaats vindt tussen Rwandezen onderling, niet alleen die in Rwanda zelf, maar ook met hen die het land onvlucht zijn. Deze laatsten, die zich in meerderheid hebben verenigd in de koepelorganisatie CPODR hopen op een politieke dialoog over de toekomst van Rwanda. Ze hebben hun medewerking toegezegd aan het Rwanda-tribunaal voor de berechting van oorlogsmisdaden en streven naar deelname aan de verkiezingen voor het presidentschap en het parlement, die in het najaar moeten plaats vinden.
Congo zal een rechtsstaat moeten worden en daaraan moet reeds nu van onderaf worden gewerkt. Congo is immers geen armlastig land. De staat moet zijn gezag herstellen; dan kan aan al zijn bewoners een sociaal minimum worden gegarandeerd. Prioriteit is echter dat de vrede wordt hersteld en de vreemde bezetters verdwijnen.
(Uitpers, nr. 44, 4de jg., juli-augustus 2003)
* Nico Dekker
Werkgroep Congo-Ned
www.congoned.dds.nl