De teelt van genetisch gemanipuleerde soja kent de afgelopen decennia in verschillende Zuid-Amerikaanse landen een massale toename. Tropisch bos, savanne, landbouwgrond maar ook hele boerengemeenschappen verdwijnen onder een tapijt van soja in onder andere Brazilië, Argentinië, Bolivia en Paraguay.
Sojatapijt
Dit eiwit- en oliehoudende gewas wordt vooral in Europa en China fel begeerd, enerzijds om de miljoenen varkens, kippen en koeien van voer te voorzien, en anderzijds om te voldoen aan de explosief stijgende vraag naar biobrandstoffen. Hierbij is Nederland de spil in de import voor Europa. Er komt namelijk jaarlijks elf miljoen ton soja de Rotterdamse haven binnen, waarvan de overgrote meerderheid, zo’n negentig procent is bestemd voor veevoer.
Als we even inzoomen op Paraguay, het hart van Zuid-Amerika, rukken sojavelden daar op over voormalige weilanden en land van kleinschalige boeren. Momenteel beslaat soja er 2,42 miljoen hectare, wat gelijkstaat aan 60% van de oppervlakte van Nederland. Vooral sojaboeren uit Brazilië krijgen in Paraguay meer en meer land in handen, waardoor de druk op toegang tot land nog extremer wordt. Landconflicten worden hierdoor ten top gedreven. Tegenwoordig hebben grootschalige producenten 81% van het grondgebied in handen, hoewel dat slechts 1,5% van het totaal aantal eigendommen is.
In Paraguay hebben sinds 1990 naar schatting negentigduizend kleinschalige boeren hun land moeten verlaten door de expansie van soja. De Paraguayaanse staat blijft haar economie evenwel op de export van dit gewas en de belangen van de sojasector afstemmen. Het lijkt erop dat zij de “vooruitgangsvisie” aanhangen waarbij ze de vernietiging van leefgemeenschappen en culturen als een spijtige maar noodzakelijke prijs zien die voor economische groei betaald moet worden.
Boerenverzet
Boerenbewegingen trachten echter het platteland leefbaar te houden door zich hiertegen te verzetten, onder meer door het bezetten van land. De staat reageert hierop met zware repressie en criminalisering van sociale bewegingen en haar aanvoerders. Al decennialang hebben boerenbewegingen er te kampen met hardhandige repressie, die overigens niet afnam na de val van de dictatuur in 1989. Er zijn talrijke voorbeelden van gewelddadige ontruimingen waar politiemachten in samenwerking met paramilitairen en privé-milities, inwoners (waaronder zwangere vrouwen en kinderen) hardhandig arresteren, hun huizen, oogsten, huisraad vernietigen en hun schamele bezittingen stelen. Sinds het aftreden van voormalig dictator Stroessner (1989) werden meer dan honderd boerenleiders vermoord. In slechts één geval werd daar een strafrechtelijk onderzoek naar uitgevoerd. Heel veel boerenleiders hebben vandaag de dag een of meerdere arrestatiebevelen boven hun hoofd hangen.
Desalniettemin vormen boerenorganisaties een hoopvol tegenwicht tegen de uitbreiding van de sojateelt en de migratie van de plattelandsbevolking. Ondanks hun beperkte middelen bieden ze verzet door middel van politieke vorming, door het ondersteunen en promoten van de teelt van gewassen voor zelfvoorziening, door het trachten op te vangen van een aantal basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg en ook door het bezetten van land (dat vaak op illegale wijze in handen van grootgrondbezitters of sojaboeren kwam).
Parirí
We reizen nu iets dieper het Paraguayaanse platteland in, naar de gemeenschap Parirí in Centraal-Paraguay. Sinds de eerste inwoners hier hun woningen optrokken in het midden van het woud, bedekken sojavelden nu driekwart van de gemeenschapgronden. Bomen zijn schaars. De zon brandt er hevig, vooral als je sojavelden moet doorkruisen van de ene naar de andere kant van het dorp. In tegenstelling tot de dorpsschool (waar volgens de onderwijzer de afstand tot de naastgelegen sojavelden enigszins wordt gerespecteerd), is het plaatselijke kerkje compleet omringd door sojaplanten. Tot op nog geen halve meter afstand van het houten gebouwtje wordt de plant gezaaid
Tussen de sojavelden, links en rechts van de aarden hoofdweg van het dorp, duiken de huisjes op van de 39 boerengezinnen die nu temidden van een sojazee wonen. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw woonden er in Parirí nog 130 gezinnen. Het bevolkingsaantal sloeg volgens de plaatselijke onderwijzer om in het jaar 1999, toen er alleen al in dat jaar 22 gezinnen uit de gemeenschap wegtrokken. De gezinnen die vertrokken, verkochten hun percelen bijna uitsluitend aan Braziliaanse sojaproducenten. Een (massale) uitbreiding van sojavelden vond hiermee plaats binnen en rondom de gemeenschap in een tijdspanne van nog geen tien jaar.
Maar waarom trokken in zo’n kort tijdsbestek zoveel gezinnen weg?
Rosa, die met haar man en acht kinderen op een grotendeels onproductief stuk land in een moerasgebied in Parirí woont, vertelt -terwijl om haar heen en tussen de bomen een heleboel kippen, eenden en ganzen rondscharrelen-: “Langs ons perceel loopt een beekje waar we ons dagelijks in wassen en waar we voor onze dagelijkse watervoorziening van afhankelijk zijn. Het ontspringt te midden van de sojavelden. Ongeveer een jaar geleden, toen op een dag het beekje overstroomde over ons perceel, stierven in één klap zestig kippen, eenden en ganzen. Ik maak dagelijks chipas (een soort deeggebak op basis van onder andere maniok en maïsmeel). Samen met mijn dochter ben ik elke morgen voor de anderen op om het chipadeeg te kneden en te bakken in onze zelfgemaakte oven. Vervolgens stuur ik mijn drie zonen op pad die de hele dag rondfietsen om de chipas in de buurt aan de man te brengen. Dat vormt onze voornaamste bron van inkomsten. Op een strook van nog geen drie meter breed -een deel van het weinige land dat we kunnen gebruiken- telen we maniok en maïs als basisingrediënten van de chipas. Die grond ligt pal naast een sojaveld. Nadat op het sojaveld gesproeid wordt met dat landbouwgif, zien we er alleen verschroeide maïskolven en misvormde bladeren. Veel van onze gewassen verdorren en verschroeien. Voor ons betekent het veelvuldig sproeien een verlies van ons dagelijks eten; onze dieren worden erdoor vergiftigd en onze eigen gewassen gaan dood.”
Rosa’ s man vertelt dat hij zijn dochters niet meer naar school wil laten gaan, omdat ze dagelijks de sojavelden die rondom hun huis liggen, moeten doorkruisen. Bovendien heeft de familie te kampen met een hele reeks gezondheidsproblemen. Eén van de dochters vertelt dat ze vaak menstruatieproblemen en last van vermoeidheid heeft. Eén van de zonen heeft schroeiplekken en uitslag op zijn benen. Rosa zelf heeft misschien baarmoederhalskanker.
De getuigenis van Rosa en haar man is geen alleenstaand geval en wordt door onderzoek (ook in andere sojaproducerende landen) gestaafd. Het besproeien van sojavelden brengt de omwonenden niet enkel schade toe aan hun inkomstenbronnen en levensonderhoud (dieren en huisgemaakte producten), maar veroorzaakt tevens een reeks acute en chronische gezondheidsproblemen.
Het leven in die gemeenschappen wordt onhoudbaar, de levenskwaliteit vermindert en zo worden inwoners gedwongen te vertrekken. Zij trachten dan maar een beter leven te vinden in de stad. Waar in Parirí de meeste gezinnen de afgelopen decennia wegtrokken, trekken nu echter ook de jongeren weg, en staat het dorp op het punt geheel te verdwijnen.
Een groepje dorpsbewoners zag dat niet graag gebeuren en besloot om te proberen in te grijpen voor het te laat was. Ze sloten zich aan bij de plaatselijke boerenbeweging MAP (Movimiento Agrario y Popular) en bezetten veertien hectare sojaveld in de gemeenschap. Vandaag wonen er opnieuw vijf gezinnen op dit perceel en telen ze er hun eigen basisgewassen.
Om even de brug te slaan naar het zoeken naar oplossingen voor de beschreven effecten, zien we hier het belang van plaatselijke boerenbewegingen. Zij kunnen een tegenwicht bieden aan de uitbreiding van soja en ondersteunen kleinschalige boeren bij het voorzien in hun eigen voedsel.
Aan de basis zien we dat inwoners ‘actieve’ actoren kunnen zijn in ‘hún ontwikkeling’. Overheidsbeslissingen die hun leven kunnen beïnvloeden, worden echter nog steeds genomen, zonder de situatie van de zwaksten werkelijk in acht te nemen.
Zoeken naar duurzame oplossingen
Zo wil de Nederlandse overheid, in het kader van de beleidsdoelstellingen voor het vermengen van agrobrandstoffen in transportbrandstof -grondstoffen hiervoor zijn o.a. soja- en palmolie-, deze grondstoffen enkel importeren indien ze ‘duurzaam’ geteeld zijn. Om dat te garanderen wil men overgaan tot certificering. De Nederlandse overheid kijkt voor het opstellen van ‘duurzaamheidcriteria’ uit naar reeds bestaande certificeringinitiatieven opgestart door ‘westerse’ ngo’s. Op het vlak van soja is dat de RTRS of de Round Table on Responsible Soy (Association). Deze ‘verantwoorde’ soja, die aanvankelijk ‘duurzame’ soja heette, zou bij haar productie moeten voldoen aan een reeks ‘duurzaamheidcriteria’, die uitgaan van economische leefbaarheid, sociale rechtvaardigheid en ecologische duurzaamheid.
Het is belangrijk hierbij de vraag te stellen wat het effect is van dergelijke initiatieven (waar de Nederlandse overheid een deel van haar beleid op wil baseren) voor de groepen die tegenwoordig het meest lijden onder de soja-expansie.
We kunnen ons afvragen of het verduurzamen van sojamonocultuur, (vanuit een top-down visie) de goede richting is. Of moeten we policultuur, en meer gediversifieerde gezinslandbouw ondersteunen en dus luisteren naar boerenorganisaties die zelfvoorziening en voedselveiligheid bevorderen?
Hier wil ik even Heck aanhalen die stelt dat lokale bevolkingsgroepen die in hun alledaagse leven te kampen hebben met “de krachten van globalisering en modernisering (…) in tegenstelling tot intellectuele beschouwers, niet de luxe hebben om globalisering simpelweg als een trend te bekijken van welke de gevolgen kunnen beschreven, maar niet fundamenteel veranderd kunnen worden. De mensen die hier [in Hecks boek] hun verhalen vertellen moeten reageren om te kunnen overleven. Ze hebben geen andere keuze dan het ondernemen van actie. Ze moeten tenminste de gevolgen veranderen, zij het niet de trend op zich”.
Rest ons enkel nog de vraag of wij vanuit het “Westen” überhaupt op een duurzame manier ‘business as usual’ kunnen ondersteunen, zonder ons fundamentele vragen te stellen over de wereldwijde impact van onze eigen energie- en vleesconsumptie. Vanuit verschillende basis- en solidariteitsbewegingen worden daadwerkelijke alternatieven aangedragen voor het verminderen van onze voetafdruk, in plaats van het ondersteunen van lapmiddelen als zogenaamde duurzame soja. Deze laatste stelt immers het fundament van het probleem, namelijk het landbouwmodel dat we de dag van vandaag kennen, niet in vraag. Dit artikel wil daarom pleiten voor het betuigen van onze solidariteit met landloze en kleinschalige boeren in Zuid-Amerika, door het verminderen van onze eigen (overmatige) consumptie.
(Uitpers, nr 98, 9de jg., mei 2008)
Dit artikel is gebaseerd op de masterscriptie van An Maeyens: “Paraguayaanse boerengemeenschappen in de greep van sojamonocultuur. De invloed van soja-expansie: migratie en verzet” (te downloaden op http://www.aseed.net/index.php?option=com_content&task=view&id=515&Itemid=107)
Gedurende de maand mei zal er een infotour plaatsvinden in Europa met getuigenissen van de Paraguayaanse boerenleidster Gilda Roa. Voor meer info over locaties en events kijk op: http://www.aseed.net/index.php?option=com_content&task=blogcategory&id=0&Itemid=127
Meer info en brochures op www.lasojamata.org en www.aseed.net.