Vorig jaar april won de voormalige bisschop Fernando Lugo de presidentsverkiezingen in Paraguay. Dat was vooral te danken aan zijn belofte om de corruptie aan te pakken, en aan zijn aandacht voor het platteland en de inheemse bevolking. De sociale bewegingen in het land steunden volop zijn kandidatuur (red.)
Paraguay heeft een geschiedenis van vallen en opstaan. Midden de 19de eeuw werd de isolationistische politiek van na de onafhankelijkheid (1811) vervangen door een economisch en sociaal beleid van ontwikkeling en industrialisering, waardoor het land uitgroeide tot een regionale macht. Het verlies in de ‘grote oorlog’ (1865-1870) tegen de alliantie van Argentinië, Uruguay en Brazilië, betekende de bijna totale vernietiging van de industrie, van de economie en van het transportsysteem, alsook een decimering van de mannelijke bevolking. De volgende regeringen zochten een heropbouw via een systeem dat feitelijk opnieuw een kolonisering betekende, maar dan door de overwinnaars van de ‘grote oorlog’ en de grootmacht achter hen: Engeland. Na de Chaco-oorlog (1) tegen Bolivia, waarin Paraguay territorium won, kwam er een nieuw heropbouwproces dat leidde tot de revolutie van 1947, met een militarisering en de installatie van de Colorado Partij die vanaf 1954 geleid werd door de dictator, generaal Alfredo Stroessner. Die werd pas in 1989 door een staatsgreep opzij geschoven. De Colorado Partij bleef nog 10 jaar verder regeren. Gedurende die periode werden voorzichtige democratische en institutionele hervormingen doorgevoerd. Er kwam een nieuwe grondwet (1992) en er werden meerpartijenverkiezingen ingevoerd (gewonnen door de Colorado-partij), maar de praktijken van cliëntelisme, corruptie en vriendjespolitiek van tijdens de dictatuur bleven voortbestaan. Na een poging tot staatsgreep van de harde lijn binnen het leger in 2000, brak de jarenlange alliantie tussen de Colorado Partij en de militairen stuk. De partij slaagde er toch in om aan de macht te blijven tot 2008. In april van dat jaar won een heterogeen bondgenootschap van politieke partijen en sociale bewegingen, de ‘Alianza Patriótica por el Cambio’ -met een belangrijke aanwezigheid van de liberale partij- de presidentsverkiezingen, met hun kandidaat Fernando Lugo. Hoewel het parlement onder de controle van de rechtse partijen bleef, was de 60 jarige greep van de Colorado-partij op de Paraguyaanse politiek doorbroken. De nieuwe progressieve president trad officieel aan op 15 augustus.
Verandering?
De politieke combinatie achter Lugo zag er nogal complex, maar vrij gebalanceerd uit en had de steun van het volk. Vrij kort na het aantreden van de regering begonnen de contradicties ervan echter naar boven te komen. De constructie van een episcopaal socialisme bleek toch niet zo gunstig voor de sociale bewegingen die Lugo mee aan de macht hadden geholpen. Na de eerste 100 dagen van zijn termijn, viel er gemiddeld meer dan 1 gewonde per dag als het gevolg van overheidsrepressie tegen activisten.
Er leefde (en leeft) nochtans heel wat hoop bij de bevolking dat er eindelijk verandering zou komen. Maar op het vlak van de repressiepolitiek kan de jonge regering voorlopig nog geen breuk maken met het verleden. Nog in dezelfde maand van Lugo’s aantreden trad de politie met geweld op tegen een betoging van de families van de slachtoffers van een enorme grootwarenhuisbrand in Asuncion. Honderden mensen kwamen in 2004 om in die brand, onder meer omdat één van de eigenaars de opdracht gaf de deuren gesloten te houden om plunderen tegen te gaan, maar de eigenaars ontliepen een straf. Sociale bewegingen en boerenorganisaties die allemaal vechten tegen de sfeer van straffeloosheid die heerst in het Paraguay, steunen de acties van de slachtoffers en hun families. Ze willen dat de eigenaars van het shoppingcentrum verantwoordelijk gesteld en bestraft worden.
Een paar maanden later, op 4 november 2008, verwondde het repressieapparaat op een betoging tientallen militanten van de sociale bewegingen. De eisen van de sociale beweging waren toen (en zijn nog altijd) het ontslag van de procureur-generaal en van alle leden van het Hooggerechtshof omwille van hun nauwe banden met elitair rechts en omdat ze straffeloosheid garanderen voor mensenrechtenschenders en fraudeurs, zowel uit de tijd van de dictatuur als nu. De sociale bewegingen vechten ook voor een sociaal noodplan, een bilateraal verdrag met Venezuela, meer aandacht voor sociale programma’s, en ze eisen belastingen op de soya en het grootgrondbezit. Ook de absolute zeggenschap van Argentinië en Brazilië over het beheer van de hydro-elektrische centrales in Itaipú en Yacyretá (2) moet volgens hen worden stopgezet.
De betoging van 4 november was een initiatief van het ‘Frente Social y Popular’. Dit Front onderstreept haar vreedzame bedoelingen en vertegenwoordigt meer dan 100 sociale organisaties. Velen onder hen steunen de regeringsalliantie actief en ze klagen de recente brutale repressie verrassend genoeg nauwelijks aan. Ook de linkse regeringspartijen -zoals Tekojoja en P-Mas- doen er het zwijgen toe, hoewel verschillende individuele militanten zich wel duidelijk uitspreken.
De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, Rafal Filizzola, beloofde na 4 november dat de repressie zou stoppen maar die belofte werd al gauw verbroken. Op de eerste mei van dit jaar werd een groep betogers, die manifesteerden tegen de plotse terugkeer naar Paraguay van ‘de folteraar’ Sabino A. Montanaro, met rubberen kogels en wapenstokken uiteengedreven. Montanaro de ex-minister van Binnenlandse Zaken ten tijde van de dictatuur, speelde een centrale rol in het repressiebeleid van het dictatoriaal regime en orkestreerde de ontvoering, marteling en moord van de politieke opponenten van Stroessner. De 86-jarige mensenrechtenschender kwam na een verblijf van 20 jaar in Honduras terug naar zijn land om medisch behandeld te worden. Meer dan 1000 manifestanten, vooral slachtoffers van de dictatuur en familieleden van destijds verdwenen of vermoorde mensen, begaven zich op 1 mei naar de privé-kliniek waar Montanaro behandeld werd. Ze eisten gerechtigheid en opheldering over de vermisten. De politie die wilde beletten dat een deel van de menigte het hospitaal zou binnendringen, ging echter zeer driest te werk. Excessief geweld en specifiek het feit dat de manifestanten beschoten werden met rubberen kogels (gericht op het lichaam) heeft voor grote verontwaardiging gezorgd bij vele activisten. In hun ogen bewijst dit dat de nieuwe regering de straffeloosheid van Montanaro wil beschermen. Lugo kwam de manifestanten ter plekke verzekeren dat gerechtigheid zou geschieden en dat zijn regering niet dezelfde fouten zou maken als de vorige. De advocaat van Montanaro stelde echter dat zijn cliënt niet teruggekeerd was om zijn excuses aan te bieden of om terecht te staan, maar omdat hij volgens de Paraguayaanse wet te oud is om nog in de gevangenis te kunnen belanden.
De repressie tegen de boerenbewegingen blijft ook gewoon doorgaan onder de nieuwe president (3). De argumenten om dit te verantwoorden worden gratis geleverd door de grote media, door de ondernemersfederatie en door de katholieke kerk. Landbouwers worden beschuldigd van marihuanateelt, men verwijst naar de recente toewijzingen van landbouwarealen aan boeren zonder grond om te bewijzen dat ze het nu goed hebben en men zegt dat het gemakkelijk is om bij de regering oplossingen te komen eisen. Een heel verhaal om de (voortzetting van de oude) repressie goed te praten.
De president en de minister geven vrij spel aan de politie, het leger en de paramilitairen van de grootgrondbezitters die actief zijn in de veeteelt en de soja. Ze krijgen carte blanche om de georganiseerde boeren aan te pakken in de provincies en de sociale bewegingen in de steden. Begin 2009 viel het leger en de politie het departement San Pedro binnen met als uitleg een guerrilla-aanval tegen een militaire post te willen onderdrukken. Toen dit excuus niet hard gemaakt kon worden, doken beschuldigen op dat de boeren er marihuana zouden kweken.
Voor vele militanten staat het in ieder geval vast dat het politie-apparaat onder de progressieve minister Filizzola geen haar beter is dan in vroegere tijden.
Civiele maatschappij
Op dit ogenblik moeten we dus vaststellen dat er wel een nieuwe regering is, die duidelijk een andere retoriek hanteert, maar voorlopig geen nieuwe politieke ordening en sociale verandering bewerkstelligt. Het gevaar is groot dat de ‘nieuwe wind’ gaat liggen als de (georganiseerde) bevolking gewoon aanvaardt wat ‘haar’ regering allemaal uitspookt. Zeker als dit in functie blijkt te zijn van het zelfbehoud en niet in functie van het verkiezingsprogramma waarvoor het verkozen is.
Aan de sociale leiders van de civiele maatschappij werd de subtiele boodschap meegegeven dat indien ze onderhandelingsgezind zijn, indien ze willen meewerken op een strategische en planmatige manier, dat ze dan zelf kunnen opklimmen -misschien wel tot het niveau van minister of vice-minister, dat ze aan tafel mogen met de president of dat ze mogen meereizen op internationale tournees. Maar deze vooruitzichten houden zelfcontrole in, meegaandheid en onderworpenheid, ver weg van de sociale strijd.
Op zich kon men dit wellicht verwachten: leiders van populistisch links in de entourage van de president hadden dit eigenlijk als strategie. Maar wat werkelijk zorgwekkend begint te worden, is dat de sociale bewegingen effectief meegaan in dit scenario en hun eisende houding vervangen door een flexibele attitude tegenover de instellingen, omwille van hun leiders. Het lijkt wel of ze hun analyserend vermogen en hun kracht om voorstellen te lanceren en doelstellingen te concretiseren, zijn kwijt gespeeld. Het ziet ernaar uit dat de komst van de nieuwe regering bij de sociale organisaties tot een soort verlamming zal leiden. Hun acties missen verbeelding, hun eisen zijn zeer gematigd. Om de progressieve regering te sparen, lijken ze zich voorlopig neer te leggen bij repressie, in plaats van aan te klagen wat fout loopt en volop te vechten voor hun rechten en eisen.
Een beetje meer durf, een beetje meer onafhankelijkheid, een beetje meer autonomie en een eigen weg vanwege de sociale organisaties, zou de huidige situatie in Paraguay politiek veel interessanter maken. Een kleinere partij-invloed op de strijdagenda’s zou niet alleen ten goede komen van de sociale bewegingen, maar ook van de ngo’s die enorm verweven zijn met het proces van sociale opbouw. De opname van bepaalde ngo-leiders in de nieuwe administratie heeft ook de ngo’s zelf veranderd.
Minder invloed van de ngo’s en de partijen zou de nodige ruimte en zuurstof kunnen creëren om de sociale bewegingen te laten evolueren naar het vinden van een aanpak die beantwoordt aan de werkelijke verzuchtingen en eisen van het volk en die de levensomstandigheden verbetert.
Besluit
De stap naar een ‘nieuw’ Paraguay is helemaal nog niet definitief gezet. De terugkeer van de oude politieke elite en het neoliberale kamp is niet uitgesloten. Daarom is het van essentieel belang dat we tot een uitwisseling kunnen komen van de werkelijke eigen ervaringen -en dat zijn er niet weinig- van de onafhankelijke basisgroepen, los van de verplichte autocensuur die wordt opgedrongen door een idee van consensus en angst voor dissidentie tegenover de nieuwe regering.
(Uitpers, nr. 112, 11de jg., september 2009)
Pelao Carvallo is lid van de ‘Grupo de Afinidad Antimilitarista de Asuncion’ , een antimilitaristische organisatie in Paraguay
Artikel vertaald en bewerkt door G.S.
(1) De Chaco-oorlog vond plaats tussen Bolivia en Paraguay van 1932 tot 1935 en ging om over de controle over de Chaco Boreal. De aanleiding was het vermoeden dat de Chaco Boreal aardolie bevatte, omdat in de aangrenzende Andes recentelijk olie was gevonden. De Chaco Boreal is een onderdeel van de Gran Chaco-vlakte, die zich uitstrekt over Bolivia, Paraguay, Brazilië en Argentinië. Daarnaast betekende controle van de Chaco Boreal ook toegang tot de Rio Paraguay, en omdat beide landen binnenstaten waren, bijgevolg een doorgang tot de Atlantische Oceaan. Dit was vooral belangrijk voor Bolivia, dat bij de Salpeteroorlog van 1883 tegen Chili haar kust aan de Stille Oceaan verloren was.
(2) Overeenkomsten die dateren van 1973 onder Stroessner
(3) Een onderzoek stelt dat er 77 boeren zijn gedood tussen 1989 en 2005 in de strijd voor grond. http://informechokokue.webnode.com/informe-chokokue/