De twee belangrijkste Palestijnse politieke partijen, Fatah en Hamas, zijn er uiteindelijk in geslaagd om tot een akkoord te komen voor de vorming van een eenheidsregering. Israël dat zijn kolonisatiepolitiek gewoon wil voortzetten, is voorspelbaar afwijzend, maar de VS en EU laten een voorzichtige opening. Het Palestijns regeerakkoord komt nochtans ver tegemoet aan de internationale eisen.
Het heeft veel voeten in de aarde gehad. De internationale druk zorgde immers voor een patstelling tussen Hamas en Fatah en op het terrein braken er geregeld gevechten uit tussen militanten van beide partijen. Vooral de interne druk was amper te harden. De internationale boycot van de Palestijnse Autoriteit veroordeelde de ambtenaren tot de bedelstaf. De economie staat op instorten en de armoede heeft recordhoogtes bereikt. Alle ingrediënten waren aanwezig voor een ‘failed state’ (mislukte staat). Een eenheidsregering was dus noodzakelijk om het internationale isolement en de boycot te doorbreken en de dreigende interne escalatie tegengaan.
Het akkoord voor een nieuwe eenheidsregering was mogelijk sinds het akkoord dat onder leiding van Saudi-Arabië in Mekka werd opgesteld (8 februari 2007). Dat kon op grote steun rekenen van de Palestijnse Wetgevende Raad (het ‘parlement’) en ook de Palestijnse bevolking was maar al te blij dat er eindelijk een doorbraak was die weer perspectieven bood voor hun benarde situatie. De nieuwe regering, waarvan de samenstelling op 18 maart is publiek gemaakt, vertegenwoordigt in de woorden van de nieuwe minister van Informatie Mustafa Barghouti, 96 procent van het Palestijnse kiespubliek. Ze telt 11 ministers van Hamas, 6 van Fatah, telkens 1 minister van de vier kleinste fracties in het Palestijnse parlement en 4 onafhankelijken naar wie de belangrijke posten van Buitenlandse Zaken en Financiën gaan. Alleen het PFLP (het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, de derde fractie in het parlement) doet niet mee.
In het Westen was men in eerste instantie geïnteresseerd in de vraag of de regering er in zou slagen een regeerakkoord op te stellen waarin voldaan zou worden aan de drie voorwaarden noodzakelijk om een einde te maken aan het internationaal isolement. Het gaat om de erkenning van de staat Israël, het afzweren van het geweld en de erkenning van de reeds afgesloten akkoorden met Israël. Neen dus of niet volledig, althans, dat beweren Israël, VS en in mindere mate de Europese Unie. Al meer dan een jaar stellen deze hoofdrolspelers vooral eisen aan de Palestijnen. Israël lijkt ondanks de verdere bouw van nieuwe nederzettingen, het vastzetten van duizenden politieke gevangenen, de bouw van de muur op Palestijnse grondgebied, de annexatie van grond en water, de brutale militaire optredens, en het afsluiten van de Palestijnse gebieden, de dans te blijven ontspringen. Het jongste rapport van de speciale rapporteur John Dugard, dat op 22 maart tijdens de zitting van de VN-Mensenrechtenraad is voorgesteld en besproken, is nochtans heel duidelijk in zijn oordeel (1). Het vergelijkt de politiek van Israël met dat van Apartheid Zuid-Afrika en komt tot de conclusie dat “Israels wetten en praktijken in de Bezette Palestijnse Gebieden met zekerheid aspecten vertonen van Apartheid” en de internationale conventie terzake veroordelen. Het rapport stelt dat Palestijnen die Kassemraketten afschoten op Israël ter verantwoording moeten worden geroepen, maar “zo zou dat ook met Israël moeten zijn die op een veel grotere schaal schendingen van het internationaal humanitair recht hebben veroorzaakt.” Het rapport stelt verder: “de Bezette Palestijnse gebieden zijn de enige instantie van een ontwikkelend land waarvan het recht op zelfbeschikking wordt miskend en dat wordt onderdrukt door een met het Westen verbonden staat.” Dugard praat over het ‘Westers falen’ om aan dit onrecht een einde te stellen.
Het rapport, lang niet het eerste in zijn soort overigens, lijkt weinig lezers te kennen bij het Westerse diplomatieke en politieke korps. Dat blijft halsstarrig met beschuldigende vinger naar Palestijnse kant wijzen. Eerder schreef John Dugard daarover al dat “nooit eerder een bezet volk zo is behandeld”. Het is dan ook weinig verwonderlijk dat Washington en heel wat Europese tenoren weinig enthousiasme lijken op te kunnen brengen voor de inspanningen die de Palestijnen hebben geleverd om tegemoet te komen aan de Westerse eisen.
Dat regeerakkoord is zonder meer een evenwichtig opgesteld document met redelijke voorstellen en oplossingen waar geen zinnig mens iets kan tegenin brengen (2). In het eerste luik (punt 1) van het akkoord staat bijvoorbeeld: “de sleutel tot veiligheid en stabiliteit in de regio is een einde aan de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden en de erkenning van het Palestijnse recht op zelfbeschikking”. Verderop staat er nog dat “de regering de door de PLO getekende internationale resoluties en akkoorden zal respecteren.” Op vlak van geweld stelt het akkoord dat “vrede en stabiliteit in de regio afhankelijk is van het beëindigen van alle vormen van bezetting van de Palestijnse gebieden, het ontmantelen van de Apartheidsmuur en joodse nederzettingen, het stopzetten van de verjoodsing van Jeruzalem en Israëls politiek van annexatie van grond met het herstel van de grondrechten van de eigenaars”. Er staat hier niets controversieel, alleen datgene wat al gevraagd wordt via diverse VN-resoluties en zelfs de fameuze ‘Routekaart’ naar vrede. Met dit alles is er op zijn minst sprake van 1. een duidelijke zij het impliciete erkenning van Israël (er wordt enkel het stopzetten van de bezetting van ‘Palestijnse gebieden’ gevraagd, Israël zelf wordt hier met rust gelaten) 2. een erkenning van de akkoorden met de PLO. De Verenigde Naties zien de PLO overigens als de legitieme vertegenwoordiger van het Palestijnse volk en niet de Palestijnse Autoriteit, iets wat nogal eens ‘vergeten’ wordt. 3. In punt 3 van het tweede luik in het akkoord staat de duidelijke vredeswil van de Palestijnse regering: “de regering zal, via de nationale verzoening, werken aan het versterken en uitbreiding van de rust, zodat het niveau bereikt wordt van een alomvattende en wederzijdse wapenstilstand tussen beide partijen.” De Israëlische regering en de VS leggen daarentegen vooral de nadruk op de passage daarvoor die stelt dat “het verzet een legitiem recht is van het Palestijnse volk” en dat “het Palestijnse volk het recht heeft om zich te verdedigen tegenover elke Israëlische agressie”. Zowel het eerste (verzet) als het tweede (verdediging) zijn nochtans rechten die erkend worden door de Verenigde Naties. Ook daar is dus geen enkel probleem mee.
Met andere woorden. Het volledige regeerakkoord is opgesteld in een geest van gezond verstand. Een politicus of diplomaat die daar niet mee overweg kan zou beter een andere job zoeken. Of nog anders gesteld: er is sprake van slechte wil. Het komt er voor bepaalde partijen op aan om te blijven herhalen dat er geen gesprekspartner (of partner voor politieke dialoog en vrede) is. Israël heeft in dat opzicht zeer voorspelbaar gereageerd. De regering liet bijna onmiddellijk weten dat ze haar boycot zal handhaven (en dus de inmiddels 800 miljoen dollar aan taksen niet zal doorstorten). De Israëlische premier Olmert interpreteerde het regeerakkoord zelf als een bevestiging van “het gebruik van terreur” als politiek. Je moet over wilde fantasieën beschikken om dit in het regeerakkoord te kunnen ontdekken, maar als je het maar genoeg herhaalt dan schuilt daar altijd enige waarheid in. In een cynisch gebaar stuurde Olmert de dag dat de regering werd ingezworen overigens het leger naar de stad Nabloes.
Premier Olmert, die zelf de vloer aanveegt met alle akkoorden die in het verleden zijn opgesteld door zijn intensieve kolonisatie- en annexatiepolitiek (gedetailleerd omschreven in het daarnet vernoemde Dugard-rapport) en zijn uitspraken dat Judea en Samaria (zionistische terminologie voor de Westelijke Jordaanoever) tot het Israëlische grondgebied behoren waarvan hooguit delen kunnen worden afgestaan aan de Palestijnen, kan alleen maar nadeel ondervinden van onderhandelingen over de teruggave van Palestijns grondgebied (3).
De VS en de EU reageren afwachtend en willen vooralsnog de regering niet erkennen. Voor de VS is het vooral een probleem dat Hamas als terreurorganisatie wordt gezien waardoor meteen de hele regering an sich als het ware gediscrediteerd wordt. Met president Mahmoud Abbas valt evenwel nog te praten. De VS hebben inmiddels gedaan gekregen dat er tweewekelijkse ontmoetingen zouden komen tussen de Palestijnse president en premier Olmert. De boycot van de Palestijnse Autoriteit blijft evenwel gehandhaafd. De EU lijkt al evenzeer geen haast te willen maken met het opheffen van de hulpboycot. De Hoge Vertegenwoordiger van het Buitenlands Beleid, Javier Solana, stelt weliswaar dat “deze regering niet instemt met de principes”, maar: “het is op dit ogenblik veel belangrijker om te zien wat ze doen dan wat ze zeggen” (Deutsche Welle, 20 augustus 2007).
Europa is duidelijk verdeeld over de kwestie. Een aantal landen zoals Nederland en Groot-Brittannië volgen de hardere en zeer eenzijdige opstelling van de VS (4). Noorwegen, geen lid van de Europese Unie, doorbrak als eerste het internationale isolement en kondigde aan dat het opnieuw diplomatieke betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit zou opstarten. De Noorse minister van Buitenlandse Zaken praatte ook al met Ismail Haniye, de Palestijnse premier van Hamas. Andere landen, zoals Frankrijk, Zweden, Oostenrijk, Spanje en Italië maken een voorzichtige opening en zijn bereid tot contacten, zij het met niet-Hamas regeringsleden. De Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Karel De Gucht, deed op zijn rondreis door het Midden-Oosten midden maart evenzeer Ramallah aan, sprak met regeringsleden, maar meed evenzeer elk contact met Hamas-ministers. De Gucht stelde, net als Solana, dat de Palestijnse regering zich moest bewijzen op het terrein. Hij voegde daarbij trouwens nog een aantal andere voorwaarden toe aan het eisenpakket, zoals de vrijlating van de Israëlische soldaat Gilad Shalit (“op korte termijn” – de wens voor de vrijlating van Shalit staat trouwens ook in het regeerakkoord, zij het in de vorm van een gevangenenruil), de integratie van de verschillende Palestijnse veiligheidsdiensten en het stopzetten van raketbeschietingen vanuit de Gaza. De Guchts eisenpakket aan Israël daarentegen was veel bescheidener: stopzetting uitbreiding van de joodse nederzettingen en de bewegingsvrijheid van de Palestijnen vergroten, zo noteerde de pers. Over de 10.000 politieke gevangenen, waaronder een veertigtal ministers en parlementariërs en enkele honderden minderjarigen, geen woord. Ook niets over het geweld van Israël van het afgelopen jaar in Gaza of recentelijk in Nabloes, laat staan een hard woord over de algemene annexatie en kolonisatiepolitiek.
De Palestijnse premier Ismail Haniye heeft al laten verstaan dat er niet eeuwig alleen maar toegevingen van Palestijnse kant kunnen worden verwacht. In zijn inaugurale toespraak zei hij: “Als u deze regering niet respecteert, die de vrije wil van het Palestijnse volk vertegenwoordigt, dan vertelt u ons effectief dat we geen andere keuze meer hebben dan geweld”. Het is nog maar de vraag of dergelijke woorden veel indruk zullen maken. De Palestijnen zijn nu eenmaal heel erg afhankelijk van Israël en het Westen.
(Uitpers, nr 85, 8ste jg. , april 2007)
Noten:
(1) Implementation of the General Assembly Resolution 60/251 of 15 March 2006 entitled “Human Rights Council”. Report of the Special Rapporteur on the situation of human rights in the Palestinian territories occupied since 1967, John Dugard. 29 januari 2007 (A/HRC/4/17). Het volledige rapport is op te vragen via
http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/G07/105/44/PDF/G0710544.pdf?OpenElement(2) Grote uittreksels van het regeerakkoord zijn op te vragen op de website van Miftah, zie
http://www.miftah.org/Display.cfm?DocId=12978&CategoryID=32(3) zie de speech van Olmert op de Herzliya Conferentie van 2006 (tekst op te vragen op:
http://www.israelnewsagency.com/israelolmertherzliyaconferencedisengagement48770124.html . Daarin de volgende passage: “We firmly stand by the historic right of the people of Israel to the entire Land of Israel. Every hill in Samaria and every valley in Judea is part of our historic homeland. We do not forget this, not even for one moment. However, the choice between the desire to allow every Jew to live anywhere in the Land of Israel to the existence of the State of Israel as a Jewish country – obligates relinquishing parts of the Land of Israel. This is not a relinquishing of the Zionist idea, rather the essential realization of the Zionist goal – ensuring the existence of a Jewish and democratic state in the Land of Israel. In order to ensure the existence of a Jewish national homeland, we will not be able to continue ruling over the territories in which the majority of the Palestinian population lives. We must create a clear boundary as soon as possible, one which will reflect the demographic reality on the ground. Israel will maintain control over the security zones, the Jewish settlement blocs, and those places which have supreme national importance to the Jewish people, first and foremost a united Jerusalem under Israeli sovereignty. There can be no Jewish state without the capital of Jerusalem at its center.”
(4) Zie het NRC Handelsblad van 24/25 maart 2007 (“Het enige Europese land dat nog bezwaar maakt tegen een voorzichtige ontdooiing van de relatie met de Palestijnse regering is Nederland”)