‘We hebben de benedenwereld lange tijd gevuld met wat ons angst inboezemt en wat we kwijt willen, maar ook met wat ons lief is en wat we willen bewaren,’ schrijft Robert Macfarlane bij het maken van zijn lange en fascinerende ondergrondse reis, naar plekken waar de ruimte zich wonderlijk gedraagt en de tijd ook. Meer dan 500 spannende pagina’s sleurt de auteur je mee in ‘de diepe tijd’. Laat je meevoeren in die gedurfde onderneming.
‘Benedenwereld’ is een fascinerend én ongewoon boek. Het begint al bij de titel en de cover. Underland is in het Engels, evenals zijn Nederlandse vertaling ‘Benedenwereld’ een vocabulair onbestaand woord dat door de auteur gemunt werd en dat veel beter dan ‘onderwereld’ of ‘underground’ de lading van dit zeer bijzondere boek dekt. ‘Benedenwereld’ is een verhaal over reizen naar de duisternis en over afdalingen op zoek naar kennis.
In de soepele woorden van de auteur luidt het zo: ‘Het boek beslaat de periode van de vorming van donkere materie tijdens het ontstaan van de kosmos en met de nucleaire toekomst van het antropoceen. Op de reis in de diepe tijd tussen die ver uiteenliggende punten plooit het verhaal zich rond de lijn van het voortdurend veranderende heden. Onder de oppervlakte van de hoofdstukken – passend bij het onderwerp – strekt zich een netwerk uit van weerklanken, patronen en verbanden.’ (p. 26) Dat is mooi en correct gezegd, want als lezer kom je in dat netwerk onder de oppervlakte van 13 hoofdstukken en evenveel reizen terecht. Je raakt er echter nooit in verstrikt, want via allerlei om- en zijwegen houdt de zeer goede pen en de zorgvuldige verhaalopbouw van Macfarlane je wel op het goede spoor.
En dan is er natuurlijk ook die fascinerende cover met die griezelige zonnegloed, de krommende ‘vingers’ van bomen in technicolour, het gevoel dat je in een stralende onderaardse wereld kijkt. Het is een schilderij van Stanley Donwood en heet ‘Nether’ – naar beneden – maar het stelt niet de zon voor. Het is het licht van een kernbom die net is afgegaan, bezien vanuit een holle weg. Wanneer je naar ‘Nether’ kijkt heb je nog ongeveer 0,001 seconde te leven voordat je vlees van je botten smelt. Zo verklaarde Stanley Donwood het doek aan Macfarlane en de auteur was zwaar onder de indruk. ‘Het beeld, luisterrijk en dodelijk, fataal en beeldschoon, nucleair en natuurlijk, verleidt de blik van de kijker en voert hem de onderwereld binnen, naar de reactiekern ervan. Als zodanig kan die cover niet trouwer zijn aan de sfeer van ‘Benedenwereld’. (492) Het boek is letterlijk en figuurlijk een afdaling in de ‘diepe tijd’ van de donkere materie tot in het huidige antropoceen en het gevaar daaraan verbonden van nucleaire zelfvernietiging door mensenhanden.
Veel meer dan Indiana Jones
Meer dan zes jaar heeft MacFarlane aan dit boek gewerkt. De auteur van internationaal bekende bestsellers waaronder ‘Hoogtekoorts’, ‘De laatste wildernis’ en ‘De oude wegen’ – stuk voor stuk pareltje in het reisgenre waarop Robert Macfarlane zijn zeer eigen stempel heeft gedrukt – liet zijn lezers wel erg lang wachten, maar het resultaat is dan ook navenant. Zijn afdaling in de ‘Benedenwereld’ is ongetwijfeld een hoogtepunt in zijn schrijversbestaan. De auteur is, dat wisten we al wel, gefascineerd door landschappen en vooral door de relatie tussen landschappen en menselijke emoties. Dat deed hij vooralsnog bovengronds, maar zoals hij zelf schrijft ‘vanaf de ijskoude pieken van ’s werelds hoogste bergtoppen heb ik een weg naar beneden afgelegd’. En dat ging niet vanzelf. De Cambridge-docent Engelstalige literatuur is geen kamergeleerde met leesbrilletje, maar ontpopt zich andermaal – hij vertoont tot op zekere hoogte enige verwantschap met Indiana Jones – tot een ervaren alpinist die zich dan in de diepte omturnt tot speleoloog, maar daarnaast begeeft hij zich ook op het terrein van de bioloog, de geoloog, de paleontoloog, de dendroloog, de klimatoloog en nog veel meer -logieën, maar ook op het brede domein van de filosoof en zeker ook op dat van de literaire non-fictie door zijn een gestileerde pen die bij momenten naar een poëtische zegging neigt. En dat is allemaal aanwezig in het nu 43-jarige corpus van iemand van vlees en bloed, want – neen – Macfarlane is geen cultheld zoals Indiana Jones, maar iemand die zoals ieder mens angst kent en daar ook voluit durft voor uitkomen. Zoals bijvoorbeeld toen hij samen met Lina en enkele waakhalzerige speleologen de benedenwereld van Parijs verkende. Luister maar: ‘De angst kruipt door mijn ruggengraat omhoog, vloeit vettig mijn keel in. Er zit niets anders op dan haar te volgen. Ik ga plat liggen, wikkel mijn rugzak om mijn voet en kruip met mijn hoofd naar voren naar binnen.’ (p. 176) En even verder: ‘Claustrofobie houdt me als een manshoge bankschroef in zijn greep, drukt op mijn borst en longen, perst mijn adem eruit, laat zware sterren exploderen in mijn hoofd.’ ‘Benedenwereld’ kan dus zeker ook gelezen worden als een avonturenverhaal, maar het boek is veel meer dan dat geworden. Het is de goed overdachte en geconstrueerde vermenging van een ik-verhaal met daarin verwerkt heel veel kennis – er is een behoorlijk uitgebreide bibliografie toegevoegd – maar dan toch van een weten dat nergens als een omgevallen boekenkast overkomt.
Merkwaardige gidsen
Macfarlane heeft zijn tochten naar de benedenwereld zeer goed voorbereid, want in zijn afdalingen die hem van Londen, Parijs, Italië, Slovenië en de Lofoten naar Groenland en Finland voeren, verkeert hij in het gezelschap van uitstekende gidsen die stuk voor stuk ook heel bijzondere figuren zijn. Zo is er bijvoorbeeld zijn ‘gids’ en leermeester Robert Mulvaney die ijsboorwetenschapper, paleoklimatoloog en glacioloog is en die twintig boorseizoenen op Antarctica heef doorgebracht en vijf op Groenland, maar ook Matt en Helen, klimmers, skiërs en gidsen in het Groenlandse Kulusuk, de stoere visser en activist Bjornar Nicolaisen die opkomt tegen de installatie van boorplatformen op en rond de Lofoten en de Vesteralen-eilanden. Er zijn ook Lina en Jay, twee speleologen met wie de auteur in de benedenwereld van Parijs claustrofobische angsten uitstaat, verder ook de mycoloog Merlin Sheldrake die als plantenwetenschapper de ‘ondergroei’, de benaming voor het leven tussen bosbodem en bladerdak bestudeert, Neil die gespecialiseerd is in het beveiligen van mijnen en ook nog Sean Borodale, die imker, speleoloog, wandelaar en ook nog een bijzondere dichter is. Macfarlane loopt mee in het diepe spoor van deze merkwaardige, atypische figuren en mag kennis maken met hun kennis in en van de diepte en natuurlijk ook met hun levenswijsheid over ‘de diepe tijd’.
De diepe tijd
De diepe tijd is een kernbegrip in dit boek. Macfarlane noemt het de tijdrekening van de benedenwereld. Voor hem is het de duizelingwekkende uitgestrektheid van de geschiedenis van de aarde, die ver voorbij ons eigen tijdsgewricht reikt. Wanneer de auteur doordringt in een prehistorisch beschilderde grot ergens aan een klif in Noorwegen dringt dat besef heel scherp tot hem door. ‘De tijd keert de ruimte om: hoe dieper ze de grot binnendringen, des te jonger de ruimte. De reis door het donker is een reis naar het heden. Het heeft de zee telkens duizenden jaren gekost om elke meter gesteente te veroveren.’ (p. 288) En wanneer de auteur dan is doorgedrongen tot de afbeeldingen van rode dansers op de rotswand klinkt het: ‘De handen van de doden duwen van gene zijde tegen het steen, palm tegen palm een vinger tegen vinger van die leven…’ (p. 291)
Afdalen in de ruimte is ook afdalen in de diepe tijd. Dat heb je ook met afdalen in steden en dan kom je los van het idee dat steden horizontaal zijn. Neen, ze zijn ook verticaal. ‘Ze reiken omhoog in de vorm van gebouwen, liften en het gecontroleerde luchtruim, en reiken omlaag in de vorm van tunnels, liften, kelders, begraafplaatsen, putten, ondergrondse kabels en mijngangen.’ (p. 156) Dat ervaart de auteur zelf in zijn spectaculaire afdaling in de ‘ingewanden van Parijs’.
Poëtisch
Macfarlane doceert niet alleen Engelse literatuur, hij is zelf ook een groot stilist. Zijn teksten zijn ‘af’ en dat is ook aanwezig in deze Nederlandse vertaling waarvoor heel veel dank aan de twee vertalers, Nico Groen en Jan Willem Reitsma, die dat mooi hebben laten doorklinken. Een hele klus voorwaar om die bij momenten poëtische zegging tot haar recht te laten komen. Op zijn tocht door Groenland beschrijft de auteur bijvoorbeeld het noorderlicht dat zich voor hem voor het eerst liet zien als volgt: ‘Een radargroene sjaal wappert in de hemel. De bergen zenden jadegroene zoeklichten de ruimte in.’ (p. 356) Macfarlane heeft het, zoals geologen en paleobiologen, ook over ‘spoorfossielen’ zoals de afdruk van een dinosauruspoot bijvoorbeeld, maar voor hem is dat nog veel meer: ‘Een spoorfossiel is het trotseren van de ruimte door een verdwenen lichaam, met de afwezigheid als teken’ (p. 87). Soms citeert hij ook een gedicht zoals dat van vrijduikster Natalja Moltsjanova – ook weer zo’n bijzonder iemand! – die in ‘De diepte’ de tijd beschrijft die ze onder water doorbracht:
‘De stilte van het eeuwig duister
en de oneindigheid.
Ik trad buiten de tijd,
tijd goot zich in mij
en we werden
onbeweeglijk.
Ik verloor me in de golven,
werd zoals de blauwe afgrond
raakte aan het geheim van de oceaan.’
filosoof en maatschappijcriticus
In zijn vaak poëtische beschrijvingen van het onzegbare en de voor mensen amper of niet te begrijpen natuurlijke fenomenen, klinkt ook vaak de stem van de filosoof door: ‘Voor mij is door een bos wandelen alsof je een piepklein rolletje speelt in een mysteriespel dat zich op verschillende tijdschalen afspeelt.’ (p. 118) Door zijn kritisch denken wordt de filosoof in hem ook vanzelfsprekend een maatschappijcriticus. Filosofie gaat immers over het kritisch bevragen van de grondslagen van onze tijd. Sprekend over de ‘ondergroei’ en het bos schrijft Macfarlane: ‘Voor zover de mensheid betekenis kan ontlenen aan het wood wide web, ligt die in de samenwerking die ons in de komende onzekere, verwarrende eeuwen kan redden: mutualisme, symbiose, het inclusieve mensenwerk van collectieve besluitvorming die zich uitstrekt tot meer-dan-menselijke-leefgemeenschappen.’ (p. 121)
Over het omhooghalen van grondstoffen uit de benedenwereld, het zogenaamd extractivisme, is hij niet mals: ‘De geschiedenis van de moderne mens is er een van gewetenloos opgevoerde extractie, in combinatie met vergoelijkende natuurbehoudprojectjes en treurzangen. We hebben inmiddels zo’n 50 miljoen kilometer aan tunnels en gaten geboord tijdens onze zoektocht naar natuurlijke hulpbronnen, en onze planeet waarlijk tot een holle aarde doortunneld.’ (p. 324)
Paleontologie van het heden
Macfarlane is ook niet mals voor het optreden van de mens in het zogenaamde antropoceen en daarom spoort hij aan tot een retrospectief interpreteren van onze tijd. Deze denkoefening noemt hij ‘de paleontologie van het heden’ en daarvoor moeten we ons een futuristische figuur voorstellen: de hypothetische, postmenselijke geoloog die miljoenen jaren later, wanneer de mensheid allang is uitgestorven in de benedenwereld zoekt naar informatie over het tijdperk van de antropos. De auteur stelt een terugblik voor vanuit de toekomstige diepe tijd: ‘De stralingsresten van ons atoomtijdperk, de verpulverde fundamenten van onze steden, de ruggengraten van miljoenen intensief gefokte hoefdieren en de vage contouren van een deel van de ontelbare plastic flessen die we jaarlijks produceren, terwijl de lagen waarin ze zich bevinden nauwkeurig kunnen worden gedateerd aan de hand van de productontwerparchieven van multinationals.’ (p. 85)
‘Benedenwereld’ sleurt je mee in ‘de diepe tijd’. Laat je meevoeren in die gedurfde onderneming. En dat zeg ik niet alleen. Mijn lievelingsauteur Rebecca Solnit, de Amerikaanse auteur en activiste van onder andere ‘Wanderlust’, vindt dat ook: ‘Op gedurfde wijze bezingt Robert MacFarlane plekken (..) in proza waarvan de levendigheid en de schoonheid soms wedijveren met het beschrevene.’