Atif Mian heeft ontslag genomen uit de economische adviesraad van Pakistans nieuwe premier, ImranKhan. Geen schokkend nieuws, ware het niet dat de Pakistaanse regering hiermee toegeeft aan druk van uiterst-rechtse islamisten. Want al vindt het IMF Mian een zeer bekwaam economist, hij heeft de verkeerde religie en dat dulden de Pakistaanse moslimfundamentalisten niet. Het ontslag van Mian illustreert de groeiende invloed van uiterst-rechts en de greep die ze op de nieuwe premier hebben. Met de zegen van het leger.
Ahmadi
Aan de kwaliteiten van Mian als economist wordt niet getwijfeld. Maar hij behoort niet tot de rechtmatige soennitische moslimstrekking ;die trouw is aan de Profeet. Mian is een Ahmadi, een moslimgroep die afwijkende meningen heeft. De groep zweert bij een profeet uit de 19e eeuw, en dat is voor de islamisten een profeet te veel.
De Ahmadi’s hebben het de jongste tijd erg te verduren in Pakistan. Een wet uit 1984 verbiedt het half miljoen Ahmadi’s (op een bevolkingvan 200 miljoen) zich moslims te noemen; als ze dat toch doen staan daar zware straffen op. Sindsdien zijn al minstens 264 Ahmadi’s vermoord. Vorige maand nog viel er een dode toen een menigte fanatieke soennieten een moskee van de Ahmadi aanviel.
Meegaand
Premier Imran Khan won met zijn PTI (Pakistaanse Beweging voor Gerechtigheid) de parlementsverkiezingen van 25 juli – 32 % van de stemmen en 116 van de 272 zetels. Hij vond voldoende bondgenoten, onder wie islamistische “onafhankelijken”, voor een meerderheid. Daarmee zette hij de twee traditionele machtspartijen, de min of meer progressieve PPP (Pakistaanse Volkspartij van de clan Bhoetto) en de conservatieve PML-N (Pakistaanse Moslim Liga) buitenspel. Dat komt vooral de derde traditionele machtspartij, de legerleiding, goed uit.
Khan’s recente flirt met moslimfundamentalisme beviel de legerleiders die zich opwerpen als de beschermers van het islamitisch karakter van het land. Khan schaarde zich vorig jaar onder meer achter de acties van de uiterst-rechtse Tehreek-i-Labbaik van Khadim Hussein Rizvi. Die beschuldigden de regering van blasfemie omdat ze de toon van de parlementaire eed wou nuanceren, onder meer – aldus de beschuldiging – om de Ahmadi een plezier te doen.
Generaals
Geen wonder dat Imran Khan tijdens de verkiezingscampagne steun kreeg van de strijdkrachten, want hij was duidelijk hun kandidaat. Khan had zijn succes echter vooral te danken aan zijn aanvallen op de corruptie. Het zwart schaap lag voor de hand: gewezen premier Nawiz Sharif. Diens privatiseringen kwamen erop neer staatseigendommen voor een prikje in handen te spelen van familie en vrienden.
De Panama Papers hadden aan het licht gebracht dat de familie Sharif op verdachte manier grote sommen had achterover geslagen en die o.m. in Londense luxewoningen had belegd. Sharif werd afgezet en kort voor de verkiezingen tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Bij zijn terugkeer uit ballingschap werd hij opgesloten. Met die veroordeling kon hij zelf geen kandidaat meer zijn, maar hij dacht dat hij als “martelaar” toch nog de verkiezingen kon winnen. Het leger hielp daar een stokje voor te steken.
India
Voor de generaals was de uitschakeling van Sharif een geschenk. Indertijd hadden ze hem wel gesteund tegen de PPP. Sharif regeerde van 1990-1993, 1997-1999 en 2013-2017. In 1999 had generaal Pervez Musharaf met de zoveelste militaire coup de macht genomen, en de ganse familie Sharif, die zeer goede banden heeft met de Saoedische heersers, trok toen in ballingschap naar Saoedi-Arabië. Musharaf werd in 2008, na negen jaar wanbestuurd, zelf de laan uitgestuurd.
Sharif stelde zich vooral in zijn laatste regeerperiode te onafhankelijk op naar de smak van de militairen. Vooral dan op een zeer teer punt, namelijk de relaties met India. Voor de generaals blijft India de grote vijand. Vandaar ook deels hun steun aan de Afghaanse Taliban uit vrees dat India Pakistan zou “insluiten”. Ze rekenen erop dat het buitenlands beleid met Khan als premier grotendeels hun terrein blijft.
Behoudsgezind
Vooral jonge Pakistani lijken veel te verwachten van Khan, in de eerste plaats van de strijd tegen de corruptie. Khan, die zijn populariteit vooral te danken heeft aan zijn rol als kapitein van de ploeg die in 1992 de wereldbeker cricket won, is wel op alle vlakken behoudsgezind.
Voor sociale problemen zweert hij bij liefdadigheid. Inzake vrouwenrechten oordeelt hij dat feminisme het moederschap ondermijnt. Als parlementslid stemde hij tegen een wet die bescherming biedt aan de slachtoffers van verkrachting En hij vindt net als Rivzi en zijn fundumentalisten dat de sharia onverkort moet worden toegepast. Met VS-president Trump heeft hij onder meer gemeen dat hij niet geeft om feiten.
Zijn regering heeft nu ook een reeks privatiseringen aangekondigd, het neoliberale beleid dat zowel PPP als Moslim Liga en generaals voerden, wordt lustig verder gezet. Aan de grote economische belangen van de legerleiders wordt natuurlijk niet geraakt en de uiterst-rechtse islamisten kunnen tevreden zijn, economist Mian is niet hun eerste slachtoffer.