De oprichting van een ‘bedrijfsgiftenbank’ – het ‘Corporate Funding Program – bedrijven steunen duurzame ontwikkeling’ – een initiatief van zeven in België gevestigde bedrijven (Bekaert, Corona-Lotus, Interbrew, Koramic Building Products, Sidmar, Siemens en Union Minière) en zes Belgische niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkelingssamenwerking (ACT, Broederlijk Delen, Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking (FOS), Oxfam-Solidariteit en Vredeseilanden-Coopibo) heeft veel vragen en kritiek doen rijzen.
Nogal wat Derde Wereldmilitanten stellen zich de vraag of de NGO’s in het algemeen en Oxfam-Solidariteit in het bijzonder zich niet met handen en voeten binden aan het bedrijfsleven en uiteindelijk de eigen geloofwaardigheid ondermijnen.
Oxfam-Solidariteit en haar partners in de Derde Wereld staan al jaren bekend omwille van hun verzet tegen de neoliberale mondialisering van de economie. Voor heel wat mensen blijft Oxfam-Solidariteit in deze dolle tijden van systematische schending van de sociaal-economische rechten van de volkeren in het Zuiden (en het Noorden), van afbraak van het overheidsapparaat, van privatisering van de elementaire basisvoorzieningen een ankerpunt. Oxfam-Solidariteit heeft steeds de rol van de multinationale bedrijven en hun greep op de internationale en nationale politiek in de scherpste bewoordingen op de korrel genomen. En vandaag zit Oxfam-Solidariteit aan tafel met een aantal van deze multinationals om te praten over de besteding van bedrijfsfondsen voor ontwikkelingsprojecten.
In een nota van eind november 2000 (zie http://www.oxfamsol.be) had Oxfam-Solidariteit een aantal toelichtingen gegeven over het opzet van het CFP. Deze nota blijft ook vandaag nog steeds relevant voor wie wenst deel te nemen aan het debat.
Stefaan Declercq, secretaris-generaal van Oxfam-Solidariteit, gaat in op een aantal vragen, die tijdens dit debat regelmatig terugkomen. Hij staat ook even stil bij een aantal recente ontwikkelingen binnen het CFP.
"Het idee voor de oprichting van een ‘bedrijfsgiftenbank’ kwam van Frans Bourgeois, voormalig professor van de EHSAL (Economische Hogeschool Sint-Aloysius). Voorzitter van het CFP is Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank. Het initiatief werd concreet uitgewerkt in samenwerking met de NGO’s ACT, Broederlijk Delen en Vredeseilanden-Coopibo. In oktober 1999 werden Oxfam-Solidariteit, Wereldsolidariteit en het Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking (FOS) uitgenodigd om zich bij het CFP aan te sluiten. Van bij het begin heeft Oxfam-Solidariteit een aantal pertinente vragen gesteld en een reeks waarborgen geëist".
Een rechtstreekse band tussen NGO’s en bedrijven?
“Zo wilde Oxfam-Solidariteit de garantie dat er geen rechtstreekse banden zouden ontstaan tussen het bedrijfsleven en de NGO’s, tussen het bedrijfsleven en een aantal concrete ontwikkelingsprojecten in het Zuiden.
In de Raad van Beheer wordt één derde van de zetels ingenomen door de bedrijven, één derde door de NGO’s en één derde door onafhankelijken. Vier NGO’s zetelen in de Raad van Beheer: de eigenlijke mede-initiatiefnemers van het CFP, ACT, Broederlijk Delen, Vredeseilanden-Coopibo en Wereldsolidariteit – deze laatste omwille van haar nauwe banden met de vakbonden. Oxfam-Solidariteit en FOS zitten niet in de Raad van Beheer
Binnen het CFP bestaan er drie commissies die over een en ander moeten waken: er is de projectencommissie, de ethische commissie en de evaluatiecommissie.
In de projectencommissie zetelen geen vertegenwoordigers van het bedrijfsleven of van de NGO’s. Deze commissie is samengesteld uit onafhankelijken, voornamelijk mensen uit de academische wereld. Zij geven advies aan de Raad van Beheer van het CFP, waarin het bedrijfsleven en de NGO’s wel hun afgevaardigden hebben.
Oxfam-Solidariteit had van bij het begin garanties gevraagd om te vermijden dat er louter economische projecten zouden worden gesteund door het CFP. De vrees bestond namelijk dat het Belgische bedrijfsleven vooral de voorrang zou willen geven aan KMO-initiatieven in de Derde Wereld.
Vandaag kunnen we met gerustheid stellen dat de projectencommissie niet voor dit soort ontwikkelingsprojecten kiest. Het gaat om een zeer ruime keuze van projecten, waarvan een aantal zelfs een uitgesproken sociaal en politiek karakter heeft.
Twee voorbeelden :
- In Mozambique steunt het CFP een project voor lokale politieke lobbyactiviteiten (joint advocacy programme) van Mozambiquaanse verenigingen, die willen wegen op het internationaal beleid inzake de kwijtschelding van de schulden.
- In Nicaragua wordt steun verleend aan een project dat gericht is op de opleiding van nationale en lokale leiders van organisaties van ex-strijders, politieagenten en onderwijzers met het oog op conflictpreventie en vreedzame conflictbeheersing na de oorlog van de jaren ‘80.
In de projectenlijst van het CFP zitten heel wat sociale projecten (voor plattelandsontwikkeling bijvoorbeeld) en projecten met het oog op een betere bescherming van het leefmilieu.
Er wordt trouwens voorrang verleend aan projecten, die al door derden zijn gescreend: bijvoorbeeld door 11.11.11. – de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging – of door de Belgische of de Europese cofinanciering van ontwikkelingsprojecten.
De projectencommissie van het CFP heeft inmiddels een lijst met ontwikkelingsprojecten gestuurd naar een 1200-tal bedrijven. Deze lijst is anoniem: de bedrijven weten niet van welke NGO de projecten komen. De giften van de bedrijven worden in een gemeenschappelijke pot verzameld en het zijn de NGO’s die uiteindelijk beslissen over welke projecten dit geld wordt verdeeld. Met andere woorden er is geen directe sponsorband tussen NGO’s en bedrijven."
Staat de onafhankelijkheid van Oxfam-Solidariteit op het spel?
"In het totaal mikt het CFP tegen het einde van dit jaar op een gemeenschappelijke pot van 150 miljoen. Oxfam-Solidariteit heeft vanaf het begin zeer duidelijk gesteld dat het haar volledige onafhankelijkheid ten opzichte van het CFP en het bedrijfsleven wil behouden. Oxfam-Solidariteit heeft zichzelf dan ook zeer duidelijk een financiële limiet opgelegd. Onze organisatie wenst slechts voor 8 miljoen fondsen te ontvangen via het CFP of 10% van onze huidige jaarlijkse fondseninzameling van 80 miljoen frank.
Ook het FOS legt zich een beperking op: deze organisatie wil slechts 8 miljoen frank op jaarbasis. De rest gaat naar de andere NGO’s : ACT, Broederlijk Delen, Wereldsolidariteit en Vredeseilanden-Coopibo".
Geeft Oxfam-Solidariteit een aantal multinationals een ethisch label?
"Is Oxfam-Solidariteit plots naïef geworden? Krijgen de bedrijven die deelnemen aan het CFP een ethisch label? Helemaal niet. Oxfam-Solidariteit geeft haar kritische houding ten opzichte van de multinationale ondernemingen en de ongebreidelde economische en financiële globalisering niet op.
Binnen het CFP bestaat er een ethische commissie (waarin eens te meer geen bedrijven en NGO’s, maar onafhankelijke adviseurs zitting hebben). Deze ethische commissie wordt geleid door Guido Langouche, de vice-rector van de Katholieke Universiteit van Leuven.
Op dit ogenblik is er bij deze ethische commissie een dossier ingediend, waarin een aantal pertinente vragen worden gesteld over de praktijken van het bedrijf Union Minière in Congo. Naar aanleiding van het VN-rapport over de diamanthandel in Congo hebben de zes NGO’s deze kwestie aanhangig gemaakt bij de ethische commissie. Ook naar aanleiding van de mogelijke betrokkenheid van het bedrijf Siemens bij de wapenproductie hebben de zes NGO’s een dossier bij deze commissie neergelegd. Betrokkenheid bij de productie van wapens is namelijk in strijd met de beginselverklaring van het CFP. Bedrijven die zich niet aan de beginselen van het CFP houden kunnen ook geen fondsen verstrekken.
Er is inmiddels een begin gemaakt met de uitwerking van de ethische beginselverklaring. Hierbij zijn ook een aantal syndicalisten van het ABVV en het ACV betrokken en vertegenwoordigers van de ‘Schone Klerencampagne’ en GRESEA. Ethibel zal eveneens worden aangezocht.
Deze beginselverklaring moet een zeer concreet controle-instrument zijn. De bedrijven, die aan het CFP deelnemen moeten de principes van de Verenigde Naties naleven en de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie: geen kinderarbeid, geen dwangarbeid, geen discriminatie op basis van ras of geslacht, vakbondsvrijheid en respect voor het minimumloon.
Een belangrijke lacune in deze beginselverklaring is het ontbreken van de noties ‘milieuzorg’ en ‘recht op ontwikkeling’. GRESEA bekijkt op dit ogenblik welke internationale en nationale normen en regelgeving er op dit vlak voorhanden zijn. In België wordt op dit ogenblik het politiek debat nog gevoerd over de invoering van een label ‘verantwoord ondernemerschap’. Ook op Europees vlak is men hiermee bezig.
Op basis van de bevindingen van GRESEA zullen de zes NGO’s van het CFP een beslissing nemen over de ethische beginselverklaring, waarbij ze vooral zullen moeten waken over de praktische werkzaamheid ervan.
De bedrijven die niet beantwoorden aan deze beginselverklaring kunnen niet aan het CFP-initiatief deelnemen. Als dat toch het geval mocht zijn, zullen de betrokken NGO’s hun conclusies moeten trekken."
Kunnen de NGO’s de vakbonden nog recht in de ogen kijken?
"Wij zetten in alle geval onze dialoog met de vakbonden verder. Met hen praten wij ook verder over de vraag wat de beste relaties zijn van de NGO’s met de werknemers van de bedrijven die bij het CFP zijn aangesloten. Dat zal zeer nuttig zijn voor het geval er in een van deze bedrijven sociale conflicten ontstaan of stakingen uitbreken. Het ideale discussieforum hiervoor is de ondernemingsraad. De NGO’s willen relaties met de werknemers van deze bedrijven via hun vakbonden.
En tenslotte nog dit: de NGO’s willen dat de bedrijven hun bijdragen tot het CFP inschrijven als bedrijfskosten. Deze bijdragen mogen in geen geval afhankelijk worden gemaakt van de winstresultaten van de bedrijven.
Ook wat het sociale imago van de bedrijven betreft zullen we permanent een dialoog onderhouden met de vakbonden in het Noorden en in het Zuiden.
Op geen enkele wijze zal de deelneming van Oxfam-Solidariteit aan het CFP de kritische en strijdbare ingesteldheid van onze organisatie ten opzichte van de multinationals in het gedrang brengen. Oxfam-Solidariteit zal, zoals in het verleden, samen met haar partners in het Noorden en het Zuiden, de arbeidsverhoudingen binnen deze bedrijven kritisch blijven volgen, net zoals hun praktijken inzake sociale rechten, werkloosheid, milieu, vrede (hun betrokkenheid bij de wapenproductie) en ontwikkeling (privatisering van maatschappelijke basisvoorzieningen en openbare diensten, voedselveiligheid). Net zoals in het verleden blijft Oxfam-Solidariteit vechten tegen de neoliberale globalisering van de wereldeconomie en blijft zij zich met veel energie inzetten voor een andere mondialisering, die gebaseerd is op internationale solidariteit. Net zoals in het verleden, blijft Oxfam-Solidariteit de nadruk leggen op de rol van de overheid en de politiek en op het belang van het engagement van de staat (openbare diensten, onderwijs, gezondheidszorg, voedselveiligheid, ontwikkelingssamenwerking).
En voor alle duidelijkheid: mocht Oxfam-Solidariteit er (samen met de andere NGO’s) niet in slagen het CFP in de hierboven geschetste juiste banen te leiden of op bevindingen stuiten die indruisen tegen onze fundamentele visie, dan ligt de conclusie voor de hand : uit het CFP stappen. De discussie wordt sinds het begin binnen de geëigende organen van Oxfam-Solidariteit gevoerd: de Algemene Vergadering en de Raad van Beheer."
(Uitpers, juni 2001)
(*) Stefaan Declercq is secretaris-generaal van Oxfam-Solidariteit