Ik heb het in een vorig nummer van Uitpers al eens gehad over de Palestijnse za’atar die de wereldwinkels verkopen en hoe er volgens mij wat schort aan de manier waarop dit gebeurt: die za’atar (wilde tijm) wordt door vrouwen uit de buurt van Jenin (Westelijke Jordaanoever) in het wild geplukt en dan gecommercialiseerd in Europa door een organisatie die Sindyanna heet, met zetel in Tel Aviv-Jaffa.
Oxfam importeert die als een product afkomstig uit Israël. Ik vond dat niet kunnen omdat het de koloniale verhoudingen in Palestina bestendigt. Israël bezet Palestina en laat niet toe dat de Palestijnen zelf hun producten naar Europa exporteren. Dat moet altijd gebeuren via een Israëlische tussenpersoon. Deze koloniale verhouding wordt volgens mij door Sindyanna in stand gehouden. De reactie van Oxfam-wereldwinkels was toen: maar Sindyanna doet aan ‘fair trade’ en heeft de beste bedoelingen met de Palestijnen. Sindyanna is trouwens de naam van een boom in Galilea die joden en Palestijnen gemeen hebben. Aan die bedoelingen twijfel ik niet. Maar die paternalistische verhouding zit mij dwars, waarom moet er absoluut een Israëlische tussenpersoon zijn, ook al is dit een welwillende organisatie vol goede bedoelingen?
Maar nu het vervolg. Ik zie in mijn Brusselse wereldwinkel zeep van olijfolie liggen, ook gecommercialiseerd door Sindyanna, “produced in Nablus” en Oxfam heeft er nog een etiketje bij gedaan: made in dignity, Palestine. Nu ken ik die zeep uit Nabloes. 35 jaar geleden heb ik zo’n zeep gekocht in de lokale fabriek en nog niet zo lang geleden heeft mijn dochter mij nog een stuk meegebracht, niet verpakt in de wikkel van Sindyanna, maar in de oorspronkelijke wikkel van de fabriek. Zo’n mooi ouderwetse wikkel gemaakt van geolied papier en daarop in het Arabisch gedrukt: Zeep uit Nabloes, gemaakt door de fabriek van Hassan Tuqan en in het Engels ‘for bath & wash”.
Waarom kan dat fabriekje niet rechtstreeks aan Oxfam leveren, zonder weer zo’n Israëlische tussenpersoon? Dat is toch wat ik van ‘fair trade’ heb begrepen: laat de producenten rechtstreeks leveren, zonder tussenpersonen die de dominante handelsstructuren in stand houden. Niet dat die Palestijnen dat niet kunnen. Al eeuwenlang maakten ze zeep in Nabloes en de oudste statistiek die ik heb teruggevonden dateert uit 1857. Toen exporteerden de Naboelsi’s 1 miljoen okra (= 1.248.000 kg) zeep, vooral naar Frankrijk en Egypte.
Ondanks alle goodwill van Sindyana, houden zij die dominante handelsstructuur, opgelegd door kolonisator Israël in stand. Wat is eigenlijk het verschil tussen bvb. de aardbeien die ik net in mijn Delhaize – met Marokkaanse gerant – heb gekocht van het merk Coral, eerste categorie, “Palestine produce, marketed by Agrexco Ltd.” op het etiket. Ik houd mij aan de boycot. Maar Coral heeft mij er wel ingeluisd, want eens thuis lees ik de kleine lettertjes: Agrexco Ltd, Hahashmonaimstr. Tel Aviv, Israel. Ze hebben daar blijkbaar al gehoord van de boycot en willen ons nu belazeren.
Mijn verhaal is nog niet ten einde. Je moet niet alleen zeuren, maar ook constructief zijn, dacht ik. En via via stelde ik Oxfam voor om Palestijns bier te importeren. Geef toe: za’atar, olijfzeep niet veel Belgen die daar echt in geïnteresseerd zijn, maar bier. Niks zo gemakkelijk om solidariteit te tonen dan een flesje ontkurken en santé zeggen. Het gaat om Taybeh bier. Taybeh wil in het Arabisch zeggen: excellent. Maar Taybeh is ook een klein christelijk dorp bij Ramallah, op de Westelijke Jordaanoever. Het is het enige honderd procent christelijke dorp dat nu nog overblijft in Palestina. Er zijn nog wel heel wat gemengde dorpen in de streek rond Bethlehem en Nazareth, maar Taybeh is het enige dorp waar alleen maar christenen wonen. Het telt nu nog zo’n 1000 inwoners. Nog niet zo lang geleden was dit het viervoudige. De anderen zijn geëmigreerd, vooral naar de Amerika’s.
In 1994 kwam Ramzi Khoury op het idee om een brouwerij op te starten, erg kleinschalig. Ze is nu de enige economische activiteit van het dorp, en houdt zo de mensen af van emigratie. Ze kunnen nog lokaal hun boterham verdienen. Brouwer Khoury wou ook exporteren – zo een grote zuiplappen zijn de Palestijnen nu ook weer niet – maar dat lukte niet. De Israëlische bezettingstroepen lieten hem steevast zijn biervaten open maken om te zien of er geen wapens in verborgen zaten, en als je zo’n vat openmaakt, dan draait het bier en is het enkel nog goed voor de goot. Maar daar had onze Palestijnse brouwer wat op gevonden, hij zocht partners in het buitenland die zijn bier onder licentie brouwden. Zo zette hij de Israëlische bezetter schaakmat en verdiende hij wat, en met hem het hele dorp dat bij de brouwerij betrokken is. In België vond hij brouwerij Strubbe. Nooit van gehoord zegt u, en ook niet van dat Taybeh bier. Nu ja, Marc Strubbe is een kleine, artisanale brouwerij uit Ichtegem, niet echt een partner van Inbev. Dus ik brouwer Khoury gecontacteerd. Die mailt terug: neem maar contact op met Marc en Strubbe zelf mailt mij: ik heb van Ramzi gehoord dat je geïnteresseerd bent in Taybeh bier. Ik denk. Die twee kennen mekaar, dit is eerlijke handel. Gegevens doorgespeeld aan Oxfam. Antwoord van Wereldwinkels (Ilse Fannes): “Taybeh heeft zowat 0% Fairtrade gehalte. De link met solidariteit is niet echt aanwezig.” Ik dacht nochtans dat als je een kleine, lokale, ambachtelijke industrie kan in leven houden en daardoor verdere emigratie uit dat dorp vermijden, dat daar wel enige solidariteit in zat. En dat 0% fair trade gehalte? Omdat Ramzi Khoury een fabriekje heeft? Maar die zeep van Sindyanna, die wordt ook in Nabloes in een fabriekje gemaakt, op de wikkel na, die is natuurlijk het werk van Sindyanna. En het feit dat hier in België een kleine artisanale ondernemer een eerlijke winst op maakt is dat misschien de zaak?
Het Oxfam-bier wordt ook in België gebrouwen (volgens de kratten in Melle) en die brouwer zal daar toch ook een eerlijke winst op krijgen? Ik denk dat er meer ‘fair trade’ zit in die ‘eerlijke winst’ van zo’n artisanale brouwer met goede relaties ginder achter, dan met een organisatie die het koloniale handelspatroon – van Israëlische tussenpersoon – bestendigt. Trouwens Sindyanna is niet alleen de naam van een boom die joden en Palestijnen in Galilea gemeen hebben. Sindyanna was ook een Arabisch dorp dat in 1948 door het joodse koloniale leger is vernietigd en waarop daarna de joodse kolonie Avni’el is gebouwd (en op de rest van zijn grond werd het Ramat Menashe park aangelegd). Misschien is dat wel het echte symbool van Sindyanna, de Palestijnse realiteit maskeren met een Israëlisch etiket.
Wat verduistert de blik van Oxfam? De idee dat Israëli’s en Palestijnen op gelijke voet moeten worden behandeld. Ze vergeten dat het om een bezetter, een kolonisator en een slachtoffer gaat. Ik niet. Ik ben voor de steun aan Palestijnse zelforganisaties, ook binnen Israël, zonder joodse ‘leidinggevende partners’. Als Israëlische joden daar willen aan meewerken, graag! Maar dan als hulpkracht, niet als baas en spreekbuis, en zonder gebruik te maken van dezelfde onderdrukkende technieken als de Israëlische industrie. Joodse ‘verlichte kolonialisten’ die de ‘inboorlingen’ steunen, Nein Danke, La Sjoekraan!.
(Uitpers, nr. 82, 8ste jg., januari 2007)